De oudste sporen van menselijke aanwezigheid in Cappadocië dateren van het Neolithicum. De Hettieten schreven echter de eerste belangrijke hoofdstukken van de geschiedenis van Anatolië. Dit volk heerste over de streek rond 1200 v. Chr. Daarna volgden verschillende bezetters elkaar op: Frygiërs, Lydiërs, Perzen, Grieken en Romeinen. De steek werd vanaf de eerste eeuw van onze tijdrekening gekerstend en de aanvankelijk clandestiene kerken en kapellen schoten als paddestoelen uit de grond toen het Romeinse Rijk Constantinopel tot hoofdstad uitriep en de christelijke godsdienst in het begin van de 4de eeuw werd toegelaten. Het iconoclasme vormde een pauze van een eeuw (midden 8ste tot 9de eeuw), maar daarna zouden er nog meer gebedshuizen worden opgetrokken. De meesten werden uitgehouwen in de rotsen van de kliffen en in de aardpijlers, bijvoorbeeld in Göreme, Soganli en Zelve. Deze groei duurde tot de 13de eeuw, ondanks de verovering door de Ottomanen en de islam. Beide godsdiensten bestonden vreedzaam naast elkaar en het christendom was sterk aanwezig in de streek, tot de ‘uitwisseling’ van bevolking (1924) tussen de jonge Turkse republiek en Griekenland. Nu is Cappadocië dankzij zijn vulkanische en zeer vruchtbare grond een van de belangrijkste landbouwregio’s van het land. Men teelt er groenten, maar vooral fruit (hoofdzakelijk abrikozen) en druiven. Wijngaarden bedekken het betoverende landschap tussen de aardpijlers en bevoorraden enkele wijnbedrijven die een uitstekende plaatselijke wijn produceren. Ondanks deze troeven is het toerisme uitgegroeid tot de voornaamste economische motor van Cappadocië. Buiten het hoogseizoen (mei, juni en september) is het er rustig en worden de mysterieuze aardpijlers niet overspoeld door massa’s toeristen. Je geniet er dan optimaal van het schitterende licht dat varieert onder invloed van weer en wolken…