Afdrukken
Tweet

Reportage in TUNESIË


Tunis en Sidi Bou Saïd

We laten je kennismaken met een Tunesië ver van het massatoerisme aan de kust. We trekken naar Tunis, waarvan de medina terecht wordt beschouwd als de mooiste van de Maghreblanden en die door de Unesco werd opgenomen op de lijst van wereld-erfgoed. We houden vervolgens halt in Sidi Bou Saïd, het mooiste en meest romantische dorp van het land.

Tunis…

Op het eerste gezicht lijkt de Tunesische hoofdstad een enorme metropool, die te kampen heeft met zware luchtvervuiling door het drukke verkeer, maar als je de stad wat tijd gunt, ontdek je de vele facetten van haar levendige persoonlijkheid. Van de grote, rechte lanen die ze erfde van de Fransen tot de pittoreske doolhof van steegjes in het oude centrum nodigt Tunis uit tot wandelen en tot een kennismaking met een Tunesië dat tegelijk modern en traditioneel is, en in ieder geval minder door het toerisme ontaard dan vele andere steden. Het koloniale centrum Het koloniale centrum Ten oosten van de medina, de Arabische stad, hebben de Fransen vanaf 1880 een moderne stad aangelegd, met brede lanen waaraan grote gebouwen in art nouveau en art deco staan. Onze wandeling begint op het Place du 7 Novembre, op het kruispunt van de Avenue Mohammed V en de Avenue Habib Bourguiba, de centrale verkeersader van het centrum. In het midden van dit grote kruispunt staat de hoge, metalen Tour de l’Horloge. We nemen de Avenue Habib Bourguiba met haar middendeel voor voetgangers aangenaam in de schaduw van grote bomen. Aan beide zijden staan moderne gebouwen in eclectische stijlen. Opmerkelijk zijn onder ander het Hôtel Carlton, aan de rechterkant op nr. 31, en vooral het Stadstheater, links, op de hoek met de Rue de Grèce. Het werd opgetrokken in 1910 en heeft een opvallende art-nouveaugevel met afgeronde hoeken en bas-reliëfs met elegante nimfen. Het ontsnapte ternauwernood aan de afbraak en schittert sinds de opknapbeurt in 2002 weer in al zijn glorie. Vlak naast het theater kun je je in de officiële SOCOPA-winkel een goed beeld vormen van de Tunesische ambachtskunsten. Je vindt er voorwerpen uit alle streken van het land: zilveren juwelen, koralen, uiteenlopende tapijten, koperen objecten, vazen van geblazen glas, meubilair, traditionele kledij…

Verderop zie je tal van caféterrassen met ronde tafeltjes en rotanfauteuils die aan Parijs doen denken. De Avenue Bourguiba eindigt op het Place de l’Indépendance, die je herkent aan de kathedraal van Saint-Vincent-de-Paul, die in 1882 werd opgetrokken in neobyzantijnse stijl. Ertegenover staat de vroegere Résidence Générale (uit 1860), het eerste officiële gebouw van de Franse kolonie. Het huisvest tegenwoordig de Franse ambassade. In het midden van het Place de l’Indépendance staat het beeld van de filosoof en historicus Ibn Khaldoun (1331-1406). In het verlengde van de Avenue Bourguiba ligt de Avenue de France, die naar de Porte de France leidt. Haar Arabische naam is Bab el-Bahr, wat ‘Zeepoort’ betekent; ooit reikte het water immers bijna tot aan de stadsmuren. De herbouwde overblijfselen van de oude wallen dateren van 1848 en komen uit in de medina. De medina van Tunis, een van de mooiste van de Maghreb! Aan de andere kant van de Porte de France beland je in een andere, exotische wereld, waar je ver van het autoverkeer uren kunt kuieren zonder besef van tijd. De Porte brengt je op een groot plein (Place de la Victoire). Rechts bevindt zich een wijk waar maar weinig toeristen komen, maar waar liefhebbers van antiek en brocante graag rondsnuffelen. De Rue Jama ez Zitouna, die omgeven is door winkeltjes en waar het veel drukker is, begint bij de Porte en loopt recht naar het hart van de medina, de Grote Moskee. Die heet Jama ez Zitouna, wat ‘moskee van de olijfboom’ betekent. Ze werd opgericht in 732, in dezelfde periode als de medina, en in de 9de eeuw herbouwd door de Aghlabiden.

In de loop der eeuwen onderging ze andere verbouwingen. De grote gebedsruimte bestaat uit 15 beuken en 6 traveeën waarvan de rondbogen steunen op bijna 200 zuilen en antieke kapitelen, die waarschijnlijk afkomstig zijn van het oude Carthago. De ruimte wordt verlicht door grote luchters van Venetiaans glas. De moskee heeft ongeveer hetzelfde grondplan als die in Kairouan, maar de minaret staat in een hoek van de binnenplaats en dateert van 1894. De binnenplaats zelf is omgeven door een zuilengalerij. Jama ez Zitouna (alleen ’s ochtends toegankelijk, van 8 tot 12 u, behalve op vrijdag) is het belangrijkste heiligdom van Tunis, al staan er in de stad nog wel mooie moskeeën, maar die zijn niet toegankelijk voor niet-moslims. Een ervan is de moskee Sidi Youssef (1616), met haar elegante achthoekige minaret, die bovenaan een overdekt rond balkon heeft. Ze was de eerste in Tunis die in Ottomaanse stijl werd opgetrokken. Haar grondplan stond model voor de moskee Hammouda Pacha (1654), maar die is veel rijker versierd. Het aangrenzende mausoleum heeft een dak van geverniste groene pannen. De benedenverdieping van de Turkse moskeeën van Tunis bestaat traditioneel uit winkeltjes en opslagplaatsen van de Turkse ambachtslui van de omliggende soeks. De moskee Hammouda Pacha diende als inspiratiebron voor de architecten van de moskee Habib Bourguiba in Monastir. Een interessant uitzicht op het centrum de medina en haar moskeeën krijg je vanaf het dak van bepaalde winkels. Op het terras van de prachtige winkel Ed-Dar kun je bijvoorbeeld de Grote Moskee bewonderen. In de wijk van de Grote Moskee vind je ook het complex van de drie medressen: de medresse van de Palmboom en de medressen Bachia en Slimania. Het zijn oude koranscholen die werden opgericht in de 18de eeuw. Ze omvatten studie- en gebedsvertrekken, evenals kamertjes rond een centrale patio waar de studenten verbleven. Hun architectuur is eenvoudig en de decoratie uiterst sober. De medresse Slimaniya is de enige die je kunt bezoeken. Ze werd door Ali Pacha gebouwd ter ere van zijn zoon Slimane, die werd vergiftigd door zijn broer. De medresse Bachiya herbergt de tourbet (familiegraf) van zijn stichter Ali Pacha.

Aan de andere kant van de straat, tegenover de medresse, treed je via een kapsalon binnen in een van de meest populaire etablissementen van Tunis: de hamam Kachachine, waar alleen mannen worden toegelaten. De Rue Tourbet El Bey, links van de medresse Slimania, leidt naar de Tourbet El Bey, het magnifieke mausoleum van de Hoesseinitenprinsen uit de tijd van de regering van Ali Pacha (1758-1782). Het dak bestaat uit verscheidene koepels bedekt met geverniste groene pannen. Het interieur bevat een hele reeks graven van fijn geciseleerd wit marmer waarin de vorsten en hun familie rusten, maar ook hun ministers en dienaren. De muren zijn bedekt met marmer en gekleurde faiencetegels en de gewelfde plafonds bestaan uit minutieus bewerkt plaaster. In dezelfde wijk kun je door een bezoek van het Museum voor volkskunsten en -tradities de Dar Ben Abdallah bezichtigen, een elegante woning die in de 18de eeuw in italianiserende stijl werd opgetrokken. De prachtig versierde vestibule komt uit op de centrale binnenplaats, met daarrond de vroegere slaapkamers waarin nu de museumcollectie is ondergebracht: juwelen, kleren, speel-goed, gebruiksvoorwerpen, religieuze voorwerpen…

Aan dezelfde straat zie je de moskee van de Ververs (1717) en de Dar Othman (1598), met achter zijn indrukwekkende gevel een van de mooiste paleizen van Tunis. Het Bardomuseum Dit is het grootste archeologisch museum van Tunesië. In een oud paleis is een fantastische collectie Romeinse mozaïeken ondergebracht, misschien wel de rijkste ter wereld, maar je vindt er ook talrijke Punische (Carthaagse) kunstwerken. Het museum bevindt zich 6 km van Tunis, aan de weg naar Bizerte. De dars Dars zijn grote, luxueuze traditionele woningen die voor notabelen werden opgetrokken in woonwijken buiten het te drukke centrum. Ze bestaan doorgaans uit drie vleugels, met kamers die uitkomen op een patio. Een eerste vleugel is het verblijf van het gezin, een tweede herbergt de dienstvertrekken zoals keuken, provisiekamer en hamam, en de derde is bestemd voor de gasten. De vierkante centrale patio is bedekt met marmeren tegels en soms omgeven door een doorgang met arcaden. Een bir (put) zorgde voor de watervoorziening. De muren zijn betegeld met traditionele faience. Aan beide kanten van de kamers bevinden zich alkoven met het bed die omgeven zijn door een bewerkt en geschilderd houden paneel. In de rijkste huizen hadden de kamers tegenover de ingang een nis die dienstdeed als salon en die werd geflankeerd door twee kleine privé-vertrekken. Een vestibule leidt naar de skifa, een zigzagvormige ruimte waar gasten konden worden ontvangen zonder dat die zicht hadden op de binnenplaats. Van de straat af bekeken laat niets de omvang en de weelde van het interieur van de dars vermoeden. Vaak bevindt zich aan de straatkant geen enkele venster, of zie je ze alleen op de eerste verdieping. Loggia’s met houten traliewerk verhinderen indiscrete blikken, terwijl de vrouwen op die manier wel kunnen kijken zonder bekeken te worden. De enige echte opening aan de straatkant is de doorgaans grote houten deur, die vaak blauw is geverfd en versierd met grote spijkers in geometrische motieven. Boven de mooiste deuren ligt een latei van bewerkte steen. De soeks De eerste Hafsiden zouden de soeks hebben gesticht in de 13de eeuw, hoewel het grootste deel dateert van de 18de eeuw. Ze omvatten een doolhof van onoverdekte steegjes en afgedekte galerijen, doodlopende straatjes en pleintjes. De soeks het dichtst bij de Grote Moskee zijn ook de oudste. Daar vind je de handelszaken die als de meest ‘edele’ worden beschouwd: boekhandels, juweliers, parfumeurs (soek El Attarine, 13de eeuw) en zijdeverkopers (soek El Koumach). Het interieur van sommige piepkleine winkels is gevuld met togen en bijzonder mooie, veelkeurige kasten van bewerkt hout.

Het vierkante plein in het midden van de soek El Berka (de soek van de borduurwerkers, maar nu vind je er vooral juweliers) was tot 1841 de markt waar zwarte slaven werden verkocht. Iets verderop, in de ateliers, zie je kleermakers, borduurwerkers en fezmakers (dus van de typische rode vilten hoedjes). Die laatste zijn afstammelingen van islamitische immigranten die in de 17de eeuw uit Andalusië hierheen kwamen. Tapijten, dekens en andere stoffen vind je in de soek El Leffa. Vroeger werden de soeks ’s nachts afgesloten met grote houten poorten, waarvan sommige nog zichtbaar zijn. De handelaars en ambachtslui keerden dan naar huis terug, want niemand woonde in deze wijken, die ’s avonds helemaal verlaten waren. Luidruchtige en vervuilende beroepen, zoals smeden en ververs, werden verbannen naar de buitenkant van de medina. Als je auto je niet aan de Porte de France hebt geparkeerd, kun je de medina verlaten via het Place du Gouvernement, waar enkele overheidsgebouwen staan in een vrij geslaagd architecturaal geheel. Het daartegenover gelegen Place de la Kasbah is een reusachtige esplanade, omgeven door links de Kasbahmoskee, voor je het Partijhuis en rechts het Sadikilyceum.


De voorsteden en de Golf van Tunis

Met de auto of de TGM verlaat je de hoofdstad via een weg die het meer van Tunis kruist. Dat scheidt de hoofdstad van de voorsteden en moet vanwege de groei van de stad steeds meer plaats ruimen voor nieuwe woonwijken, handelszones en industriegebieden. Bij het naderen van La Goulette zie je rechts de haveninstallaties.

La Goulette

Dit is de haven van Tunis en het strand dat zich het dichtste bij het centrum bevindt. De stad dankt haar naam aan de smalle geul die het meer verbindt met de Middellandse Zee. Door haar strategische ligging was ze altijd al een begeerde prooi. In 1535 veroverde Karel V de stad op de Turken en liet ze versterken. In 1572 viel ze toch weer in handen van de Turken. Het fort diende eerst als verkoopplaats van christelijke slaven en werd tijdens het Franse protectoraat een gevangenis. La Goulette is vanuit toeristisch oogpunt niet echt interessant, maar je vindt er wel goede visrestaurants die bij de Tunesiërs zeer populair zijn. Zo krijg je dus de kans de typische toeristische trekpleisters eens achter je te laten. Wanneer we onze tocht voorzetten naar het westen, langs de Golf van Tunis, komen we bij de woonwijken van Carthago. Ondanks het grote historische belang van deze stad, die in de 9de eeuw v. Chr. werd gesticht door de Feniciërs, houden we er geen halt. De overblijfselen zijn immers niet zo bijzonder, in tegenstelling tot de volgende plek.

Sidi Bou Saïd, blauwwitte romantiek

Sidi Bou Saïd klampt zich vast aan de flanken van de djebel Manar en is gekeerd naar de baai van Tunis. Dit prachtige dorp kun je het beste ontdekken in het laagseizoen, wanneer de lichtrijke steegjes niet gevuld zijn met toeristenhorden die er een paar uur komen slenteren. Probeer hier te overnachten, want ’s nachts is het hier bijzonder rustig terwijl de stille straatjes het rijk van de katten worden. Aan het einde van de middag, zowel in de zomer als in de winter, zit het panoramisch terras van Café Chabaane, dat tegen de heuvel aan boven het kleine haventje verrijst, helemaal vol mensen die er komen genieten van de indrukwekkende zonsondergang in de zee terwijl ze van hun kopje thee nippen. Sommigen komen er ook chicha roken, een grote waterpijp waarop de Tunesiërs verzot zijn. Achter de moskee leidt een hele reeks trappen naar een ander zeer populair etablissement met een Moorse inrichting: het Café des Nattes, dat ’s avonds, wanneer de winkels gesloten en de toeristen vertrokken zijn, zijn authentieke sfeer en plaatselijke bezoekers terugvindt. In het begin van de 20ste eeuw kwamen hier talrijke kunstenaars en schrijvers, die deze zaak naam en faam schonken. Bernanos, Colette, Simone de Beauvoir, Gide, Montherlant, Paul Klee, en voor hen reeds Flaubert, Chateaubriand en Lamartine vielen allemaal voor de charme van Sidi Bou Saïd. Met zijn doolhof van steile steegjes, zijn grillige witgekalkte huizen met hun schitterende blauwe traliewerk en hun kharrajs (kunstig bewerkte tralies voor de vensters) is Sidi Bou ongetwijfeld het meest poëtische plekje van het land. Achter de grote blauwe deuren met hun mooie zwarte spijkermotieven schuilen patio’s vol bloemen waar de heerlijke geur van jasmijnen hangt en waar bougainvilles staan die tot op de straat reiken. In de 19de eeuw was het in Tunesische hogere kringen trendy om hier een prachtig buitenverblijf te bouwen. In 1912 vestigde de schatrijke baron Rodolphe d’Erlanger, een Britse mecenas van Duitse afkomst, zich hier met zijn vrouw en slaagde er in 1915 in het hele dorp te laten beschermen. Hij kocht verscheidene mooie oude woningen, liet ze restaureren en bouwde zijn eigen paleis met daarrond een grote tuin in terrasvorm. De architectuur ervan sluit aan bij de eenvoudige lijnen van de Tunesische traditie, maar het interieur is rijkelijk ingericht in Arabisch-Andalusische stijl.

Intussen is het Palais van baron d’Erlanger, ook wel Dar Ennejma Ezzahra (‘schitterende ster’) genaamd, staatseigendom en omgevormd tot een museum. Het wemelt in deze woonst van de kostbare materialen en uiterst verfijnde decoratieve details. Op de bovenverdieping zijn de kamers ingericht als echte suites, met salon, bibliotheek, badkamer en zelfs een eigen hamam. In de kamer van de baron zijn schilderijen en geschriften tentoongesteld. Deze buitengewone man was namelijk schilder, dichter en musicoloog. Hij publiceerde een zesdelig werk over de Arabische muziek. Een deel van het huis is trouwens gewijd aan een tentoonstelling van Tunesische muziekinstrumenten, waaronder de privé-collectie van de baron. Aan de hoofdstraat staat nog een weelderige residentie die je kunt bezoeken. Dar El Annabi dateert van de 18de eeuw en ook hier laat de soberheid van de gevel niet vermoeden hoe rijk het interieur is: een vijftigtal vertrekken met authentiek meubilair en erfstukken van de familie van de eigenaars. Sidi Bou Saïd dankt zijn naam aan de soufi (heilig man, mysticus) Abou Saïd el Béji, die zich hier in 1205 vestigde na zijn pelgrimstocht naar Mekka. Hij onderwees het soefisme en werd na zijn overlijden in 1231 de beschermheilige van het dorp. De moskee-zawija werd opgericht op zijn graf. Ze werd een religieus centrum en tot 1820 was Sidi Bou Saïd alleen toegankelijk voor moslims. De vuurtoren staat op het hoogste punt van de heuvel, met aan de voet ervan de witte tomben van de begraafplaats. Op deze rustige plek komen maar weinig bezoekers…


Praktische info

Voor meer info...

Toeristische dienst, Louizalaan, 162 - 1050 Brussel

Tel: 02 6482355

E-mail: Dit e-mailadres is beschermd tegen spambots. U heeft Javascript nodig om het te kunnen zien.

Website: http://www.ontdektunesie.nl

Vluchten naar Tunesië: www.tunisair.com.tn

Laatst aangepast op donderdag, 09 juni 2011 09:00