Naam:
Email:
Artikels


EGYPTE: Cruise op het Nassermeer
PDF Afdrukken E-mailadres

Derde site: New Amada

New Amada ligt op honderdtachtig kilometer van de Hoge Dam van Assoean en telt twee tempels en een graftombe, gelegen nabij de oever van het meer. Bootjes zetten de bezoekers af op amper een twintigtal meter van het eerste gebouw en komen hen een à twee uur later vlakbij de graftombe van Pennoet, ongeveer tweehonderd meter verder, opnieuw oppikken. De reddingsoperatie van de tempel van Amada verliep volledig anders dan die van de andere monumenten die je tijdens een cruise op het Nassermeer bezoekt. Enkel de hypostylzaal werd afgebroken en terug opgebouwd. De andere werden op rails verplaatst naar een plek drie kilometer ten zuiden en vijfenzestig meter hoger. Men liet zich hiervoor inspireren door de reddingsoperatie van het kasteel van Landas en men deed beroep op hetzelfde, Franse, team. Men heeft de bodem onder het gebouw weggegraven, de funderingen ondersteund met balken van gewapend beton, alles vastgebonden met enorme kettingen en op karren verschoven. Die karren werden via drie spoorwegen van honderdvijftig meter lang verplaatst en bij aankomst uitgeladen. Het duurde meer dan drie maanden vooraleer de tempel zijn nieuwe thuishaven bereikt had. De hele onderneming was een ware race tegen de tijd: het water van het meer zou zesennegentig uur voor het beëindigen van de werken zijn hoogste peil bereiken, waardoor men moest overgaan tot de bouw van een tijdelijke dijk in zand.

De Amada-tempel, opgericht onder de 18de dynastie, werd gebouwd in de 15de eeuw v.Chr. en is daarmee, ondanks de sporen van restauratiewerken in de twee daaropvolgende eeuwen, een van de oudste faraotempels van Nubië. Net als zovele andere Nubische tempels, herbergde hij het processieschip van Rê-Hokharty en Amon-Rê, de goden waaraan het gebouw overigens opgedragen is. Vele eeuwen later werd het door de kopten omgevormd tot kerk en werd er een koepel aan toegevoegd. Dat is ook de gedaante waarin een onderzoeker de tempel rond 1740 tekende en waarin Champollion hem, half onder het zand, ‛ontdekte’. Tegenwoordig laat de buitenkant van de relatief kleine (22m lang, 9m breed) en kale tempel niet vermoeden hoe knap het interieur van de zalen, bedekt met bas-reliëfs en nog gedeeltelijk gekleurd, moet geweest zijn. Van de omwalling blijven slechts enkele delen over. Een bescheiden pyloon geeft uit op een hof bedekt met nog oudere zuilen, gevolgd door een hal en vervolgens het heiligdom en zijn zijzalen. Naast de afbeelding van hogervermelde goden en van de verschillende farao’s die achtereenvolgens deelnamen aan de bouw van de tempel (waaronder Ramses II), valt een wel heel bijzonder detail op: boven de deur die toegang verleent op de vestibule prijken naïeve graffiti’s die een karavaan kamelen uitbeeldt, waarschijnlijk in de rots uitgehouwen door nomaden of door pelgrims op weg naar Mekka. De kleine rotstempel van Derr werd enkele meters verderop opgetrokken. Hij komt uit het gelijknamige dorp en was voor de bouw van de Hoge Dam de enige tempel op de oostelijke oever van de Nijl. Ondertussen is hij, net als de andere, verplaatst naar de westelijke oever, een tiental kilometer ten noorden van zijn oorspronkelijke ligging. De werken startten in 1964 en het gebouw werd in honderden stukken versneden. Vervolgens werden ze genummerd, voorzien van een etiket en per boot getransporteerd om op New Amada heropgebouwd te worden.

Van buiten zie je enkel een klein hof, het enige overblijfsel van het buitenste gedeelte van deze tempel gewijd aan de zonnegod die tijdens het begin van de heerschappij van Ramses II opgetrokken werd. Vandaar ook dat enkel de zeventien eerste kinderen hier afgebeeld zijn. Maar Derr is met zijn tweede hypostylzaal, heiligdom en twee andere bijgebouwen uitgehouwen in de rots, nochtans groter dan de vorige (36m lang, 13m breed). De eerste zaal onderging in de 8ste eeuw een aanzienlijke gedaanteverandering: ze werd omgebouwd tot kerk en voorzien van koepels, waar vandaag niets meer van overblijft. De bas-reliëfs van de heldendaden van de farao tijdens de oorlog daarentegen bleven gedeeltelijk bewaard. In de tweede ruimte wijdt Ramses zich aan religieuze ceremonies - her en der bleven de kleuren opvallend goed bewaard. Op de zuilen omhelzen diverse godinnen de farao, terwijl achterin het heiligdom drie door de kopten toegetakelde standbeelden aan zijn zijde tronen. De bijzalen zijn eveneens versierd met mooie etsen die mogelijk in de oorspronkelijke grot gegraveerd zijn. Dat zou ook de ietwat rare volgorde van de verschillende kamers verklaren. Als je de oevers van het meer volgt, bereik je een zandpad dat naar de graftombe van Pennoet leidt. Ook deze is uitgehouwen in de rots en lijkt van ver een beetje op een tipi in aarde. Oorspronkelijk was de tombe uitgehouwen in een heuvel op veertig kilometer ten noorden van de huidige site. Ze werd tusen 1960 en 1963 verplaatst met Amerikaanse subsidies door een team van de Universiteit van Caïro. Opmerkelijk gegeven: Penoet, de heerser van Beneden-Nubië in de 12de eeuw v.Chr., (onder Ramses VI) werd niet begraven in zijn geboorteland, zoals de traditie dat wou voor Egyptische hoogwaardigheidsbekleders. Sommigen vermoeden dan ook dat hij misschien wel van Nubische afkomst was. Wat er ook van zij, hij moet wel belangrijk genoeg geweest zijn om een dergelijke tombe, mooi versierd en ontworpen zoals de toenmalige tombes van Thebe, te verdienen. Links van de ingang is het portret van Pennoet en zijn vrouw gesculpeerd in reliëf. In de zaal illustreren bas-reliëfs het persoonlijke en professionele leven van de hoogwaardigheidsbekleder (rechts) en de begrafenisrites (links, ofte in het westen, waar de zon en het dodenrijk elkaar ontmoeten, vandaar ook dat de necropolen, zoals die van Thebe, zich altijd op de westelijke oever van de Nijl bevinden). Helemaal achterin palmen drie primitieve standbeelden een nis in. Een van hen beeldt Hator uit met een koeienkop.

Qasr Ibrim

Zoals zijn naam al aangeeft, is Qasr Ibrim geen tempel maar een fort. Het is het enige ‛monument’ van Beneden-Nubië dat niet verplaatst werd. Eigenlijk is het niet op een kunstmatige manier van de overstroming gered: aangezien het fort zich weleer bovenop een heuvel bevond, prijkt het nu op een eilandje in het water. Van de vesting en het omliggende dorp resten enkel nog de overblijfselen van een basiliek en de schijnbaar weinig betekenisvolle ruïnes van wat ooit een wachtpost geweest is - met een schitterend en onovertroffen uitzicht op de zeventig meter lager gelegen Nijl. Op ongeveer zestig kilometer van Aboe Simbel en op meer dan tweehonderd kilometer van Assoean, heette Qasr Ibrim eerst Primis. Later noemde men hem Pemede en de Kopten herdoopten hem tot Phrim alvorens zijn uiteindelijke Arabische naam te krijgen. Het fort deed gedurende drieduizend jaar dienst, van het jaar 1000 v.Chr tot in 1812. De omvang van de site neemt af naarmate het waterpeil stijgt en soms is hij niet meer dan een minuscuul eilandje dat de reizigers niet mogen betreden. De overblijfselen worden nog steeds blootgelegd en dat verloopt niet altijd even vlekkeloos aangezien een groot deel ervan regelmatig overstroomd is. Het fort was in de 14de eeuw v.Cht. getuige van de komst van de Egyptenaren en vervolgens van die van de Grieken en de Romeinen (4de eeuw v.Chr.-4de eeuw na Chr.) en de Byzantijnen en werd meermaals omgebouwd en/of gerestaureerd.

Begin 16de eeuw arriveerde een garnizoen Bosnische huursoldaten - waarschijnlijk de meest uitzonderlijke periode uit zijn geschiedenis want naar verluidt vergat men ze eenvoudigweg af te lossen. En dus besloten ze om zich in het dorp te vestigen, te trouwen en zich voort te planten, totdat hun nakomelingen begin 19de eeuw verjaagd werden. De aanwezigheid van deze Bosniërs verklaart, zegt men, waarom sommige Nubiërs blond haar en blauwe ogen hebben. Nog zo’n klein mysterie: aan de ruïnes van de Taharqa-tempel heeft men de overblijfselen van een nog oudere kerk teruggevonden. Een deel van het altaar zou nog naar wierook geroken hebben...De opgravingen legden tevens de overblijfselen van een stad bloot en men ontdekte er honderden glazen en kruikjes uit de 4de eeuw v.Chr. , waardoor men evenwicht ervan uit mag gaan dat de stad minstens één taverne rijk was. Een kathedraal, waarschijnlijk gebouwd tussen de 7de en de 10de eeuw en omgebouwd tot moskee na de aankomst van de Bosniërs, heeft een ereplaatsje in het centrum van het eiland (en stond dus vroeger op de top van de kaap). Grote delen muur, bogen versierd met roosvensters, een koornis, schepen en een trap die naar de cryptes leidt hebben de tand des tijds en de islamitische invloed weerstaan. De cruiseboten houden er een twintigtal minuten halt zodat de passagiers van op het bovendek de overblijfselen van deze garnizoensstad, een christelijk domein in een moslimwereld, kunnen bewonderen.



Laatst aangepast op woensdag, 07 april 2010 12:32