Naam:
Email:
Artikels


Vier dagen in Istanbul
PDF Afdrukken E-mailadres

Dag 1 en 2: de Sultanhametwijk

Als u van alle wijken er één zou moeten uitkiezen, dan zou het ongetwijfeld Sultanhamet zijn. De ene schat ligt er naast de andere: het Topkapipaleis, de grote moskeeën, de ondergrondse wateropslagplaatsen en de Grote Bazaar. Hou die best voor het laatst zodat u niet de hele dag al uw souvenirs moet meesleuren… Logeert u in een andere wijk dan Sultanhamet, dan kan u best vertrekken aan het station van Sirkeci. Maar niet voordat u een koffie besteld hebt in het ouderwetse restaurant van de Orient-Express. Vergane glorie, oude foto’s en een kelner in livrei voeren u mee naar ver vervlogen tijden, en anders waant u zich hier wel in een of andere oude film… (blijf hier echter niet zitten voor de lunch: de kaart is allesbehalve gastronomisch). Eenmaal buiten volgt u de tramsporen omhoog: zo komt u aan een pittoresk straatje (Sogukcesme Sokak), dat langs de omwalling van het Topkapipaleis loopt. Een tiental traditionele pastelkleurige huisjes in hout schurken er zich tegen de muur aan. De lokale Touring Club zorgde voor de restauratie ervan, en vandaag worden de meeste huisjes uitgebaat als charmehotel. Hier gaat het steil omhoog, maar bijt even door: zo komt u rechtstreeks bij de ingang van het Topkapipaleis…

Het serail van Topkapi is een pracht van een paleis en getuigt van de meest uiteenlopende architecturale genres: van de Byzantijnse kunst tot de empirestijl, met daartussen nog allerlei Ottomaanse invloeden. In elk gebouw zijn andere collecties te bezichtigen, om nog maar te zwijgen over de Harem - een museum op zich -, die zonder twijfel het mooiste deel van het paleis blijft. Sultan Mehmet II de Veroveraar gaf in 1465 de opdracht tot het bouwen van de Harem, twaalf jaar na de verovering van de stad Constantinopel. Het paleis lag op dat moment afgezonderd van de stad, afgescheiden door een omwalling tussen de Gouden Hoorn (een arm van de Bosporus) en de Zee van Marmara, waar de Byzantijnse omwallingen voor bescherming zorgden. Het Topkapipaleis was daarbij zowel de verblijfplaats van de sultan als de zetel van zijn regering. Toen al bestond het paleis uit verschillende hoven, gegroepeerd rond vier binnenpleinen. Eenmaal door de grote poort (de Keizerlijke Poort), betreedt u het eerste hof. Dit deel behoorde vroeger tot de Janitsaren (het elitekorps van de sultan) en herbergt nu de musea voor archeologie en keramiek. Het is pas op het tweede binnenplein dat het serail echt begint: daar werden de buitenlandse afgevaardigden en bezoekers met veel pracht en praal onthaald. Hier huisde ook de ‘Divan’, in een vierkant gebouwtje met koepels, waar de Grote Vizier en de ministers over het lot van het Rijk beslisten.

Ten oosten van het plein lagen de keukens, waarvan je vandaag nog altijd de vele haardvuren kan zien met hun indrukwekkende keukengerei en een kleine 800 stukken Chinees en Japans porselein. Ten westen - achter de zaal waar de sultan audiëntie hield - ligt de meest geheime plek van de serail: de Harem, waar je pas binnen geraakt via een verborgen deur. Vandaag moet je hiervoor een toeslag betalen, en bezoeken kan alleen op vaste tijdstippen en met een beperkt aantal personen. De Harem ademt helemaal de sfeer uit van Duizend-en-een-nacht, en geeft een perfect beeld van het Oosten in al zijn pracht en praal. Niemand mocht hier binnen, behalve de sultan zelf, zijn moeder, zijn vrouwen en minnaressen, prinsen en prinsessen, concubines en eunuchen. De bouw van de Harem begon in de 15e eeuw, maar tot de 19e eeuw werden er allerlei ruimtes en wijzigingen aan toegevoegd, wat meteen een goed beeld geeft van de veranderingen in smaak, stijl en architectuur in de loop van de eeuwen. De Harem is helemaal afgescheiden van de rest van het serail en telt zo’n 300 kamers, binnenpleinen, tuintjes en tal van verborgen trappen en gangen. Naargelang de periode verbleven er tussen de 300 en 1200 mensen, haremwachters meegerekend. Elke ‘hiërarchische groep’ had er zijn plek. Was het paleis het centrum van de stad - en zelfs van het Rijk - dan was de harem het hart van het paleis, met alle intriges en gruwelijke moorden van dien. De belangrijkste persoon was de ‘Valide’, de moeder van de sultan. Alle vrouwen van de harem benijdden haar die positie en hoopten stiekem dat hún zoon ooit de troon zou bestijgen. Zo wordt er verteld dat, van de 103 kinderen die sultan Murat III verwekte, slechts 47 in leven bleven. En als Mehmet II, één van zijn zonen, hem opvolgde, was dat alleen te danken aan zijn moeder, de listige Baffo, die 19 van zijn (half)broers liet vermoorden, om zo de titel van ‘Valide’ te krijgen… Er wàs natuurlijk weinig te beleven in de harem: de vrouwen moesten stuk voor stuk mooi zijn en intelligent, maar uiteindelijk waren ze allemaal gevangen…

In de gebouwen rond de derde binnenplaats zijn vijf magnifieke collecties te vinden. Er is een tentoonstelling over Turkse en islamitische kunst (met boeken, miniaturen, portretten van sultans…), naast een collectie horloges, heilige relikwieën, een prachtig kledijmuseum en vooral de keizerlijke schat, ondergebracht in 4 zalen van de eerste verblijfplaats van Mehmet de Veroveraar. Hoogtepunt van de collectie: de gouden juwelen met smaragden! Enkele smalle doorgangen leiden naar de vierde binnenplaats, die totaal anders is dan de andere drie: prachtige terrastuinen verfraaid met fonteinen en magnifieke paviljoens in Ottomaanse (links) en empirestijl (rechts). Van hieruit hebt u een adembenemend uitzicht, zeker vanuit het café-restaurant Konyali dat traditionele Turkse keuken serveert - niet goedkoop, maar wel degelijk. Vlakbij de Keizerlijke poort van het Topkapipaleis ligt de Aya Sofia, met daar tegenover de Blauwe Moskee en ernaast de mooiste fontein van Istanbul (die van Ahmet III) – ongetwijfeld de meest symbolische gebouwen van de stad. Aan de vier minaretten kan je nog altijd zien dat de Aya Sofia vroeger een moskee was. Ze werd opgetrokken op de plaats van een door Justinianus gebouwde Byzantijnse basiliek, die geplunderd werd tijdens de Kruistochten. Na de verovering van Constantinopel (1453) gaf Mehmet de Veroveraar orders voor zware verbouwingswerken, waarop de moskee uitgroeide tot een van de belangrijkste islamitische centra. Toen Mustafa Kemal (beter bekend als Atatürk) in 1932 de seculiere staat uitriep in Turkije, maakte hij van de Aya Sofia een museum. Sindsdien worden er geen religieuze diensten meer gehouden, ondanks protesten van een deel van de bevolking… Van buitenaf is de Aya Sofia al indrukwekkend, maar binnen is ze nog duizendmaal mooier. Een reusachtige koepel van 30m diameter staat centraal in de immense zaal van wel 55m hoog. De sombere hoofdkleuren contrasteren met het blinkende goud, wat nog versterkt wordt door immens grote symbolen uit de 19e eeuw die vastgemaakt zijn aan de steunpilaren. Ook de moeite: de mozaïeken en het prachtige marmer dat uit alle hoeken van de wereld werd aangevoerd.

Een van de mooiste en bekendste mozaïeken is die van de ‘Maria met Jezus’. Enkele tuinen scheiden de Aya Sofia van de Blauwe Moskee (of sultan Ahmet Camii). Die wordt zo genoemd omwille van de 20.000 blauwe tegels waarmee de binnenmuren bekleed zijn. De buitenkant van het gebouw, grijs van kleur, is van ver te herkennen aan de zes hoge minaretten – uniek in Istanbul. Het monumentale gebouw raakte in 13 jaar tijd (1603-1616) afgewerkt, nauwelijks één jaar voor de dood van de sultan die de opdracht had gegeven. Het is de grootste moskee van de stad en meteen ook het mooiste voorbeeld van Ottomaanse architectuur. De Blauwe Moskee is sober en strak, met symmetrisch geplaatste koepels aan elke kant van het hoofdgebouw. De moskee was oorspronkelijk omgeven door een muur, waarvan alleen het noordelijke deel is blijven staan. Ook het oude hospitaal en de karavanserai zijn verdwenen. De moskee geeft uit op een vierkant plein, omringd door booggewelven, met in het midden een fontein voor rituele reiniging. Er zijn twee ingangen, een voor de toeristen (rechts aan de buitenkant) en een voor de gelovigen (op het plein). Vroeger moest je hier je schoenen achterlaten bij de ingang, maar die bleken in sommige gevallen spoorloos verdwenen...

Daarom krijg je nu een plastic zakje mee voor je schoenen, die je mee binnen kan nemen (vrij en gratis bezoek, behalve tijdens de gebedsuren, geafficheerd aan de ingang). Voor de hoofdingang van de Blauwe Moskee strekt zich een grote esplanade uit met een obelisk in het midden. Vroeger lag hier een hippodroom, maar die werd nog voor de komst van de Turken tijdens de vierde kruistocht verwoest. Gaandeweg werden de ruïnes volgebouwd met andere monumenten, zoals de Blauwe Moskee. Van de Romeinse tijd rest er dus zo goed als geen enkel spoor, behalve dan de vorm van het plein… Op de esplanade ligt ook de ingang naar de ondergrondse wateropslagplaats Yerebatan Sarayi, zeker een bezoek waard. Istanbul telt een zeventigtal reservoirs en fonteinen, maar deze is uniek in zijn genre – het is bovendien ook de grootste van de stad. Vandaar ook de bijnamen van dit reservoir: men noemt het ook wel eens ‘het verdronken paleis’ of ‘de citerne-basiliek’. De grote ondergrondse zaal, gebouwd in de 6e eeuw, heeft een gewelfd bakstenen plafond dat ondersteund wordt door 12 rijen van 28 pilaren (een deel van de zaal werd eind 19e eeuw dicht gemetst), grotendeels versierd met Korinthische kapitelen uit de Byzantijnse periode. Tijdens de restauratiewerken werden ook twee grote Medusahoofden ontdekt die in de loop van de jaren gedeeltelijk onder water zijn komen te staan. Vroeger kon je de ondergrondse zaal bezoeken met bootjes, nu zijn er brugjes. Jammer: met bootjes moet het een pak romantischer geweest zijn… De grote renovatie- en urbanisatiewerken hebben het uitzicht van de Divan Yolu helemaal veranderd: het is een grote, brede, gedeeltelijk autovrije laan geworden. Deze laan brengt je naar de Grote Bazaar (Kapali Carsi). De tram rijdt er, maar het is er prettig wandelen tussen de restaurantjes en winkeltjes. De Grote Bazaar is natuurlijk hét symbool bij uitstek van Istanbul. Het is de grootste overdekte markt ter wereld – al heeft die meer weg van een winkelcentrum dan van een echte ‘markt’ en zijn er veel minder opdringerige verkopers dan vroeger. Meer dan 30.000 mensen werken in dit labyrint van straatjes met antiquairs, handelaars in leer, tapijten, juwelen, koper, kleding of toeristensouvenirs… Vroeger had elke ambacht zijn eigen stek. Vandaag zijn de scheidingslijnen verdwenen, zelfs in de oudste delen (Sandal Bedesten en Iç Bedesten): daar vond je vroeger vooral antiquairs, maar vandaag krioelt het er ook van de verkopers van T-shirts en andere snuisterijen. Wie de Grote Bazaar niet bezocht heeft, kan niet zeggen dat hij Istanbul bezocht heeft. Ook al wil u niets kopen: een wandeling door de souk met al zijn glinsterende en blinkende winkeltjes is een plezier voor het oog. Naast de toeristen komen ook de inwoners van Istanbul zelf er. Sommige adressen zijn zelfs zeer hip geworden, zoals de cafés en shops van Halicilar Caddesi, waar o.a. een mooi winkeltje van artisanaal speelgoed is (Deli Kizin Yeri, op nr. 42), naast Dervi, dat zeep, handdoeken en andere hamamartikelen verkoopt én zijn beroemde concurrent Abdulla (nr. 53). En dan zijn er nog de cafés Fès en Sultan, die altijd vol zitten. In dat soort druk bezochte adressen liggen de prijzen vast: hier moet u dus niet beginnen afdingen, in tegenstelling tot bij de andere winkeliers…



Laatst aangepast op woensdag, 07 april 2010 16:24