Naam:
Email:
Artikels


CUBA, van oost naar west
PDF Afdrukken E-mailadres

REISROUTE

Cuba is meer dan twaalfhonderd kilometer lang en amper dertig tot tweehonderd kilometer breed. Als je het volledige eiland wenst te bezoeken, moet je er minstens vier weken voor uittrekken. Wil je enkel de mooiste steden bezoeken en door de meest opmerkelijke landschappen reizen, reken dan op minstens tien dagen om het eiland van oost naar west (of omgekeerd) te doorkruisen en van Santiago naar Baracoa, Holguín, Santa Clara, Camagüey, Cienfuegos, Trinidad, Havana en Piñar des Rio te trekken. Maar dan kan je geen lange halte op de stranden van Varadeo of Guardalavaca inlassen. Het worden gegarandeerd tien intense dagen met een goedgevuld programma aan boord van een huurwagen of een toeristenbus. Het transport is een van de grootste problemen waar de reiziger mee te kampen krijgt, tenzij je genoegen neemt met een plekje in een overvolle lokale bus of een oncomfortabele rit in een kar. Welk transportmiddel je ter plaatse ook kiest, opteer sowieso voor één binnenlandse vlucht, bijvoorbeeld tussen Havana en Santiago. Zo vermijd je een heen- en terugrit op de ruggegraat van het eiland: de autopista die de hoofdstad verbindt met Majagua, halfweg tussen de twee uitersten van het eiland.

Santiago de Cuba

Santiago de Cuba, gelegen op zo’n duizend kilometer van Havana, is de tweede belangrijkste stad van Cuba en de hoofdplaats van de gelijknamige provincie, de meest bergachtige van het eiland. De hele regio - die tevens het hoogste punt, de Pico Tarquino met zijn 1.974 meter, omvat - is getekend door de geschiedenis. Talrijke plekken en herdenkingsmonumenten illustreren er de periode van de onafhankelijkheid tot aan de revolutie. Santiago, de geboortestad van Antonio Maceo en Frank País (hun geboortehuizen zijn vandaag musea) ontsnapt niet aan deze regel: op de Plaza de la Revolución, buiten het historisch centrum, waakt een enorm ruiterstandbeeld van Antonio Maceo over metalen, verroeste balken die alle richtingen uitwijzen, alsof ze uit de lucht gevallen zijn of de laatste overblijfselen van een enorme bouwwerf zijn. Eigenlijk stellen ze gigantische machettes voor, eentje voor elke held die tijdens de glorieperiode van de Revolución Cubana gesneuveld is. Dichter bij het histrorische centrum ligt de Cuartel Moncada, een mooie art deco kazerne die getuige was van de eerste aanval van Fidel Castro tegen het leger van Batista. Toeristen fotograferen de kogelgaten in de muren, maar weet dat het niet de oorspronkelijke zijn. Men heeft ze gereconstrueerd om het onderwerp van het Museo Historico 26 de Julio, dat in de voormalige kazerne ingericht is, kracht bij te zetten. We vermelden ook dat de begraafplaats van de stad enkele bekenden, stuk voor stuk nationale helden, telt: José Martí, die recht heeft op een indrukwekkend mausoleum, Frank País, Carlos Manuel de Céspedes en de familie Bacardí. De distilleerderij van Bacardí is niet langer toegankelijk voor het publiek, nadat toeristen enkele geheimen van het fabricageproces fotografeerden en doorverkochten aan de concurrentie. De Bacardí-winkel is, natuurlijk, wel nog open...

Santiago was tot 1553 Cuba’s hoofdstad. De stad strekte zich sinds 1522 uit over een kustvlakte omgeven door bergen. Voordien lag de stad aan de monding van een rivier, waar Diego Velázquez haar in 1515 gesticht had. Santiago’s haven kende een snelle groei en al gauw stroomden immigranten, vluchtelingen van de omliggende eilanden, toe. Dit verklaart ook waarom de bevolking hier gemengder is dan elders op Cuba. De straten klimmen naar het historische centrum, dat sterke koloniale trekken vertoont maar waar de mooie eclectische gebouwen van het einde van de 19de eeuw en begin 20ste eeuw alle aandacht opeisen. Zo goed als alle bezienswaardigheden liggen tussen het Parque Céspedes en de Plaza Dolores, dat uitvoerig voorzien is van culturele en architecturale parels, met de kathedraal op kop. De versie die je hier ziet dateert van 1818 en werd sinds begin 16de eeuw meermaals heropgebouwd en onlangs gerestaureerd. Verder is ook het Casa de Diego Velázquez de moeite waard. Het is het oudste huis van Cuba (het dateert van de oprichting van de stad) en nu is er een interessant historisch museum in gehuisvest. Nog een knap gebouw aan het Parque Céspedes: het Casa del Gobierno en zijn sobere voorgevel in Moorse stijl. Aan de openstaande deuren zie je de knappe patio en daar zal je genoegen mee moeten nemen, want het paleis herbergt de kantoren van de administratie en is dus niet toegankelijk voor het publiek.

Op een van de hoeken van het plein verrijst het Casa Grande, een hotel van 1914 dat voor de revolutie heel wat bekendheden verwelkomde en nog steeds een van de chicste etablissementen van de stad is. Neem de lift naar het terras op de bovenste verdieping (in tegenstelling tot wat in sommige gidsen te lezen staat, is de toegang niet betalend). Het uitzicht op het Parque Céspedes, het dak van de kathedraal en de omliggende straten strekt zich uit tot voorbij de haven en is de US$2 die je voor een drankje betaalt meer dan waard. Ook van op het balkon van het Museo de la Lucha Clandestina (Calle Padre Pico/Santa Rita) geniet je van een mooi panorama over de stad. Het koloniale gebouw is interessanter dan de tentoonstelling die het herbergt. De expo staat in het teken van de steun die de inwoners van de stad in 1956 aan de revolutionairen leverden. Het museum ligt vlakbij de plaats waar Castro in dezelfde periode een ander offensief leidde: de historische trappen van Padre Pico, uitgehouwen in de heuvel door Haïtiaanse immigranten die zich eind 19de eeuw in deze wij gevestigd hadden. Na de revolutie werden ze beschermd als historisch monument. Ze bieden eveneens een adembenemend uitzicht over de baai en staan garant voor een schilderachtige wandeling die maar weinig toeristen afleggen. Wat de musea betreft, kan je het Museo del Ron (rummuseum), op vijf minuten van het Parque Céspedes (Calle San Basilio 358) gerust overslaan. Het is immers maar een excuus om je een glaasje te laten proeven (en een fles te laten kopen) in de onvermijdelijke boetiek. Hetzelfde geldt voor het Museo Provincial Emilio Bacardí, genoemd naar de bekende Cubaanse rumfabrikant die tevens burgemeester van de stad geweest is. Het museum herbergt een onsamenhangende verzameling archeologische en historische voorwerpen die niet altijd verband houden met het land. Het Museo del Carnaval in de Calle Heredia is daarentegen een bezoekje waard, zeker als je niet in de maand juli in Santiago verblijft en dus het Festival del Caribe (begin juli) en het traditionele carnaval met rumba, conga’s en folkloristische optochten (derde week van juli) mist. In dezelfde straat bevinden zich het Casa de la Trova (op het nummer 206), waar talentvolle amateurmuzikanten terecht kunnen, en het geboortehuis van de dichter José Maria de Heredia, omgebouwd tot een museum en een - vanzelfsprekend - nogal poëtisch getint cultureel centrum.



Laatst aangepast op maandag, 05 april 2010 15:38