Naam:
Email:
Artikels


SPANJE: Gran Canaria
PDF Afdrukken E-mailadres

Rond Las Palmas

De weg die vanuit Las Palmas naar het binnenland voert, doorkruist eerst Tafira Baja, een residentiële buitenwijk. Hier bevinden zich de universiteit van Gran Canaria en de botanische tuinen. Deze zijn gedeeltelijk aangelegd op de steile wand van de barranco en bevatten een mooi staaltje van Canarische flora soorten. Gegoede families hebben zich vooral hogerop gevestigd, in Tafira Alta, te midden van een heuvelachtige omgeving van groene en bloemrijke heuvels. Je waant je hier aan de Amalfitaanse kust: mooie honderdjarige huizen en villa’s zijn omgeven door tuinen die tot tegen de heuvelflanken oplopen. Hoewel de regio nog steeds de Vino del Monte, een muskaatachtige wijn, produceert, zijn de wijngaarden hier schaarser. De hoge levensstandaard in Tafira Alta maakt er het meest elitaire plaatsje van het eiland van. Meer dan een eeuw geleden, nog voor het heliotropisme en de mode om vakanties aan zee door te brengen, opdook, kwamen de meest gefortuneerden hier tijdens de zomermaanden een frisse neus halen in hun buitenverblijf. Ook rijke Britten lieten hier prachtige woonhuizen optrekken. Deze pareltjes zijn herkenbaar aan hun Liberty-stijl. Om de charme van het landschap ten volle te appreciëren, moet je naar de uitzichttoren die de Caldera de Bandama, een krater met een diameter van 1 kilometer en een diepte van 200 meter, domineert. Van op 600 meter hoogte kijk je uit over het oudste golfterrein van Gran Canaria, aangelegd door Engelsen aan het begin van vorige eeuw. In het weekend is Santa Brigida, iets verderop, een halte waard. Landbouwers komen dan hun fruit, groenten en bloemen verkopen op het marktplein. Een bezoek aan het Casa Museo Cho’Zacarias in Vega de San Mateo loont daarentegen niet echt de moeite. Dit hotel-restaurant beweert de bezoekers een museum van het Canarisch agrarisch leven te bieden, maar de tentoonstelling van gereedschap en namaak Canarische woonhuizen dient een louter commercieel doel. De veemarkt en de medicinale plantenmarkt vergasten je dan weer op een geurige en luidruchtige sfeer. Eenmaal voorbij Vega de San Mateo betreden we het centrum van het eiland. De wegen volgen er de grillen van het reliëf tot hoog in de wolken. Het landschap verandert: de terrasvormige velden rond het witte dorp Las Lagunetas maken geleidelijk aan plaats voor de Pinos de Gáldar, een uitgestrekt dennenbos. Een paradijs voor wandelaars.

Het noorden

Na het toeristische zuiden en het droge oosten verkennen we het vochtigere, groene noorden. Velden in terrasbouw bedekken de flanken van de bergen en tussen de bananenplantages op de kustvlakte duiken hier en daar dunbevolkte dorpjes op. Na Las Palmas dat zich rond zijn haven in het noordoostelijk puntje van het eiland ontwikkeld heeft en na Telde, de voormalige hoofdstad, is Arucas de derde belangrijkste noordelijke stad. Ze bevindt zich wat afgelegen van de kust, in de ‘droge vallei’ die paradoxaal genoeg de meeste neerslag te verwerken krijgt. Vroeger behoorden alle bananenplantages toe aan de markiezin van Arucas. Vandaag heeft de teelt zich gediversifieerd en kan het gros van de bevolking ervan leven. Hoewel het suikerriet volledig verdwenen is, wordt hier nog steeds rum gemaakt, met uit de Antillen ingevoerde suiker. Arucas leeft met andere woorden eerder van de landbouw dan van het toerisme. De stad heeft dan ook niet zo heel veel te bieden aan bezoekers met uitzondering van haar indrukwekkende kathedraal en een belvedère (Montana de Arucas) met een uitzicht van 360̊ tot aan de oceaan en Las Isletas. De San Juan kathedraal torent boven de steegjes uit en lijkt wel een kasteel uit zwart zand dat per vergissing tussen de witte huisjes is opgetrokken. De eerste steen van dit gebouw met gotische allures werd in 1909 gelegd. Bij gebrek aan voldoende steenhouwers, werd het gebouw pas recentelijk afgewerkt. Een ambachtsman wijdde er zijn hele leven aan, maar slaagde er niet in het ambitieuze werk te voltooien. De charmante pleintjes die de kathedraal omgeven, de mooie koloniale huizen en Canarische woonhuizen zonder balkons waarvan de hoeken versierd zijn met grote basalten gehouwen stenen vormen een knap geheel.

Een toeristisch treintje (Platano Express) vertrekt aan de kathedraal en voert de bezoekers naar de belvedère en een plantage, maar is niet meteen een aanrader. Buiten de stranden van Las Palmas heeft het noorden zich, evenmin als het oosten of het westen, opengesteld voor het toerisme. Wellicht omdat het klimaat er minder zacht is dan in het zuiden en omdat de landbouw volstaat voor het levensonderhoud van de bewoners. De kustweg loopt bijgevolg langs kleine keienstranden waar enkel lokale surfers zich komen uitleven. De weg moet af en toe barrancos overbruggen. Na de Puente da Silva (die alle records breekt qua zelfmoorden) klimt de weg en volgt ze de rotsachtige kust. De weg slingert door Santa María de Guía, een voormalige wijk van Gáldar die nu een stadje op zich is. Het historisch centrum met zijn geplaveide steegjes telt nog enkele traditionele huizen en een kerk (1607) boordevol kunstwerken van Luján Pérez, ongetwijfeld de bekendste Canarische kunstenaar. De plaatselijke specialiteit is de queso de flor, een kaas op basis van koe- of geitenmelk en artisjokharten. Gáldar verrijst op de flanken van de 424 meter hoge Pico Gáldar. De Guanche-koningen leefden er in een soort paleis dat, tijdens de Spaanse veroveringen, vervangen werd door een kapel en nog later door de Santiago de los Caballeros-kerk. Bezienswaardigheden zijn de Plaza Principale, de kerk met drie schepen (Santiago de los Caballeros, 1778), het Ayuntamiento (gemeentehuis) met op een binnenplein een driehonderdjarige drakenboom en het Casa Museo Antonio Padrón (1920-1968) waarvan de schilderijen de hoofdthema’s uit de Canarische schilderkunst illustreren. In 1873 werd in het stadscentrum de Cueva Pintada ontdekt, een grot waarin prehistorische voorwerpen en beenderen werden gevonden. De muren zijn bedekt met rotsschilderingen die men nergens anders op de archipel aantreft. Het mysterie blijft en de site is niet toegankelijk voor het publiek. In het Museo Canario van Las Palmas kan je wel een reconstructie van enkele van de geometrische motieven bewonderen. Vanuit Gáldar vertrekt een kleine weg naar Puerto Sardina (6 km) en zijn zwart zandstrand. Je ontmoet er weinig toeristen. Enkele zeldzame goed ingelichte liefhebbers van visgerechten vormen hierop een uitzondering.



Laatst aangepast op woensdag, 07 april 2010 09:44