Naam:
Email:
Artikels


FRANKRIJK: Uitstapje naar de Bourgogne
PDF Afdrukken E-mailadres

BEZOEK VAN DE BINNENSTAD

Parijs heeft de Eiffeltoren en Beaune heeft het Hôtel-Dieu (beter gekend als de Hospices de Beaune) als trekpleister. Het toerismebureau ligt bovendien aan de overkant van het prestigieuze gebouw en is gehuisvest in de hallen waar woensdag en zaterdag markt wordt gehouden. Hier organiseert men jaarlijks (het derde weekend van november) de beroemde verkoop van de "vin des Hospices" waarvan de opbrengst dient om medisch materiaal te kopen en voor het onderhoud van het gebouw. In 2006 is men reeds aan de 146ste jaargang van de verkoop toe. Het enorme gebouw werd in 1443 opgetrokken. Kenmerkend zijn de glimmende dakpannen die geometrische en polychrome tekeningen vormen. Het gebouw kwam er dankzij Nicolas Rollin (de kanselier van Filips de Goede) en diens echtgenote die met de constructie van het pand een goede daad wilden stellen. De Honderdjarige Oorlog deed heel wat inwoners van Beaune in de miserie belanden. Deze armen konden gratis zorgen en maaltijden krijgen in dit ziekenhuis voor armen dat allesbehalve armzalig oogde: de inrichting was het werk van verschillende kunstenaars. Inspiratiebron voor Rollin waren de "hospices" die hij in Vlaanderen zag. Het gebouw van Beaune is een van de mooiste voorbeelden van de middeleeuwse burgerlijke architectuur. De inkomsten van het instituut waren een jaarlijkse rente geschonken door Rollin en de opbrengst van de bijbehorende wijngaarden. Na de dood van Rollin bleef het Hôtel-Dieu voortbestaan: door de goede reputatie kon de instelling rekenen op vele giften van gulle weldoeners. Het gebouw werd zelfs vergroot en verfraaid. Nu is dit paleis een heus museum met een mooi binnenplein en een apotheek. De slaapzalen die je vandaag bezoekt, werden tot 1971 gebruikt: in dat jaar werden de medische afdelingen overgebracht naar een moderner gebouw.

De buitenkant van het gebouw oogt eenvoudig en sober: een bewuste keuze om niet met de rijkdom te pronken, kwestie van diefstal te vermijden. Een bezoek begint in de "Salle des Pôvres", de oudste en grootste (50 m x 14 m) zaal. Langs de zijmuren staat een rij bedden met houten stijlen die gordijnen dragen. Het gewelfde plafond heeft de vorm van een scheepsromp en is beschilderd met o.a. draken (de hel) en dieren die de menselijke gebreken voorstellen. Twee meesterwerken sierden de zaal: boven de deur hing een Christus in eikenhout (15de eeuw) en in de kapel, aan de andere kant van de zaal, bevond zich een veelluik van Rogier van der Weyden. Zodoende konden de zieken in hun bed de mis volgen, maar nu kan je het veelluik bewonderen in de Salle St-Louis (een zaal die je bezoek afsluit). Andere blikvanger is de Salle St-Hugues, die in 1645 werd opgetrokken met de schenking van een gulle weldoener. Hier staan ook bedden met gordijnen en een koord die de zieken gebruikten om zich aan op te trekken. Je kan er ook een klein altaar en een tiental grote schilderijen bewonderen. Bezoek zeker de keuken waar een automaat in klederdracht "Messire Bertrand" genaamd het draaispit (1698) hanteert… Wandel daarna over de place de la Halle naar de place Carnot (met mooie huizen en terrassen van cafés) naar het Musée du Vin et de la Vie Bourguignonne. Het museum is gehuisvest in het gewezen Hôtel des ducs de Bourgogne (15de eeuw), een schitterend paleis met vakwerk en een charmant binnenplein. Je maakt er kennis met de geschiedenis van de wijn sinds de oudheid, het werk van de wijnboer en een mooie collectie wijnpersen en kuipen (te bezoeken in de 14de-eeuwse "Cuverie"). Het binnenplein van het museum ligt vlakbij de kapittelkerk van Nôtre-Dame waarvan de bouw in 1120 aanving. Hoewel dit gebouw een mooi voorbeeld is van Bourgondische romaanse stijl bezit het gebedshuis elementen uit de gotiek (het kerkportaal en koorafsluiting) en renaissance (de klokkentoren en een kapel met vakzoldering). In de kerk staat een zwarte madonna met kind (12de eeuw) en hangen schitterende 15de-eeuwse wandtapijten van Vlaamse meesters die het leven van Maria in vijf panelen en 19 taferelen uitbeelden. Rechts van de kerk bevinden zich het kloostertuintje en een kleine pastorie. Ook in de omliggende straatjes zijn charmante oude huizen een betovering. Een van deze straten leidt naar de place Monge en het belfort (14de eeuw) met een Vlaams dak dat de hertogelijke kroon draagt. Kuier lukraak door de steegjes en het Bouzaize-park (buiten de vestingwal), de belangrijkste groene zone van Beaune. Beaune biedt naast de historische en architecturale rijkdom nog een ander soort erfgoed: een wijngaard die zich over 450 hectaren uitstrekt waarvan 322 "Premiers Crus" zijn.

Mosterd

Mosterd is meer dan een specerij, het heeft geneeskrachtige eigenschappen: het is bijvoorbeeld een afrodisiacum en is bevorderlijk voor de spijsvertering. Het wordt ook gebruikt in een cataplasma dat ademhalings- en spierproblemen moet verhelpen: men smeerde de rug van de patiënten in met een gele brij. Mosterd werd reeds 3000 jaar geleden gekweekt in China, Egypte (er werden mosterdgranen gevonden in de graven van de farao’s), het oude Griekenland en het Romeinse rijk. Tijdens de Middeleeuwen begon men mosterdgranen te gebruiken in een traditioneel productieprocédé. Mosterdmakers moesten op straffe van een boete een aantal regels in acht nemen. Destijds beperkte de productie van mosterd zich niet tot de Bourgogne (er werd bijvoorbeeld mosterd geproduceerd in Parijs). Opmerkelijk is dat de mosterdconsumptie nooit onderhevig was aan veranderende modes en positie op de sociale ladder. Wat de mosterd van Dijon van de andere onderscheidt is de samenstelling ervan. Het traditionele recept bevat mosterdgranen, azijn en zout. In Dijon verving men de azijn door de zogenaamde "Bourgogne aligoté" die werd geproduceerd als een gewone wijn. Resultaat is een mosterd met een zachtere, maar vollere smaak. Door de nabijheid van de wijngaarden concentreerde de mosterdproductie zich tussen Dijon en Beaune. In de 19de eeuw waren er nog een dertigtal mosterdproducenten in deze streek. Nu blijven slechts twee producenten over: Amora-Maille (de grootste industriële producent van mosterd van Dijon) en de Moutarderie Fallot (de enige producent met een ambachtelijke werkwijze die oude molenstenen gebruikt). Je smaakt het verschil duidelijk: de machines verwarmen de brij snel waardoor deze smaak verliest. Ambachtelijk geproduceerde mosterd smaakt dus scherper. De Moutarderie Fallot betrekt nog altijd gebouwen uit 1840 en je kan er een interessant museum bezoeken. Tijdens het interactieve bezoek leer je alles over de geneeskrachtige eigenschappen van mosterd, anekdotes en productieprocédés. Daarna mag je zelf mosterd maken en proef je vrij onbekende soorten op smaak gebracht met zwarte bessen (een ander streekproduct), dragon, peper, honing en peperkoek… Moutarde Fallot, rue Faubourg Bretonnière 31, Beaune. Info en inschrijvingen voor de rondleiding bij het toerismebureau van Beaune.



Laatst aangepast op dinsdag, 06 april 2010 16:48