Naam:
Email:
Artikels


FRANKRIJK, Reportage in Midi-Pyrénées
PDF Afdrukken E-mailadres

Moissac, hoogtepunt van romaanse kunst

Op de toeristische dienst van Moissac kom je niet alleen toeristen tegen, maar ook bedevaarders, die hier hun Créanciale of pelgrimspas komen laten afstempelen, als bewijs dat ze wel degelijk langs het stadje gepasseerd zijn. Overnachten kunnen pelgrims in het plaatselijke karmelietenklooster. Voor de rest staat hen hetzelfde te wachten als de toeristen: een betoverende ontmoeting met de prachtige abdij, die zelfs Umberto Eco wist te inspireren. Hij baseerde er zijn roman ‘De Naam van de Roos’ op. Volgens sommigen zou het klooster het allermooiste ter wereld zijn. Het complex, vroeger gedeeltelijk omgeven door een deel van de stadswal, was een belangrijk benedictijnenklooster, dat dankzij zijn gigantische landeigendommen een indrukwekkend inkomen had. Daarnaast zorgde ook de hoge kwaliteit van de manuscripten en miniaturen die de monniken hier maakten voor de grote naam en faam van het klooster. Het verklaart wellicht ook waarom Moissac vandaag nog altijd een gereputeerd Centre d’Art Roman heeft. Bij momenten verbleven hier tot duizend monniken: de gebouwen waren dus een pak groter dan nu. Helaas doorstonden ze de tand des tijds niet, of ze moesten wijken voor de aanleg van de spoorlijn. Een bezoek aan de gebouwen valt uiteen in twee delen.

Beginnen doe je meestal met het klooster, dat opvalt door zijn brede gangen, zijn indrukwekkende lengte (maar liefst 40 meter!) en, vooral, zijn 76 zuilen met kapitelen, waarvan er 46 met taferelen versierd zijn. Het maakt van deze plek meteen het belangrijkste klooster met dergelijke kapitelen ter wereld. Wie kiest voor een begeleid bezoek, krijgt een gedetailleerde uitleg over de thema’s en voorstellingen die hier in de romaanse periode in de lokale kalksteen werden uitgehouwen. De gebouwen zelf zijn gotisch van stijl: in de 13e eeuw moest het klooster uitgebreid worden en dus brak men de kapitelen af, om ze vervolgens opnieuw op te bouwen, wellicht op exact dezelfde positie als waar ze voorheen stonden. Tussen de afbeeldingen van water, engelen, martelaren en andere historische figuren door zie je hier ook prachtige planten- en siermotieven, en allerlei dieren uit het romaanse bestiarium. Spijtig genoeg werden de meeste gezichten tijdens de Franse Revolutie ‘uitgevaagd’, op een paar uitzonderingen na, zoals dat van Sint-Pieter – misschien wel omdat de arme man ondersteboven aan het kruis werd genageld, een detail dat de beeldenstormers blijkbaar ontgaan is. Het tweede deel van het bezoek brengt je langs de abdij, met zijn prachtige houten plafond en zijn geel (!) geschilderde muren. Het portaal (1120-1135), waarvan de bas-reliëfs de Apocalyps volgens Johannes uitbeelden, is echt een pareltje, erg typisch voor de overgang van romaanse naar gotische stijl. Heel apart zijn ook de vormen van de poorten, die uitgeven op twee charmante pleintjes vol restaurants. De andere bezienswaardigheden van Moissac liggen vooral langs het water, tussen de Tarn en het Canal des Deux Mers, dat in 1850 werd afgewerkt. Erg apart bijvoorbeeld is de kanaalbrug, die het kanaal over de rivier laat lopen. Vlakbij het centrum vind je nog een kiosk (Uvarium), een verre herinnering aan de kuuroordambities die de stad ooit had. Voor de Tweede Wereldoorlog uitbrak, kwam men hier immers voor kuren op basis van druivensap – een fenomeen waarvoor de plek een voorloper bleek te zijn… Er waren zelfs plannen om een heus kuuroord op te trekken langs de oevers van de Tarn, maar daar maakte de oorlog korte metten mee…

Lauzerte

De ‘route départemental’ tussen Moissac en Lauzerte slingert tussen hellingen vol wijngaarden en fruitbomen (vooral pruimen en reine-claude). Hier maakt men geen wijn, men teelt er de beroemde Chasselas de Moissac, een bijzonder smakelijke druif die zelfs een herkomstbenaming kreeg. Al van in de verte kan je Lauzerte zien liggen: het ligt op de top van een heuvel. Het dorpscentrum, ook al uitgeroepen tot een van de mooiste van Frankrijk, ligt helemaal bovenaan. Trekkers die de weg naar Compostella of de GR65 afleggen, moeten hier dus nog een laatste keer doorbijten. De route loopt langs een in terrassen aangelegde tuin, le Jardin des Pèlerins, die is opgevat als een gigantisch ganzenspel met hier en daar geëmailleerde platen die het dagelijkse leven van de bedevaarder illustreren. Eenmaal aangekomen op de top is het genieten van de Place des Cornières, die veel weg heeft van een bastide, met zijn gaanderijen, bogen en oude huisjes uit de 15e tot de 18e eeuw. De huizen zijn opgetrokken in kalksteen, en bieden dus een heel ander uitzicht dan in Auvillar of Montauban, waar men baksteen gebruikte.

Doordat de dorpskern op een uitstekend stuk rots gebouwd is, vind je hier in de omringende straten (de Grand Rue en de Rue de la Gendarmerie) niet het typische dambordplan terug van de bastides, maar er zijn wel mooie middeleeuwse koopmanswoningen te zien uit de 13e en 14e eeuw, die meteen een idee geven van de voorspoed die indertijd in Lauzerte heerste. De gevels zijn wel wat aangepast, maar toch herken je nog de typische kenmerken, zoals de twee openingen in spitsboogvorm, waarbij de grote diende als toegang tot de winkel, de kleinere om naar het verblijf op de eerste verdieping te gaan. Steengroeven bevonden zich hier ondergronds, waardoor men goedkoper en gemakkelijker aan bouwmateriaal geraakte. Bovendien boden de uitgehouwen holtes een ideale vluchtplaats als de stad werd aangevallen of belegerd, én vormden ze een handige opslagplaats voor het graan. Sommige van die kelders, vaak met twee verdiepingen, werden ontdaan van het puin dat zich in de loop der eeuwen had opgestapeld en zijn nu opengesteld voor het publiek (vraag na bij de toeristische dienst).



Laatst aangepast op maandag, 29 maart 2010 10:06