Naam:
Email:
Artikels


TUNESIË. Tunis en Sidi Bou Saïd
PDF Afdrukken E-mailadres

De voorsteden en de Golf van Tunis

Met de auto of de TGM verlaat je de hoofdstad via een weg die het meer van Tunis kruist. Dat scheidt de hoofdstad van de voorsteden en moet vanwege de groei van de stad steeds meer plaats ruimen voor nieuwe woonwijken, handelszones en industriegebieden. Bij het naderen van La Goulette zie je rechts de haveninstallaties.

La Goulette

Dit is de haven van Tunis en het strand dat zich het dichtste bij het centrum bevindt. De stad dankt haar naam aan de smalle geul die het meer verbindt met de Middellandse Zee. Door haar strategische ligging was ze altijd al een begeerde prooi. In 1535 veroverde Karel V de stad op de Turken en liet ze versterken. In 1572 viel ze toch weer in handen van de Turken. Het fort diende eerst als verkoopplaats van christelijke slaven en werd tijdens het Franse protectoraat een gevangenis. La Goulette is vanuit toeristisch oogpunt niet echt interessant, maar je vindt er wel goede visrestaurants die bij de Tunesiërs zeer populair zijn. Zo krijg je dus de kans de typische toeristische trekpleisters eens achter je te laten. Wanneer we onze tocht voorzetten naar het westen, langs de Golf van Tunis, komen we bij de woonwijken van Carthago. Ondanks het grote historische belang van deze stad, die in de 9de eeuw v. Chr. werd gesticht door de Feniciërs, houden we er geen halt. De overblijfselen zijn immers niet zo bijzonder, in tegenstelling tot de volgende plek.

Sidi Bou Saïd, blauwwitte romantiek

Sidi Bou Saïd klampt zich vast aan de flanken van de djebel Manar en is gekeerd naar de baai van Tunis. Dit prachtige dorp kun je het beste ontdekken in het laagseizoen, wanneer de lichtrijke steegjes niet gevuld zijn met toeristenhorden die er een paar uur komen slenteren. Probeer hier te overnachten, want ’s nachts is het hier bijzonder rustig terwijl de stille straatjes het rijk van de katten worden. Aan het einde van de middag, zowel in de zomer als in de winter, zit het panoramisch terras van Café Chabaane, dat tegen de heuvel aan boven het kleine haventje verrijst, helemaal vol mensen die er komen genieten van de indrukwekkende zonsondergang in de zee terwijl ze van hun kopje thee nippen. Sommigen komen er ook chicha roken, een grote waterpijp waarop de Tunesiërs verzot zijn. Achter de moskee leidt een hele reeks trappen naar een ander zeer populair etablissement met een Moorse inrichting: het Café des Nattes, dat ’s avonds, wanneer de winkels gesloten en de toeristen vertrokken zijn, zijn authentieke sfeer en plaatselijke bezoekers terugvindt. In het begin van de 20ste eeuw kwamen hier talrijke kunstenaars en schrijvers, die deze zaak naam en faam schonken. Bernanos, Colette, Simone de Beauvoir, Gide, Montherlant, Paul Klee, en voor hen reeds Flaubert, Chateaubriand en Lamartine vielen allemaal voor de charme van Sidi Bou Saïd. Met zijn doolhof van steile steegjes, zijn grillige witgekalkte huizen met hun schitterende blauwe traliewerk en hun kharrajs (kunstig bewerkte tralies voor de vensters) is Sidi Bou ongetwijfeld het meest poëtische plekje van het land. Achter de grote blauwe deuren met hun mooie zwarte spijkermotieven schuilen patio’s vol bloemen waar de heerlijke geur van jasmijnen hangt en waar bougainvilles staan die tot op de straat reiken. In de 19de eeuw was het in Tunesische hogere kringen trendy om hier een prachtig buitenverblijf te bouwen. In 1912 vestigde de schatrijke baron Rodolphe d’Erlanger, een Britse mecenas van Duitse afkomst, zich hier met zijn vrouw en slaagde er in 1915 in het hele dorp te laten beschermen. Hij kocht verscheidene mooie oude woningen, liet ze restaureren en bouwde zijn eigen paleis met daarrond een grote tuin in terrasvorm. De architectuur ervan sluit aan bij de eenvoudige lijnen van de Tunesische traditie, maar het interieur is rijkelijk ingericht in Arabisch-Andalusische stijl.

Intussen is het Palais van baron d’Erlanger, ook wel Dar Ennejma Ezzahra (‘schitterende ster’) genaamd, staatseigendom en omgevormd tot een museum. Het wemelt in deze woonst van de kostbare materialen en uiterst verfijnde decoratieve details. Op de bovenverdieping zijn de kamers ingericht als echte suites, met salon, bibliotheek, badkamer en zelfs een eigen hamam. In de kamer van de baron zijn schilderijen en geschriften tentoongesteld. Deze buitengewone man was namelijk schilder, dichter en musicoloog. Hij publiceerde een zesdelig werk over de Arabische muziek. Een deel van het huis is trouwens gewijd aan een tentoonstelling van Tunesische muziekinstrumenten, waaronder de privé-collectie van de baron. Aan de hoofdstraat staat nog een weelderige residentie die je kunt bezoeken. Dar El Annabi dateert van de 18de eeuw en ook hier laat de soberheid van de gevel niet vermoeden hoe rijk het interieur is: een vijftigtal vertrekken met authentiek meubilair en erfstukken van de familie van de eigenaars. Sidi Bou Saïd dankt zijn naam aan de soufi (heilig man, mysticus) Abou Saïd el Béji, die zich hier in 1205 vestigde na zijn pelgrimstocht naar Mekka. Hij onderwees het soefisme en werd na zijn overlijden in 1231 de beschermheilige van het dorp. De moskee-zawija werd opgericht op zijn graf. Ze werd een religieus centrum en tot 1820 was Sidi Bou Saïd alleen toegankelijk voor moslims. De vuurtoren staat op het hoogste punt van de heuvel, met aan de voet ervan de witte tomben van de begraafplaats. Op deze rustige plek komen maar weinig bezoekers…



Laatst aangepast op donderdag, 09 juni 2011 09:00