Naam:
Email:
Artikels


België: Reportage in Lessines
PDF Afdrukken E-mailadres

Van de hemel naar de hel...

Een bezoek aan het Hôpital begint op de kelderverdieping, waar je letterlijk en figuurlijk de stap zet van de buitenwereld naar de 8 eeuwen geschiedenis binnen. Een handvol voorwerpen brengen je alvast in de sfeer: een maquette van de site, de bul van Innocentius IV die de statuten van de armenhuizen vastlegt, een liggend beeld van Arnoud van Oudenaarde in blauwe steen, dat men terugvond in de funderingen (!) van de tweede kapel. Een lift brengt je vervolgens naar een voorstelling van het dagelijkse – uiteraard spirituele – leven van de kloosterzusters van Lessines.

Het kloosterleven

De portretten van de figuren die de geschiedenis hier bepaalden, laten heel goed zien hoe de opvattingen over kunst in de loop van de eeuwen veranderden. Meester-priester Charles Dubois en priores Charlotte Carton zijn nog gelijkaardig afgebeeld, met dezelfde verzekerde blik en dezelfde symbolische voorwerpen (een open boek, teken van eruditie, of een schedel, symbool van vergankelijkheid en dood). Marie-Rose Carouy is al geschilderd in de impressionistische, pointillistische stijl van het interbellum en Agnès Frezin, de laatste overste, staat gewoon op de foto – de vooruitgang weet u wel. De gigantisch grote ruimte waarin we staan, deed ooit dienst als slaapzaal voor de zusters, maar veranderde wel regelmatig van inrichting. Uiteindelijk werd ze opgedeeld in een twintigtal kleinere cellen. Men heeft er twee gereconstrueerd, uit verschillende periodes: een uit de 17e en een uit de 19e eeuw. De eerste ziet er met haar bewerkte meubels eerder weelderig uit. Aspirant-kloosterzusters werden trouwens zorgvuldig uitgekozen door de aartsbisschop: alleen vrouwen uit adellijke of meer gegoede families konden intreden. De ouders gaven hun dochter immers een ‘bruidsschat’ mee, die naar de kloostergemeenschap ging.... Let ook op de voor die periode typische schilderijen in larmoyante stijl in de cel uit de 17e eeuw... Vreemde taferelen Naast verschillende kunstwerken die een godsdienstig gebod uitbeelden, vind je hier ook twee doeken uit de 16e eeuw die op zijn zachtst gezegd ietwat ongewoon zijn. Een ervan stelt de heilige Bernardus voor die melk drinkt uit de borst (!) van de Maagd Maria (of toch een erg levendig beeld ervan). Op het andere prijkt Jezus, met baard, maar in een vrouwenlichaam (met borsten en heupen), omgeven door prioressen (‘Lamentation autour du Christ’, ‘Klaagzang rond Christus’). Het zou een van de enige drie exemplaren ter wereld zijn waarop Christus als hermafrodiet staat afgebeeld, ongetwijfeld als belichaming van de mensheid (mannen én vrouwen). In werkelijkheid brachten de voorstellingen de nonnen maar in verwarring en dus bedekte men de borst van Maria en herschilderde men een iets mannelijkere Jezus. Het was pas toen men de schilderijen begon te restaureren dat men de originelen ontdekte onder de later toegevoegde verflagen.

De 17e eeuw, eeuw van tegenstellingen

Voor het Hôpital Notre-Dame à la Rose was de 17e eeuw een gulden eeuw. De welvarende prioressen volgden mekaar op. Een van hen was Jeanne Duquesne, die als dochter van een zeer gegoede familie prachtige kunstwerken als bruidsschat meebracht. Zij besliste om een extra verdieping te bouwen en maakte ook de noordzijde van de oostelijke vleugel af. Voor haar had Jeanne-Françoise Herwecq al het eerste niveau van de noord- en westvleugels laten bouwen. De invloedrijke dames onderhielden nauwe contacten met de artistieke wereld en brachten heel wat schilderijen en zilverwerk in het gasthuis binnen. De mooiste stukken vallen vandaag nog altijd te bewonderen in de zalen van de verdieping die gewijd is aan de 17e eeuw. Die eeuw had nochtans ook een zwarte kant: overal in Europa braken pestepidemieën uit. Ook Lessines werd twee keer geconfronteerd met de plaag, in 1615-1616 en 1665-1668. Ondanks herhaaldelijk en vergeefs aandringen van de stadsmagistraat weigerde het hospitaal pestlijders op te nemen: de plek werd immers gebouwd voor de armen, niet voor de zieken... Tijdens de tweede epidemie zagen de zusters zich wel verplicht de besmette lijken te begraven. Men liet daarvoor een broederschap van Sint-Elooi komen, dat dankzij zijn beschermheilige de reputatie had de ziekte nooit op te lopen. Er blijven nog veel getuigenissen over uit die periode: een offerbeeld, meubels, zilverwerk, schilderijen,... Een ervan is ‘Saint Eloi guérissant les pestiférés’ (‘Sint-Elooi geneest de pestlijders’), dat goed aantoont hoe men toen over de ziekte dacht: zieken waren in de eerste plaats zondaars die, wilden ze genezen, hun fouten moesten afkopen door te bidden tot Sint-Elooi. Die zou tussenkomen bij de Heilige Maagd, die op haar beurt de Goede Heer zou vragen om die arme sukkelaar te vergeven, en dus te genezen... Opmerkelijk detail: rond de heilige, in de eerste plaats patroon van de smeden, liggen allerlei metalen voorwerpen, die de dokters gebruikten om gezwollen klieren open te snijden of open wonden uit te branden.

Ruimtes vol geschiedenis

Een eindje verder treed je binnen in de ruimtes van de westelijke vleugel, waar men aan de hand van allerlei voorwerpen het leven in het hospitaal illustreert. De balie-bibliotheek telt niet minder dan 2000 oude, kostbare boeken, waarvan de thema’s (85% religieus, 15% medisch) nog maar eens aantonen hoe de zusters lange tijd werden geacht de geest, en niet zozeer het lichaam, te genezen. Hier valt een prachtig Antwerps dressoir in eik en inlegwerk (17e e.) te bewonderen, dat dienst deed als altaar tijdens de geheime missen die hier tijdens de Franse revolutie doorgingen. Interessant om te zien is dat de borsten van een vrouwenbeeldje in bas-reliëf rechts werden gladgeschaafd. Ongetwijfeld omdat zo’n decoratief detail weinig gepast leek eens het meubel begon dienst te doen als altaar... Vlak ernaast liggen de vertrekken van de Monseigneur, een Hilton-suite waardig, maar dan in middeleeuwse versie: een rijk gemeubileerde kamer en een badkamer mét toilet die al erg veel weg heeft van onze wc’s. Het betere adres dus om een luxueuze nacht door te brengen in Lessines. Belangrijke geestelijken bleven hier dan ook logeren, waaronder Fénelon in 1699. Een verdieping lager, op het gelijkvloers, word je weer helemaal ondergedompeld in het seculiere leven: dit is de plek waar de armen werden opgevangen. De ruimtes liggen rond het klooster en de tuin, met prachtige slanke bogen. Je ontdekt eerst het privé-kantoor van Moeder Overste, met een schitterende massief houten deur en de nog originele sloten en lopers. Op een van de schilderijen in de kamer lijken de ogen van een figuur wel hol: het gaat om een spionageportret, waarlangs de priores alles kon zien en horen wat er in de kamer ernaast gebeurde, de ontvangkamer, ook wel de ‘kamer van de vreemden’ genoemd. De laatste ruimte die je ziet voor je naar de grotere zalen gaat is de infirmerie, strikt voorbehouden voor de leden van de gemeenschap. Zusters die een besmettelijke ziekte kregen werden hier in quarantaine geplaatst, tussen vier muren die behangen waren met spirituele schilderwerken. Alleen door te bidden konden ze immers hopen op genezing...

De refter en een kamer vol schatten

De maaltijden, twee keer per dag, waren de enige momenten waarop er gecommuniceerd werd tussen de priores en de zusters. Maar dan wel maar in één richting. De zusters luisterden in stilte naar de bevelen en, vooral, naar de lezing uit het martelaarsboek, dat elke dag het leven van een heilige roemde. Voor verdere spirituele vorming zorgden de indrukwekkende doeken die de Passie uitbeeldden. Veertien zijn er in totaal, geschilderd tussen de 16e en de 18e eeuw, wat meteen de verschillen in stijl verklaart. Op de meeste zijn de welwillende opdrachtgevers geportretteerd, die er nu en dan wat anachronistisch bijstaan, in het Laatste Avondmaal bijvoorbeeld. De indrukwekkende haard in de refter bestaat eigenlijk uit twee delen: ze diende immers ook om de kamer ernaast te verwarmen, het naaiatelier van het armenhuis, waar de nonnen na het eten samenkwamen om lakens te verstellen, wol te spinnen of in stilte te naaien. Vandaag staan de mooiste stukken zilverwerk er tentoongesteld, zowel kerkzilver als seculiere kunstwerken, naast de meest waardevolle archiefdocumenten. De apotheek en de Helkiase van Marie-Rose Carouy Het bezoek sluit af met drie ruimtes in het verlengde van elkaar, waar alles in het teken stond van de verzorging van lichaam en geest: de kapel en de twee ziekenzalen. Voor je er binnenkomt zie je in de kooromgang van het klooster een heleboel flesjes, medicamenten en andere brouwseltjes die de zuster-apotheker prepareerde. Zij kende de werking van planten, die ze plukte in de tuin recht tegenover de huidige ingang (een bezoek dat we ten stelligste kunnen aanraden). Zuster Marie-Rose Carouy, een geniale priores, vond in 1897 een helend antisepticum uit, dat ze Helkiase doopte. De formule zou haar zogezegd door Jezus zelf tijdens een visioen zijn ingegeven. Wat er ook van zij, het mengseltje bleek bijzonder doeltreffend en reisde de wereld rond, tot in Indië en de VS. Al snel werd het gedeponeerd als beschermd merk, waardoor de kas van het armenhuis vlot gespijsd werd. Er zijn nog talrijke getuigenissen van mensen die de verdiensten van het ‘miraculeuze’ middel roemen. Uiteindelijk bleek het om een soort mercurochroom avant la lettre te gaan, dat heel wat steenhouwers behoedde voor amputatie (Lessines telde begin 20e eeuw een twintigtal actieve steengroeven). Het middel werd tot in de jaren 50 gecommercialiseerd. Gezondheid van geest Zoals gezegd moesten armen – vóór ze op verzorging aanspraak konden maken - eerst te biechten gaan, bidden en te communie gaan. De kapel is er dus tot in de kleinste details op gericht om een diepe indruk na te laten, om de zondaar (moet wel, hij is immers ziek) te laten voelen hoe erg zijn fouten wel niet zijn en hem te tonen hoe belangrijk bidden is om zich te zuiveren van zijn zonden. De kapel die vandaag nog te bewonderen is vormt een barok geheel uit de 17e eeuw, één waarin God op alle mogelijk manieren vereerd wordt...

De ziekenzaal van het Ancien Régime

In het verlengde van de kapel ligt de ziekenzaal, die erg lijkt op die van de Hospices de Beaune. De zaal dateert uit het Ancien Régime en kon 10 tot 30 mensen opvangen. Dit was de plek waar de arme alle materiële zorgen kreeg. Dat ging als volgt: eerst waste men zijn voeten, dan gaf men hem een nachthemd en een muts (om te vermijden dat de luizen alle kanten op sprongen). Men wees hem een plaats toe in een bed, vaak al bezet door twee anderen, en men gaf hem twee keer per dag te eten. Dat volstond vaak al om hem – of haar – opnieuw op de been te krijgen. Wat in deze ruimte vooral opvalt zijn niet alleen de hoge vensters, maar ook de rode gordijnen voor de bedden. Beide elementen vallen te verklaren door de middeleeuwse manier van denken. Men geloofde immers dat er allerlei lichaamssappen stroomden in de mens (‘humoren’), die eens ze bedorven waren, uit het lichaam verwijderd moesten worden. Aderlatingen en spoelingen, langs ‘boven’ of langs ‘onder’, met behulp van lavementen, een soort grote spuiten met een laxeermiddel, leken dus het beste middel om het kwaad te verjagen en het evenwicht tussen de humoren te herstellen. In de uitstalkasten in de zaal kan je nog altijd de vroegere instrumenten en remedies bekijken waar men naar teruggreep om de patiënten te ‘genezen’: lavementen, zuignappen, kommetjes voor bloedzuigers, schalen voor aderlatingen, braakwekkende wijn, nux vomica,... Het bloed stroomde dus regelmatig in deze zaal en elke notie van hygiëne ontbrak. Wellicht daarom waren de dekens en gordijnen rood. Dat de vensters zo hoog geplaatst zijn, komt doordat men indertijd geloofde dat de uitwasemingen zich al zwevend verplaatsten. Om de lucht te zuiveren deed men dus tocht ontstaan (liefst hoog in de ruimte): de zaal werd nooit verwarmd, maar men verbrandde kruiden in emmers boven de bedden.

De moderne ziekenzaal

De tweede ziekenzaal ging open in 1825, maar het moderne armenhuis dat je hier te zien krijgt lijkt eerder uit begin 20e eeuw te dateren. De technische vooruitgang van de geneeskunde is hier duidelijk te merken – niet voor niets noemt men de zaal ‘hygiënistisch’. Hier heersen de drie A’s: anesthesie, antisepsis en asepsis. Dat is te merken aan de overdaad van wit, het gebruik van afwasbare materialen, zoals glas, faience, email en porselein, wieltjes onder de bedden om overal te kunnen schoonmaken, individuele spuwbakjes en licht, veel licht. Hout werd dus achterwege gelaten, vanwege niet hygiënisch, en voortaan werden geen schilderijen meer opgehangen – die zorgden toch maar voor stof. Elke patiënt kreeg een minimum aan ruimte en de seksen werden gescheiden voor meer privacy. De Franse Revolutie, en later de industrialisatie met de gesyndiceerde arbeiders, bracht immers vrijheid met zich mee. Sinds 1890 hangt hier dan ook een bordje aan de ingang, met de boodschap dat ‘De zieken kunnen rekenen op geloofsvrijheid. Willen we dat ons geloof gerespecteerd wordt, laat ons dan beginnen met respect voor het geloof van anderen.’ In de praktijk betekende dat dat de religieuze verplichtingen vervielen. Op medisch vlak werden de instrumenten snel beter. Het amputatiemateriaal bestond voortaan uit instrumenten in roestvrij staal. Bij de prothesen ging meer en meer aandacht uit naar de onafhankelijkheid van de patiënt, al is het af en toe nog een beetje knullig, zoals een tentoongestelde kunstarm laat zien: die heeft aan het uiteinde... een vork (!). De anesthesie gooide haar barbaarse kantje af: in plaats van een mokerslag met een stevige slok alcohol kwam de in ether gedrenkte spons – steeds efficiëntere en beter geperfectioneerde methodes dus. Ook de gynaecologie ging er met rasse schreden op vooruit, vooral op vlak van bevallingen en contraceptie. In deze zaal word je dus stilaan teruggebracht naar onze tijd, want veel van de vroeger uitgevonden voorwerpen worden vandaag nog altijd gebruikt. Dat het ooit anders was, mag blijken uit een tekening die voor een van de vensters in de kloosteromgang hangt – één waar vooral mannelijke bezoekers gaan van huiveren. Er staat een instrument op afgebeeld dat men gebruikte tegen nierstenen die in de urinebuis waren komen vast te zitten: een ronde schaar waarmee men gewoon een stukje van de piemel knipte... Lang leve de vooruitgang! Van de wetenschap uiteraard, maar ook van de mentaliteit, die al te rigide religieus denken ver achter zich liet...



Laatst aangepast op maandag, 29 maart 2010 10:20