Afdrukken
Tweet

VENEZUELA

Het noordwesten: van de kust naar de Andes en de Llanos-vlaktes

Het noordwesten van Venezuela is een streek van contrasten en lokt minder toeristen als Isla Margarita. Van de ouderwetse badsteden die er sinds het vertrek van de Amerikaanse toeristen in de jaren 1970 een troosteloze aanblik bieden over het spectaculaire Andes-gebergte tot de uitgestrekte Llanosvlakten die meerdere maanden per jaar blank staan: je ontdekt er zeer verschillende landschappen, volkeren en culturen. De koloniale steden zijn minder mooi als in Mexico, de Andes minder indrukwekkend als in Peru en de stranden minder idyllisch als op Cuba, maar de verscheidenheid aan landschappen is verrassend en het onthaal van de bevolking gastvrij. Kortom: troeven genoeg om met onvergetelijke ervaringen (zoals de beklimming van de Pico Espejo met de langste kabelbaan ter wereld) huiswaarts te keren!

Beknopte geschiedenis

Het is weinig geweten, maar Venezuela was het eerste gebied van Zuid-Amerika dat door Christoffel Columbus werd ontdekt in 1498. Daarna volgden andere ontdekkingsreizigers die naar het noorden trokken tot aan de baai van Maracaibo. Toch toonde Spanje weinig interesse voor het land: omdat de bevolking primitief was, ging de Spaanse kroon er van uit dat er minder rijkdommen voor het rapen lagen als in de streken waar hoogstaande beschavingen als de Maya’s, Inca’s en Azteken leefden. Bovendien waren sommige indianen bijzonder wrede kannibalen… De kolonisten vestigden zich er toch in de loop van de 16de eeuw, maar het gebrek aan levensmiddelen leidde tot moedeloosheid en Karel V verkocht zijn gronden aan Duitse bankiers om zijn schulden te betalen. Maar ook de banken wisten niet wat gedaan met de grond en gaven het gebied 20 jaar later terug aan Spanje. De kolonisering werd moeizaam voort gezet. Het land was te groot en de macht centraliseren bleek onmogelijk. De kusten werden bovendien vaak aangevallen door Franse en Engelse piraten en de Hollandse slavenhandelaars die de “arbeiders” leverden aan de plaatselijke planters. Het Spaanse moederland plaatste de economie van de regio onder het toezicht van de (Baskische) Compagnie van Caracas, een organisatie die slechts een halve eeuw bestand was tegen het groeiende ongenoegen van de Venezolaanse bevolking die genoeg had van dit commerciële monopolie. Resultaat: de “Compagnie” werd afgeschaft en de kolonisten mochten opnieuw vrij handel drijven. Daarna volgde een lange periode van onafhankelijkheidsoorlogen. De creolen van Caracas, die van een grotere onafhankelijkheid genoten dan elders, waren ontevreden over de poging om een nieuwe koloniale overheid te creëren en riepen in 1811 een eerste republiek uit. Maar er waren nog te veel royalisten, vooral bij de Llaneros (de bewoners van de uitgestrekte vlaktes van de Llanos) die niet opgezet waren met de machtige positie van de creolen van Caracas.

De eerste republiek viel amper 10 maanden na het ontstaan ervan en het was wachten op de terugkeer van Simon Bolivar om een tweede onafhankelijkheidstrijd op gang te trekken die tot het ontstaan van de tweede republiek (1813) zou leiden. In 1814 maakte een nieuwe machtsstrijd een einde aan de “nieuwe” republiek: de royalisten hadden opnieuw de steun gekregen van de Llaneros door hen grond te beloven. Maar het waren echter loze beloftes en Bolivar besefte toen dat dit het goede moment was om het vertrouwen van de llaneros te winnen. De oorlog duurde jaren en Spanje capituleerde pas in 1823 na een strijd die vele mensenlevens en veel geld had gekost. Venezuela was vrij, maar bankroet. Bolivar, die ook Colombia “bevrijdde”, verenigde beide naties in de republiek Gran Colombia, centraliseerde de macht in Bogota en was van plan om deze natie uit te breiden met de andere “vrije” landen. Dit was niet naar de zin van de Venezolanen, vooral de Llaneros, die aangevoerd door generaal Paez, weigerden om aan deze autoriteit te gehoorzamen. Dit verzet betekende het einde van de dromen van Simon Bolivar en Gran Colombia. Venezuela werd echt onafhankelijk en Paez werd in 1831 benoemd tot de eerste president van het land. Bolivar werd tot ballingschap gedwongen en overleed in 1890. Hoewel hij zijn ambitieuze plannen niet kon uitvoeren, is Bolivar in veel landen van Zuid-Amerika (Venezuela incluis) de “grote bevrijder” en ’s mans standbeeld staat op bijna elk stads- en dorpsplein.

Tijdens de eerste 15 jaar werd een stabiele basis gelegd voor het land en de slabbakkende economie uit het slop gehaald. De bloeiende landbouwsector en de grootgrondbezitters speelden een grote rol in deze economische wedergeboorte. Maar volgens een deel van de bevolking was de regering te behoudsgezind en generaal Monagas, naar eigen zeggen een vooruitstrevende ziel, greep in 1846 de macht. De nieuwe machthebber ontpopte zich snel tot een tiran. Hoewel hij de slavernij had afgeschaft, gaf hij de gewezen slaven geen burgergerechten. In 1858 zetten de Venezolanen (liberalen en anderen) Monagas af, maar de vorming van coalities was nog altijd problematisch. Vervolgens brak de burgeroorlog (de federale oorlog) uit. Het gewapende conflict duurde 5 jaar en eindigde in een chaotische situatie. In 1870 greep generaal Guzman Blanco de macht met behulp van zijn leger en legde een autoritair beleid op. Het nieuwe regime was wel vooruitstrevend op gebieden als godsdienstvrijheid, onderwijs (het werd gratis en er werden veel scholen gebouwd), de aanleg van banen en andere verbindingswegen. Maar de generaal werd door zijn leger afgezet en dit was het begin van een reeks militaire dictaturen. De meest wrede junta was deze van Gomez die in 1908 met de hulp van de Verenigde Staten een bloederige staatsgreep pleegde. Dit was het begin van wat wellicht de meest rampzalige periode uit de Venezolaanse geschiedenis was. Gomez was volgens bepaalde geruchten de natuurlijke vader van Stalin (de gelijkenis met de Russische dictator was naar verluidt treffend. Stalins’ moeder, een Russische ballerina zou Gomez hebben ontmoet tijdens een tournee door Zuid-Amerika…) en was een wreed en op rijkdom belust man. De ontdekking van olielagen begin jaren 1920 verbeterde de economische toestand amper. De president verkocht de meeste vindplaatsen van olie aan buitenlandse maatschappijen: op die manier kon hij de buitenlandse schuld betalen en stak hij de rest van de opbrengst in zijn zak.

Na Gomez volgden andere minder wrede, maar even corrupte regimes. Tijdens de Tweede Wereldoorlog sloeg Venezuela er in om nieuwe akkoorden te sluiten met de oliemaatschappijen en kon de regering taksen en royalty’s innen waarmee de ontwikkeling van nieuwe economische sectoren kon worden gefinancierd. Een militaire staatsgreep betekende het einde van een periode van hervormingen. De nieuwe dictator Jimenez, herinnerde de bevolking aan de pijnlijke junta van Gomez: de oppositie werd monddood gemaakt, er werd gefolterd en de nieuwe leider was bijzonder megalomaan. Maar het ongenoegen binnen het leger groeide en in 1957 (9 jaar naar de staatsgreep) moest Jimenez op zijn beurt vluchten. Dit was een periode van belangrijke veranderingen: een tweepartijenstelsel loste het conflict op tussen de twee heersende strekkingen in Venezuela en het land werd een democratie. De presidenten volgden elkaar zonder slag of stoot op. Daar kwam een einde aan toen president Perez in 1993 na een schandaal werd afgezet en voor corruptie werd veroordeeld. Zijn opvolger Rafael Caldera stond voor een moeilijke opdracht want er waren heel wat ontevreden burgers en stakingen. Deze onrustige periode leidde tot een zekere sociale vooruitgang. In 1998 werden de presidentsverkiezingen gewonnen door kolonel Chavez die nauwe banden onderhield met Castro. Hij beloofde veranderingen en het uitroeien van de corruptie. De nieuwe president wijzigde eerst de grondwet: het tweekamerstelsel werd vervangen door een eenkamerstelsel, de regeerperiode van de president werd verlengd en het staatshoofd was voortaan herkiesbaar. Chavez werd in 2000 herkozen, maar zijn politiek (vooral zijn banden met Castro en zijn bezoeken aan Irak en China) vielen niet bij iedereen (bijvoorbeeld de Verenigde Staten) in goede aarde. Hij heeft ook de gewoonte om de televisieprogramma’s te onderbreken om zijn tegenstanders verbaal aan te pakken. Hoewel er vooruitgang werd geboekt op het gebied van de sociale woningen en de strijd tegen de armoede, stuit Chavez op steeds meer tegenkanting: zo kondigde de president bijvoorbeeld maatregelen af die niet door het parlement werden goedgekeurd. Hij trakteerde zichzelf op een privé-vliegtuig en dat op een moment dat de overheid krap bij kas zat en de aanslagen van 11 september de olieprijs kelderden (en dus ook de royalty’s en taksen voor Venezuela)…

Er werd een staatsgreep gepleegd, maar zijn opvolger Carmona kraaide iets te vroeg victorie en de aanhangers van Chavez pleegden een nieuwe, geslaagde staatsgreep. Er bestaat nog steeds geen eensgezindheid over Chavez in Venezuela. In 2002 was er bijvoorbeeld opnieuw sprake van een financieel schandaal en de economische toestand van het land is nog altijd rampzalig. De nationale munteenheid, de bolivar, heeft veel waarde verloren (tot 45 %) en de crisis is alomtegenwoordig. Ondanks de nationalisering van de oliemaatschappijen en de verhoogde olieproductie volstaat het zwarte goud niet om de Venezolaanse economie te redden. Andere belangrijke inkomensbron van het land is de mijn- en staalindustrie (Venezuela is een van de grootste producenten van aluminium ter wereld). Hoewel het land een grote uitvoerder van koffie en cacao is, speelt de landbouw een veel kleinere rol (5 % van het BNP) in de nationale economie. Het toerisme is nog zeer beperkt, maar de buitenlandse bezoekers profiteren van de gedevalueerde munteenheid en de goedkope prijzen van de goederen: het leven is er niet duur, zeker niet in vergelijking met de levensstandaard in Europa. Toch is Venezuela een welvarend land in vergelijking met de andere Zuid-Amerikaanse staten. Buiten de sloppenwijken van Caracas, merk je in het noordwesten van het land weinig armoede en zijn er geen bedelaars. De bevolking is vriendelijk en discreet, maar nieuwsgierig. In de dorpen stappen alleen de kinderen op de toeristen af en ze amuseren zich door te poseren voor de foto’s (vooral met digitale camera’s waar ze op het schermpje het resultaat kunnen zien)… De bevolking is een culturele en etnische smeltkroes en er veranderde veel sinds de massale komst van Europese immigranten na de Tweede Wereldoorlog. Er leven nog weinig echte indianen (ongeveer 2 %) en de zwarte bevolking (afstammelingen van slaven) is goed voor 10 % van de bevolking die hoofdzakelijk in de kustzones leeft waar de plantages waren. Het grootste deel van de bevolking stamt af van gemengde koppels (indianen en Spanjaarden). Het is nog altijd de blanke elite die de touwtjes van de economie en de macht stevig in handen heeft. Er is sinds enkele jaren sprake van een plattelandsvlucht waardoor de werkloosheid in de steden stijgt en er een tekort is aan arbeiders in de landbouwsector. Resultaat: door de armoede in steden als Caracas groeit de criminaliteit.


Wist je dat?

Venezuela minstens 4 vermeldingen in het Guiness Book of Records kreeg voor: de hoogste kabelbaan ter wereld (in Merida), het grootste assortiment ijsjes van de Heladeria Coromoto (in Merida), het grootste aantal meisjes dat Miss Univers werd gekroond en de kortste afstand tussen twee hamburgertenten van McDonalds (in Maracay). •Plastische chirurgie een winstgevende branche is in Venezuela. Tip voor liefhebbers van vrouwelijk schoon: veel jonge vrouwen uit de steden en kustdorpen laten hun achterste en hun boezem vergroten. De knappe deernes zijn trots op hun perfecte maten en dragen graag sexy outfits…

R E I S W E G

Tijdens het landen in Caracas merk je het schitterende en met plantengroei bedekte reliëf op dat tot aan de oceaan reikt. Een aantal van de toppen zijn op vele km2 bebouwd met kleurrijke huisjes die tegen elkaar kleven. Maar de werkelijkheid is minder rooskleurig: het zijn favellas, het zichtbare bewijs dat de metropool blijft groeien. Caracas is immers het eldorado voor vele armen. Na een rit van 40 minuten met de taxi vertoef je nog altijd in de voorsteden van de hoofdstad met sociale woningen en hutjes. Caracas is een gevaarlijke, vervuilde stad zonder bezienswaardigheden. Als je geen te negatief beeld wil hebben van Venezuela (dat niet overeen stemt met de rest van het uitgestrekte land) laat je de hoofdstad best links liggen. Daarom zetten we koers naar het westen, naar Maracay: een honderdtal kilometer rijden over een baan waar je zelfs ’s avonds in de file staat. Resultaat: je bent 3 uur onderweg.


De westkust

Van Maracay naar Choroni

Maracay is de hoofdstad van de provincie Aragua. Het was ook de hoofdstad van het land ten tijde van de dictator Gomez (tot diens dood in 1935). De president was dol op deze stad die nog altijd de “Stad der Tuinen” wordt genoemd ondanks de torengebouwen. Hij ging er in 1912 wonen met de bijna volledige administratie in zijn kielzog. In het stadscentrum zijn er meerdere overblijfselen van de megalomanie van Gomez en de belangrijke rol van het leger onder zijn vreselijke bewind: een zeer lange Avenida Bolivar, een enorm plein (Plaza Bolivar, het grootste van Latijns-Amerika) en een grote kazerne (nu de grootste militaire school van het land en Zuid-Amerika). Aan dit plein staat ook het Palacio del Gobierno (1924) dat op bevel van de tiran werd opgetrokken en destijds een hotel was met een ietwat “koloniale” stijl (Hotel Jardin). Nu herbergt het prachtige gebouw de provinciale administratie. Achteraan het plein staat het ziekenhuis dat in dezelfde periode in art-decostijl werd opgetrokken. Jammer genoeg werd de voorgevel verwaarloosd…

Op de hoek merk je een supermodern gebouw op, een verrassende verschijning te midden van de constructies “made by Gomez”. Het moderne gebouw is de ingang van een nog onbestaande metro. Dit is niet het enige opvallende element in deze enorme stad met brede lanen afgezoomd met ouderwetse gebouwen uit de jaren 1970, recente torengebouwen en een allegaartje van grootse constructies die herinneren aan de tijd dat Maracay de hoofdstad van Venezuela was. In tegenstelling tot de Zuid-Amerikaanse gewoonte staat er geen kerk op de Plaza Bolivar (het gewezen hoofdplein van de stad), maar wel de “traditionele” zitbanken, grasperken, muziekkiosk en ruiterstandbeeld van de beroemde generaal. Groots, maar allesbehalve gezellig. Let er op de bomen die een overzicht moeten geven van de Venezolaanse soorten: nu zijn de bomen de habitat van eekhoorns en enkele leguanen… De kathedraal moet je elders zoeken: op de Plaza Girardot, het kloppende hart van Maracay voor de stadsbewoners die geen goede herinneringen hebben aan Juan Vicente Gomez. Het plein werd in 1743 afgewerkt en is wellicht de oudste constructie van de stad. Sinds de afbraak van de oude panden en de bouw van modernere constructies (zonder stijl, noch ziel heeft de Plaza Girardot haar koloniale charme verloren. Het museum van geschiedenis en antropologie en de Geschiedkundige bibliotheek werden opgetrokken op de plaats waar vroeger een bank stond die naar verluidt met een tunnel verbonden was met de woning van de dictator. Voorbij de Plaza Girardot ligt de Avenida Bolivar afgezoomd met winkels die minder chique zijn dan aan de Avenida Las Delicias met bioscopen, fastfoodrestaurants, winkelcentra, boetieks en kantoorgebouwen. Een andere architecturale “bezienswaardigheid” uit de tijd van Gomez: de Plaza de Toros, de architect liet zich duidelijk door de beroemde arena van het Spaanse Sevilla inspireren en koos voor een “Moorse”-stijl. Cesar Giron, de grootste toreador van het land, betrad deze arena vele malen. ‘s Mans standbeeld staat op de esplanade voor de hoge en lelijke torengebouwen. Wie na de ietwat vreemdsoortige architecturale bezienswaardigheden van Maracay naar iets mooiers hunkert, kan gerust zijn: het vervolg van de reis naar de kust is veel interessanter.

Om Choroni te bereiken slingert de baan door het Parque Nacional Henri Pittier. Het park is genoemd naar een Zwitsers plantkundige die het idee van de nationale parken in Venezuela lanceerde. Het parcours is minder dan 50 km lang, maar duurt 2 uur (en meer) als je vast zit achter een plaatselijke bus die een vieze zwarte rook uitspuwt (een toppunt in een natuurreservaat) en een gevaarlijke “rijstijl” heeft (zoals de meeste Venezolaanse buschauffeurs). Naar verluidt werd deze baan aangelegd voor Gomez die in geval van staatsgreep van Maracay naar de zee kon vluchten… Het Parque Nacional Henri Pittier bestaat sinds 1937, behoort tot de Cordillera de la Costa en is het oudste van de Venezolaanse natuurparken. Ondanks de 107.800 ha en rijke fauna en flora is het het kleinste natuurreservaat van het land. De plantengroei hangt af van de hoogte die tot 2.450 m reikt. De baan klimt tot op een hoogte van 1.600 m naar een nevelachtig bos met reusachtige varens, met mos bedekte ondergrond en enorme bomen die tot 40 m hoog kunnen zijn (om van een beetje zonlicht te genieten). Je vertrekt best ’s morgens, want ’s namiddags neemt de bewolking snel toe en stijgt de vochtigheidsgraad. Hier groeien veel epifyten. Op het eerste gezicht lijken deze planten parasieten (en slingers), maar niets is minder waar: de epifyten zoeken enkel de steun van een “stokje” om zich aan vast te hechten en teren niet op de andere plant. Maar omdat ze zich zo strak om de andere plant oprollen, verstikken de epifyten soms hun “steuntje”. De bamboe (geïmporteerd door de Chinezen) is een andere indrukwekkende plantensoort: ze zijn even groot dan bomen in Europa. Sommige bamboesoorten kunnen tot 40 cm per dag groeien! Verder valt het grote aantal orchideeën op, er zijn er zelfs meer dan in Thailand…

Het nationaal park is de habitat van 630 diersoorten (van de 1.400 die in Venezuela leven) zoals luiaards, miereneters, puma’s, Kapucijnerapen, brulapen en vooral de meest dichte vogelbevolking ter wereld (naar verluidt 5,5 verschillende soorten/km2). Het geluid van de voertuigen schrikt de vogels jammer genoeg af (wie vogels wil oberveren moet een wandeling maken (bijvoorbeeld in Choroni vertrekken). Tijdens het naderen van Santa Clara de Choroni merk je steeds meer kleine, kleurrijke posadas op. Deze guesthouses zijn bijzonder geliefd bij de Venezolanen die een uitstap maken. In deze regio van het land komen nog maar weinig buitenlandse toeristen die vooral naar Isla Margarita ten oosten van Caracas trekken. Het zijn vooral Venezolaanse toeristen die Choroni, Coro en de rest van het noordoosten bezoeken. Als ze enkele dagen vakantie hebben, trekken ze er graag op uit in eigen land en kamperen op het strand. Hoewel ze niet rijk zijn, kunnen ze zich deze uitstapjes veroorloven: in Venezuela is benzine goedkoper als drinkbaar water en diesel is nog goedkoper). De oude Amerikaanse sleeën uit de jaren 1970 vervoeren het hele gezin (minstens 4 volwassenen en 4 kinderen), bier, rum en een (enorme) cd-speler om op het strand een feestje te bouwen. Op feestdagen en tijdens lange weekends is het in Puerto Colombia (de vissershaven van Choroni) over koppen lopen en ook Playa Grande beleeft dan drukke tijden (je bereikt het strand langs het bruggetje over de rivier). De Calle Los Cocos en de kleine Malecon (de Latijns-Amerikaanse versie van onze dijk) is afgezoomd met winkels waar benodigdheden voor het strand worden verkocht, café’s, bars en restaurants. Overal weerklinkt luide muziek, ook uit de wagens die met open vensters traag paraderen. Het strand van Chuao, dat je enkel per boot kan bereiken, baadt in dezelfde sfeer. In de haven dobberen veel motorbootjes die voor de pendeldienst zorgen (duur: ongeveer 20 minuten) en voorbij de indrukwekkende flanken van het gebergte varen. Vele meters boven de golven kun je over een pad naar een hoger gelegen uitzichtterras met een kruis wandelen. Hier staat ook een originele vuurtoren die de vorm van een boot heeft en van waar je van een uniek uitzicht op Puerto Colombia en de bergachtige kust geniet. Je gaat niet aan wal in Chuao, maar in een gehuchtje met een klein gehucht waar de kade afgezoomd is met cafeetjes, hengelaars en de pelikanen die de vissersbootjes begeleiden. Buiten de feestdagen (met als hoogtepunt de Semana Santa) als de guarapita (plaatselijk alcoholisch drankje dat vaak met passievrucht en kokosnoot op smaak wordt gebracht) met sloten vloeit, is dit plaatsje een rustig stukje aards paradijs! De monding van een riviertje is de grens tussen het enige straatje en het uitgestrekte, ongerepte strand afgezoomd met kokospalmbomen. Je moet door het riviertje waden om het bijna hagelwitte strand en de turkooiskleurige zee aan de voet van de bergen met weelderige plantengroei, te bereiken. In dit deel van de Venezolaanse kust (Costa de Aragua) bevonden zich destijds tal van cacaoplantages. Het was de aanlegplaats van de Spaanse en Hollandse schepen. Er werden veel slaven uit Afrika ingevoerd (de reden waarom de bevolking er nu overwegend zwart is) die een minderheid van grootgrondbezitters zeer rijk maakte.

Maar de onafhankelijkheidsstrijden betekenden het einde van hun welvaart en nu is er nog maar een handvol haciendas waar cacao wordt geproduceerd. Chuao is een uitzondering op deze regel. Het kleine, koloniale dorp is met een onverharde weg verbonden met de haven en leeft uitsluitend van de plantages gegroepeerd in een coöperatieve vereniging. Door de aanvallen van piraten vestigden de Spanjaarden Chuao 5 km landinwaarts. Sindsdien veranderde er weinig. Het bezoek duurt niet lang en aan het dorpspleintje ontdek je de cacaoboetiek, het kerkje en voorplein. De viering van Corpus Christi (meestal eind mei) als de duivels door de straten dansen en de indrukwekkende Semana Santa zijn uitgelezen momenten om Chuao te bezoeken. De koloniale stad Choroni werd in de 17de eeuw door de Spanjaarden gesticht. Ze vestigden de stad een beetje landinwaarts om zich te beschermen tegen de aanvallen van piraten. Het is een halte als je naar Maracay terugkeert om je reis naar Coro voort te zetten (je trekt opnieuw door het nationaal park). Door de bergketen bestaat er slechts een weg van het stadje naar de kust. Een bezoek aan Choroni is kort: het centrum is piepklein en ligt rond het hoofdplein (Plaza Bolivar natuurlijk) met de mooie Santa Clara de Assisikerk. Mooie, kleurrijke huisjes met bloemrijke patios zomen de naburige steegjes af. Achter de huizen stroomt de rivier die de bewoners als zwembad gebruiken. Zondag komen de stadsbewoners hier met het hele gezin picknicken (met de nodige voorraad bier) en pootje baden.

Coro en het Parco Nacional Morrocoy

Vanuit Maracay vertrekt een nieuwe autosnelweg met 4 baanvakken. Je reist eerst door een dorre vlakte waar je in de verte het kustgebergte ziet dat je moet oversteken om het aan de kust gelegen El Palito te bereiken. Aan het tolhuis verkopen marsventers de plaatselijke platte koeken, popcorn, flesjes water en zelfs vliegers! Onderweg is er buiten enkele bananenplantages, fabrieken en groepjes huizen met daken van staalplaat weinig interessants te zien. Als je de autopista van Valencia verlaat en koers zet naar Moron begint je tocht door een groene bergvallei. Je reist door een ongerept berglandschap dat naar de totaal verschillende Caribische kust leidt. Aan de kust merk je raffinaderijen op die de bezoekers er aan herinneren dat Venezuela de 3de olieproducent ter wereld is. De oliemaatschappijen zijn privé-bedrijven die ook de grootste werkgevers van het land zijn. Ondanks de aanwezigheid van de enorme raffinaderijen en pipelines die de kust afzomen, zijn de stranden hier zeer mooi en rustig. Tijdens de weekends bruist het er van het leven want dan stroomt het volk toe op de playas met cafeetjes, restaurantjes en andere hutjes waar een grote visschotel van €5 tot €7 kost. Groepjes kleurrijke huisjes zomen het strand af en verlenen het plaatsje een echte “Florida-look”. Hotels en echte badsteden zijn hier niet, daarvoor moet je voort reizen naar Tucacas en Chichiriviche (rechtover de Nederlandse Antillen). De raffinaderijen zijn de belangrijkste inkomensbron van Moron dat grijs, grauw en troosteloos oogt. Een bezoek aan dit stadje is overbodig, de enige plaatselijke bezienswaardigheid is het naburige strand van Palma Sola. Volgende halte is “Chichi” voor een bezoek aan het Parque Nacional Morrocoy en de vele koraaleilandjes.

Chichiriviche is weinig interessant: er zijn geen bezienswaardigheden. Sinds de Amerikanen het sinds de jaren 1970 lieten links liggen, ging het bergaf met de badstad. De hotels moeten dringend in een nieuw kleedje worden gestopt, maar door een gebrek aan buitenlandse toeristen (en dus geld) investeren de hoteleigenaars niet in renovatiewerken. De plaatselijke Malecon en haven zijn niet bijzonder aantrekkelijk, maar in de buurt kan je enkele parels van de natuur ontdekken: de aan de overkant gelegen cayos (eilandjes met witte zandstranden die de Amerikanen keys noemen). Motorbootjes vervoeren de liefhebbers van deze droomstranden. Op sommige eilandjes strijken tijdens het weekend en op feestdagen veel Venezolanen neer. Een aantal eilandjes zijn onbewoond, maar andere zijn drukker met cafeetjes, restaurantjes, toiletten en ligstoelen. Dit is bijvoorbeeld het geval van Cayo Sal en Cayo Sombrero, het grootste en meest drukke eilandje. Tijdens een boottochtje langs de kalkachtige kliffen met plantengroei, ontdek je twee plaatselijke bezienswaardigheden: de Cueva de los Indios (grot van de indianen) in de rotsen te midden van een mangrovebos en de indrukwekkende Piedra de la Virgen (de Mariasteen), een steen die van moeder Natuur een vorm kreeg die op een Mariabeeld lijkt…

De bewoners hebben een kapelletje ingericht in een inham uitgehouwen in de klif. De kleine baai van steen kan je enkel per boot bereiken. Binnen ontdek je het interieur dat even bizar als ontroerend is met honderden kleine Mariabeeldjes, foto’s, paternosters en andere ex-voto’s in de holtes van de grot. Het Parque Nacional Morrocoy bezit nog andere bezienswaardigheden in de Triste-golf. Het gebied van 32.500 ha (hoofdzakelijk zee) is een paradijs voor duikers en ornithologen: het is de habitat van bijna 80 % van de Venezolaanse zeefauna en 70 % van de trekvogels strijkt er neer. Je kan er bijvoorbeeld mooie rode ibissen observeren die op de roze flamingo’s lijken die hier ook leven. De baan naar Coro ligt iets meer landinwaarts, verder van de kust die in de verte is afgezoomd met kalkachtige kliffen. Er zijn veel weiden en de plantengroei is veel weelderiger. Je bent nu in een zone waar veeteelt zeer belangrijk is en je ziet steeds meer ranches. Het landschap vlak bij de zee en Coro is meer glooiend en haast woestijnachtig. In de omliggende dorpen bewerken de bewoners sisal en produceren een alcoholische drank die op de tequila lijkt. Langs de baan staan kraampjes waar beeldhouwwerkjes worden verkocht van een uit het rif afkomstige kalkhoudend gesteente. Coro is het meest charmante van de koloniale stadjes van onze reisweg. Het is de hoofdstad van de staat Falcon en de ideale uitvalsbasis om de streek (met een aantal natuurlijke bezienswaardigheden) en de Peninsula Paraguana (de westkust is afgezoomd met raffinaderijen en een istmus van 25 km verbindt het met het vasteland) te bezoeken. Deze landengte houdt het zand tegen dat de wind uit het oosten meevoert. Resultaat was de vorming van een woestijn met duinen. Nu beslaan deze zandduinen 90km2 van het Parque Nacional Medanos de Coro. Dit park bezoek je best ’s morgens, want in de namiddag is het er zeer warm. Aan het begin van de Istmo de Medanos ligt Coro met steegjes geplaveid met strandstenen. Het was een van de eerste koloniale steden die de Spanjaarden in 1527 stichtten in Zuid-Amerika. De kolonisten vestigden er zich en leefden vreedzaam samen met de plaatselijke indiaanse bevolking, de Arawaks. Amper een jaar later verkocht de Karel V het land om zijn zware schulden te betalen. De nieuwe eigenaars waren Duitse bankiers die de autochtone bevolking uitmoordden om goud en andere rijkdommen te zoeken (zoals in Mexico en andere streken van Zuid-Amerika). Maar de Arawaks waren geen Inca’s of Maya’s en Venezuela was niet het verhoopte eldorado. Na 20 vruchteloze jaren van plunderingen en vernielingen vonden de bankiers het welletjes geweest en gaven ze Venezuela terug aan Spanje. Als ze toen geweten hadden dat er grote olielagen zouden worden ontdekt… Coro was geruïneerd en in slechte staat en zou deze rampzalige jaren moeizaam te boven komen. De smokkelhandel met de Nederlandse Antillen (Aruba, Curaçao en Bonaire) aan de overkant van de kust, was begin 18de eeuw de redding van Coro. De stad heeft veel koloniale gebouwen waar de Hollandse invloed (zoals op de naburige eilanden) duidelijk zichtbaar is. Sommige huizen hebben dezelfde kleurrijke gevels als op Curaçao. Het historische stadscentrum (Casco Historico) prijkt sinds 1993 op de lijst van het werelderfgoed van de Unesco en deze bescherming heeft de restauratiewerken vergemakkelijkt. In de straten en op de pleinen ontdek je huizen die musea zijn en twee kerken. De San Franciscokerk grenst aan het Museo Diocesano rond een mooi, bloemrijk claustrum (17de eeuw). De bouwwerken van de kathedraal aan het Plaza Bolivar, met het standbeeld van de beroemde “bevrijder” (zonder paard), begonnen in 1583 en duurden 50 jaar. Het is een van de oudste kerken van Zuid-Amerika (volgens bepaalde bronnen zou het oudste gebedshuis van het continent zijn)….

Bezoek zeker de zeer mooie Casa de los Senior (ook Casa Bolivar genoemd, ondanks het feit dat de held er maar 1 nacht verbleef) met het Museo de Arte Contemporáneo. Andere blikvanger is de Casa de las Ventanas de Hierro dat in 1764 werd gebouwd voor de familie van een cacaoplanter uit Sevilla. De vertrekken zijn ingericht met authentieke meubels en andere voorwerpen en is nu een museum van de familiale tradities waar je een goed beeld krijgt van de levenswijze van de rijken van Coro in de 18de en 19de eeuw. Vela de Coro, de haven van de stad, ligt 15 km meer oostwaarts. Hoewel de Unesco-titel ook van toepassing is op de havenstad zijn de koloniale overblijfselen er minder talrijk en minder prestigieus. Hier vertrekken de ferryboten naar Aruba en Curaçao en deze kleine zeehaven was destijds de belangrijkste van de staat. Vissersbootjes dobberen er nu op de golven en liggen bij laag tij op het strand. Hier landde Francesco de Miranda in 1806 toen hij probeerde om Venezuela te heroveren en te bevrijden van de koloniale heerschappij. Een standbeeld herinnert aan de gebeurtenis en Coro is van plan om de tweehonderdste verjaardag van de gebeurtenis waardig te vieren. Tijdens de paasfeesten verbranden de bewoners een afbeelding van Judas, een religieuze gebeurtenis die niet zo godsdienstig is daar ze het evenement “vieren” met de nodige liters alcohol… Het gaat er vromer aan toe in Carisad, een klein dorp waar gelovigen tot Maria komen bidden na een lange kruisweg die op de heuvels boven het gehucht vertrekt en naar de kerk leidt. De boetedoeners hebben geen tijd om van het schitterende landschap te genieten: ze leggen de kruisweg op handen en voeten of op de knieën af! Het Mariabeeld lijkt op dat van Guadalupe in Mexico City en staat in een klein wit gebouw met een klokkentoren waar twee kleurrijke personages leven. De naburige esplanade en het heiligdom lijken nieuw, maar vooral buitensporig groot in verhouding met het oude gebouw. De reden voor deze grote constructie: de belofte van Johannes Paulus II om deze plaats heilig te verklaren, maar de overleden paus bezocht het heiligdom nooit… Coro is ook een goede uitvalsbasis voor een excursie in de Sierra de San Luis. Een uitstap die bijzonder geschikt is voor liefhebbers van vogels en wandelingen in een tropisch woud, maar niet voor wie culturele bezienswaardigheden verkiest. In de bergdorpen die je ontdekt, zijn het prestigieus architecturaal erfgoed en het aantal historische bezienswaardigheden beperkt. De meeste bewoners zijn afstammelingen van de zwarte slaven (die in de plantages van koffieplanten en citrusvruchten werkten) en hebben niet genoeg geld voor mooie gebouwen. Het enige dat ze zich “veroorloofden” was een standbeeld van een zekere Leonardo Chirino die in 1796 stierf toen hij een slavenopstand leidde. Het beeld staat in het gehuchtje Curimagua boven een monumentale trap. Curimagua betekent “land van water” en is een veelbetekende naam: onder de grond ligt het grootste ondergrondse meer van het land. Het hoogste punt van de Sierra de San Luis is 1.500 m hoog en de baan ligt op 1.300 m hoogte. De weg leidt naar San Luis, 54 km van Coro en de rit duurt 2 uur omdat de baan slingert, klimt en opnieuw afdaalt naar het dorpje met wit kerkje en kleurrijke huisjes. Onderweg moet je zeker een halte inlassen bij de twee van de vele ahitones, natuurlijke waterputten in de kalkachtige ondergrond van de sierra.


In het hart van de Andes

Jaji en Merida

Het Andesgebergte beslaat een beperkte oppervlakte van het Venezolaanse grondgebied in het uiterste noordwesten, bij de Colombiaanse grens. Dit is een zeer indrukwekkende zone, vooral “het dak van Venezuela” in de staat (en stad) Merida, waar de Pico Bolivar op 5.007 m boven de zeespiegel torent. Een uitgelezen plaats voor beoefenaars van extreme sporten…

JAJI EN MERIDA

De indianen noemden het dorp Ji-Ji en de Spanjaarden Ja-Ja en uiteindelijk werd voor de gulden middenweg gekozen en werd het Jaji gedoopt. Het kleine en schattige Jaji werd in de 16de eeuw gesticht. Kloppende hart is het schaduwrijke kerkplein dat tegen de helling ligt en afgezoomd is met boetiekjes waar je ambachtelijk vervaardigde voorwerpen kan kopen en waar je de plaatselijke lekkernij fresas con (en sin) crema met een kopje koffie kan proeven. Bezoek er zeker een van de omliggende koffieplantages met aansluitend een proeverij van arabicakoffie en andere mengelingen. Merida is de hoofdstad van de staat en ligt 40 km (een uur rijden) verderop in een indrukwekkend, keteldal met de hoogste toppen van het land. Dit adembenemende landschap is de enige noemenswaardige bezienswaardigheid van het noordwesten van Venezuela. Het is een topbestemming voor liefhebbers van extreme sporten zoals canyoning, parapente en bergbeklimmen, maar ook voor wandelaars. Het toerisme is er een van de grootste werkgevers na de plaatselijke universiteit en de landbouwsector. De stad strekt zich in de lengte (ongeveer 15 km lang en amper 2 tot 3 km breed) uit in de vallei van Chama en geniet heel het jaar van een zacht klimaat. Merida geniet immers de “bescherming” van de 5 reuzen van de Sierra Nevada, de Cincos Aguilas Blancas (de 5 witte arenden). Hoewel de stad sinds 1558 bestaat, heeft Merida weinig koloniale gebouwen. Een zware aardbeving begin 19de eeuw veegde de stad grotendeels van de kaart. In Merida staan meestal 4 bezoeken op het programma. Je begint met de basiliek aan de Plaza Bolivar. Het gebedshuis werd van het begin van de 19de eeuw tot 1958 gebouwd. De kathedraal werd “gepromoveerd” tot basiliek omdat Johannes Paulus II er op bezoek kwam. Je ontdekt er een lelijk kruisbeeld van Christus: het lichaam van Jezus is bedekt met kleine personages die net duizenden wormen of wonden lijken. In de buurt staat het gebouw van het rectoraat van de Universidad de los Andes, de tweede grootste universiteit van het land. Het gebouw ligt rond een zuilengang, maar is niet echt mooi.

Op de hoek van de Avenida 3 en Calle 29 ligt de Heladeria Coromot. Het ijssalon prijkt in het Guiness Book of Records sinds eigenaar Manuel da Silva Oliveira er een record aantal smaken aanbiedt (meer dan 750, maar dagelijks kunnen de klanten kiezen tussen 70 tot 80 smaken). Naast ijsjes met vreemde namen als Amor y Silencio (liefde en stilte), klassiekers (aardbei, chocolade, pistache…) kan je er kiezen voor “exotische” smaken als ijsjes met tonijn, spaghetti met kaas, bier en uitjes… Zeer bizar! De topattractie van Merida prijkt ook in het Guiness Book of Records: de langste kabelbaan (12,5 km) en de hoogste (tot 4.765 m op de top van de Pico Espejo) van de wereld. Het traject telt 4 delen en onderweg geniet je van een indrukwekkend uitzicht over de vallei en de bergen van het Parque Nacional Sierra Nevada. Er werd 3 jaar gewerkt aan het spectaculaire project dat sinds 1960 bestaat. Het laatste stuk van het traject werd pas onlangs opnieuw in gebruik genomen. Je kan een pauze inlassen op de overgangspunten op 2.442 m, 3.452 m, 4.045 m en 4.765 m (de twee hoogste “haltes” liggen boven de wolken) om aan de ijle lucht van het hooggebergte te wennen. Om de bergziekte te vermijden raden de streekbewoners je een plaatselijk middeltje aan dat je overal kan kopen: chimo, een zwarte mengeling van tabaksbladeren, as en bicarbonaat. Tip: neem zeker een warme jas mee, want op deze hoogtes is het ook in de zomer koud.

Door het Parco Nacional Sierra Nevada

Als je over de baan naar Caracas reist, staat deze excursie vaak gepland tijdens de terugreis. Onderweg door de Sierra Nevada ontdek je een totaal verschillende streek: Los Llanos. Voor wie naar de hoofdstad vliegt, is Merida een goed vertrekpunt om de bergdorpen te bezoeken en van de hoog gelegen paramos (de heidevelden van de Andes) te genieten. Met 277.000 ha is het Parque Nacional Sierra Nevada (1952) het tweede grootste natuurreservaat van het land. Het nationaal park telt 7 bergtoppen van 4.740 m tot 5.007 m. De baan door het park vertrekt in Merida en leidt naar Santo Domingo dat in de gelijknamige sierra ligt aan de grens van de staat Barinas (wie naar Los Llanos wil, moet tot Barinas reizen). Een zestigtal kilometer en een reis van minstens 2 uur naar Apartaderos volstaan om tot op een hoogte van 3.400 m te klimmen. Je rijdt door een berglandschap waar de huizen puntdaken hebben en de landbouwpercelen op terrassen (andenes) en steile hellingen liggen. Omdat de bussen moeizaam door de steegjes van de dorpjes tuffen, kunnen de auto’s die deze voertuigen volgen zelden sneller dan 30 km/u rijden. Gelukkig geniet je hier van een prachtig landschap. Hoe hoger je klimt, hoe meer dor de omgeving is. Op de bergtoppen groeien enkel droge gras en cactussen te midden van stenen. Het leven is hier hard en de bewoners arm. Tussen Tabay en Apartaderos liggen de gehuchten zo’n 12 tot 14 km van elkaar. Dit was de afstand dat een muildier op een dag kon afleggen. De naam van de meeste dorpen begint met mucu (plaats), maar niet alle gehuchten zijn een halte waard. Voor wie geen wandeling wil maken (je kan bijvoorbeeld van Tabay in een uurtje naar 2 warmwaterbassins stappen waar je tegen betaling kan zwemmen) is Mucuchies de eerste interessante halte. Hier leven ongeveer 7.000 inwoners met blozende kaken op bijna 3.000 m hoogte. Het dorp strekt zich in de lengte uit en werd eind 16de eeuw gesticht. In de Transandine (dat samenvalt met de hoofdstraat) en in de steegjes die naar de lager gelegen Plaza Bolivar leiden, staan koloniale huizen. Op dit plein werd een mooie kerk opgetrokken in ietwat “barokke” bouwstijl. Opvallend is de Plaza Bolivar: naast het standbeeld van de gelijknamige nationale held staat het beeld van een jonge indiaan met zijn hond. De twee werden naar verluidt door de dorpelingen aan Bolivar geschonken tijdens zijn campagne voor de “bevrijding” van Venezuela en volgden hem tot hun dood…

Mucuchies is beroemd voor een hondenras dat in de 18de eeuw door de Spanjaarden uit de Pyreneeën werd ingevoerd. De viervoeters zijn uitstekende herders en je ziet hier veel van deze populaire honden. Enkele kilometers verderop staat een kapel opgetrokken door 1 man: San Rafael de Mucuchies (de paus bezocht het kleine heiligdom in 1985). De constructie ter ere van Maria van Coromoto is het werk van kunstenaar Juan Felix Sanchez, een filosoof-dichter die vroeger een gelijkaardig bouwwerk neerpootte in de paramo (in El Tisure). De man was toen 80 jaar en hij werkte gedurende 3 jaar aan de constructie met zijn echtgenote. Sinds 1997 is de kapel de laatste rustplaats voor de man die in Venezuela de “architect van de Andes” wordt genoemd. Apartaderos is weinig interessant voor toeristen. Buiten de chalets met een Zwitserse “look” waar wandelaars kunnen verpozen, heeft de stad geen bezienswaardigheden. Proef zeker de volgende plaatselijke lekkernijen: al dan niet gerookte worst, hesp en kaas (queso del paramo) en de calentadito (ook calentado genoemd). Dit drankje “verwarmt” je onmiddellijk omdat het warme melk bevat, maar vooral een flinke scheut miche (een soort pastis) en soms ook rum en andere sterke drank. Voorbij Apartados is het landschap de enige bezienswaardigheid. Santo Domingo, het eindpunt van deze reis, is weinig interessant. Voorbij de ingang van het Parco Nacional Sierra Nevada is het landschap van de paranos nog meer indrukwekkend. De Laguna Mucubaji is het grootste van de ongeveer 200 gletsjermeren in de provincie Merida. Het meer is het vertrekpunt voor wandelingen door de dennenbossen in de paramo met de frailejon, een inheemse plant herkenbaar aan de dikke bladeren in de vorm van een hand aan een hoge stengel met een gele bloem die van september tot december bloeit. Het meer ligt in een bergachtig landschap op 3.600 m hoogte. Als je van plan bent om te voet of met een muilezel door het park te trekken, draag je best warme kledij (kaarten en info in het Visitors Center). Kamperen is hier gratis, maar wie naar meer comfort snakt, zoekt best een hotelletje in de smalle vallei uitgegraven door een rivier (richting Santo Domingo). Hotel Los Frailes is het beste etablissement van de streek: het ligt op 2.700 m hoogte en is ingericht in een 17de-eeuws klooster aan de achterkant van een imposante kerk. Op de andere rivieroever kan je in de meer bescheiden posada Paso Real verblijven. De goedkopere kamers van het koloniale gebouw bieden een mooi uitzicht op het klooster. Tijdens de steile afdaling naar Santo Domingo en de staat Barinas krijgen de remmen van je voertuig het zwaar te verduren. Langzaam keert de plantengroei terug die na enkele kilometers overgaat in een woud dat de bergflanken bedekt. In de late namiddag hangt er een dikke mist over dit bos.


Ten zuiden van de Lago de Maracaibo

Vanuit het oostelijker gelegen Merida, leidt de Transandine via El Vigia naar Colombia. Een kleine omweg langs Laguna de Urao is de gelegenheid om een fabriek van chimo te bezoeken. Je ontdekt er ook het enige meer van Venezuela dat de beroemde kristallen (van Urao) bevat die nodig zijn om de remedie tegen bergziekte te vervaardigen. Chimo moet je kauwen, maar de smaak is slecht en de geur vreselijk! Deze “eigenschappen” zouden zelfs slangen op een veilige afstand houden als wandelaars de chimo op hun schoenzolen kleven… De baan naar El Vigia loopt parallel met de Rio Chama door een adembenemend landschap van canyons. Op sommige plaatsen zijn de bergflanken bedekt met oerwoud. In El Vigia volg je de Panamericana tot Santa Barbara. De grens met Colombia is vlakbij (amper 3 uur rijden) en je ontdekt een nieuw landschap: de plantages van bananen en cacao maken plaats voor weiden met koeien en buffels die uit India werden ingevoerd. Het is er vlakker en het meer van Puerto Concha is vlak bij. Op dit meer kunnen de weinige toeristen een aangenaam tochtje kunnen maken aan boord van een motorbootje. Een mooie manier om de doolhof van waterwegen te ontdekken. Tijdens haltes kan je apen, verschillende vogelsoorten en zelfs zoetwaterdolfijnen zien. Onderweg scheuren boten voorbij met mannen die vissers en smokkelaars zijn en die hun gezicht verbergen achter een sjaal. Enkel hun zonnebrillen zijn zichtbaar… Zij komen van het meer en sommige zelfs uit Colombia (je hebt hier de noordkust van dat land bereikt). De Lago de Maracaibo is zeer uitgestrekt en versmalt aanzienlijk bij het naderen van de zee in Maracaibo. Aan de ingang van het meer staan de paalwoningen van de vissers en van de bewakers van dit natuurpark die de toeristen soms een toegangsgeld doen betalen (terwijl het meer een “gratis” bezienswaardigheid is). De rangers ontsnappen niet aan de corruptie… Je kan ook voort reizen naar het uiteinde van de rio: de rest van de wandeling is niet bijster boeiend. Verderop is de lago het territorium van de petroleummaatschappijen, want er werden in de jaren 1920 belangrijke olielagen gevonden…

Los Llanos

Als je door de Sierra Nevada van Merida komt, ontdek je eerst de staat Barinas, een gebied dat een oppervlakte beslaat bijna zo groot als België. De staat omvat een stuk van de Andes, maar vooral Los Llanos, een uitgestrekte vlakte dat op het grondgebied van verschillende staten ligt. Llanos strekt zich uit van de Andes tot de Orinoco en beslaat een derde van het Venezolaanse territorium. De bevolking leeft van de veeteelt en van de olie-industrie. In de zomer is het er warm en vochtig en de Llanos-vlakte is wat de pampa voor Argentinië en het wilde westen voor de Verenigde Staten zijn: een land van gauchos, de cowboys die hier de llaneros worden genoemd. Zij ontfermen zich over de kuddes runderen, paarden en hebben nog heel wat andere taken. Naar verluidt leeft 75 % van het Venezolaanse vee en slechts 10% van de bevolking in de Llanos. Bij een hato zoals Doña Barbara hoort 95.000 ha grond en elke koe kan er 1 ha gras grazen! In tegenstelling tot hun Texaanse collega’s, en ondanks hun uitgestrekte landgoederen, zijn de fokkers niet de rijkste grootgrondbezitters van het land. Barinas en San Fernando de Apure, de hoofdsteden van de gelijknamige staten, zijn de grootste agglomeraties van de landelijke streek. De eerste stad heeft bezoekers weinig te bieden. Enige “bezienswaardigheid” van Barinas is de zaterdagmarkt waar illegale cd’s met llaneros-muziek, fruit, een beetje groenten en rundvlees wordt verkocht. Zelfs de ogen van de runderen worden gegeten: de organen zouden de seksuele prestaties bevorderen…

De allesbehalve charmante stad ligt in de lager gelegen vlaktes in het westen. Een vlak gebied dat regelmatig blank staat. Ondanks het ogenschijnlijk weinig interessante landschap, leven hier veel diersoorten. De uitgebreide fauna is de grote attractie voor liefhebbers van duurzaam toerisme die steeds talrijker naar deze streek reizen. Je kan er verblijven in de weinig comfortabele hotels van Barinas, maar je kan ook kiezen voor een verblijf op het platteland in een hato. Tot voor kort was de veeteelt de enige inkomensbron van deze ranches. Ondertussen heeft een aantal van deze “boerderijen” zich ook op het toerisme gestort. Gasten van de hatos kunnen overdag aan een fotosafari deelnemen en ’s avonds van een traditionele maaltijd (gegrild vlees) genieten opgeluisterd door de muziek en dansen van de llaneros. Afhankelijk van de ligging van de hacienda kan je tijdens de uitstap met de vrachtwagen (uitgerust met bankjes) veel vogels observeren (zoals zilverreigers, witte reigers, rode ibissen en valken) en de chiguïres (ook capibaras genoemd), de grootste knaagdieren ter wereld die in het water leven (het beest kan tot een meter groot zijn en 50 kg wegen). Bij het einde van het regenseizoen als de caños (rivierarmen) nog bevaarbaar zijn, zie je ook kaaimans. Met een touroperator kan je ook piranha’s gaan vissen, gelukkig zijn deze vissen hier niet zo op vlees belust als hun soortgenoten in het Amazonegebied. Als het waterpeil van de rivier laag is en omdat de piranha’s dan moeilijk kunnen vluchten, zijn deze vissen makkelijke prooien voor vogels en hagedissen. Wie langer in Venezuela verblijft, kan voort reizen naar de oevers van de Orinoco en Amazonië waar je zelfs anaconda’s kan zien. Reden genoeg om de ontdekking van een uitgestrekt en ongerept gebied voort te zetten dat een van de vele gezichten van Venezuela is. Goede reis!


VENEZUELA PRAKTISCH

HOE ERNAARTOE?

•De vluchten

Verschillende luchtvaartmaatschappijen vliegen naar Caracas met tussenlandingen: Alitalia (via Milaan), Air France (met de trein van Brussel naar Parijs CDG, en rechtstreekse vlucht), Iberia (via Madrid of Barcelona), Lufthansa (via Frankfurt)… Tip: wie individueel reist, laat het gevaarlijke Caracas best links liggen. Reis niet alleen naar de streek van de grens met Colombia. Wie niet zeer avontuurlijk is, kiest best voor een georganiseerde reis.

•Georganiseerde reizen: zie "Reserveer uw reis online/georganiseerde reizen".

 OVERNACHTEN

Coro/Morocoy/Chichiriviche

•Posada Casa de los Pajaros (Coro): 4 kamers in een koloniale woning rond een patio met enkele hangmatten. Prijs: ongeveer US$30 met ontbijt. E-mail: Dit e-mailadres is beschermd tegen spambots. U heeft Javascript nodig om het te kunnen zien. . Tel.: 0058-268-2528215.

•Posada Morokkue (Morrocoy): ideaal gelegen aan de zee. Prijs met volpension: US$80/persoon. Website: www.morokkue.com.ve. E-mail: Dit e-mailadres is beschermd tegen spambots. U heeft Javascript nodig om het te kunnen zien.

• Morrocoy Coral Reef Resort: voor liefhebbers van de “all inclusive”-formule aan de kust met zwembad, discotheek en mogelijkheid tot het beoefenen van watersporten. Zoals de andere hotels van dit type is dit een 5*-etablissement uit de jaren 1970 dat anno 2005 maximum 3*waard is en daarmee het beste van deze categorie is. Prijs: vanaf US$90 /persoon in “all inclusive”. Website: www.morrocoycoralreef.com. Tel.: 0058-259-8120301.

De streek van Merida

•Hotel Prado Rio (3*): naast de hotelschool, 10 minuten van de kabelbaan. De ruime kamers zijn ingericht in bungalows rond een tuin. Schitterend uitzicht op de bergen. Het hotel heeft een “retrostijl” en baadt in een echte “lodge”-sfeer. Zwembad en degelijk restaurant. Prijs: van €40 tot €60 voor een tweepersoonskamer. (Avenida Universidad, Urbanización Santa Maria, Merida, Tel.: 0058-274 252 0633/252 0704. Fax: 0058-274 252 5192).

•Al Belensate: een 3*hotel buiten het stadscentrum met tuin en zwembad. Grote kamers en gastvrije ontvangst. (Urban. La Hacienda. Tel.: 0058-274-266-2963. Fax: -266-1255).

•Luz Carabello: een eenvoudige posada ingericht in een huis van koloniale stijl. De maaltijden zijn er uitstekend en de prijzen zeer betaalbaar (13-80 Av. 2/Calle 2. Tel.: 0058-274-252-5441).

•Posada Alemania: ingericht in een koloniale woning. Je kan er ook voor een “budget”-kamer kiezen (zonder privé-badkamer) en in en hangmat in de patio slapen (17-79 Av. 2/Calle 18. Tel.: 0058-274-252-4067. Fax: -252-4961. E-mail: Dit e-mailadres is beschermd tegen spambots. U heeft Javascript nodig om het te kunnen zien. ).

Llanos

•Hato Araguaney: een zeer mooie hacienda gelegen in het hart van een domein van 7.000 ha! De 19 kamers zijn eenvoudig, maar charmant en comfortabel ingericht (de badkamers zijn zeer mooi), rond de patio en op de eerste verdieping. Klein zwembad. Er worden verschillende activiteiten in het kader van het “ecotoerisme” en “llaneros”-avonden georganiseerd. Prijs: US$120/tweepersoonskamer met volpension (La Posada Doña Bárbara, Hato Araguaney: tel. 0058-273-552.3208. Je kan ook in een reisbureau reserveren: 0058-212-959.1829. E-mail: Dit e-mailadres is beschermd tegen spambots. U heeft Javascript nodig om het te kunnen zien. ).

Streek van Maracay/Choroni

• Hotel Pipo International in Maracay: in een modern gebouw met look uit de jaren 1970 dat ver buiten het centrum ligt in een rustige woonwijk. Zwembad. Prijs: vanaf US$60 voor een tweepersoonskamer. (Av Principal El Castano, Via Choroni. Tel.: 0058-243-241-3111. Fax: 0058-243-241-6298. E-Mail: Dit e-mailadres is beschermd tegen spambots. U heeft Javascript nodig om het te kunnen zien. . Website: www.hotelpipo.com).

•Hotel Caroni, in het centrum van Maracay (Av. Ayacucho Norte 197, op de hoek van de Avenida Bolivar): een meer bescheiden, maar comfortabel en net hotel. Prijs: vanaf €25/kamer (tel.: 0058-243-5544465).

•Hotel Hacienda El Portete: een hotel in “posadastijl” ingericht in een koloniale woning te midden van een grote tuin in de buurt van Choroni. Zwembad. Het hotel organiseert excursies in de omgeving. Prijs: van US$65 tot US$100. (Tel/fax: 0058-243-9911255. Website: www.elportete.com).

•Colonial Choroni: zeer eenvoudig hotel met gemeenschappelijke badkamer in een koloniale woning in Choroni (Tel.: 0058-122-977 1234. E-mail voor reservaties: Dit e-mailadres is beschermd tegen spambots. U heeft Javascript nodig om het te kunnen zien. ).

Sierra Nevada

•Hotel Los Frailes (halverwege de Laguna Mucubaji en Santo Domingo): schitterend etablissement in een gewezen klooster bij een rivier. Een must als je naar Venezuela reist! Prijs: vanaf US$80 tot US$100. (Tel.: 0058-274-263 9580 en -263 7311. Reservatiebureau in Caracas: Dit e-mailadres is beschermd tegen spambots. U heeft Javascript nodig om het te kunnen zien. )

•Paso Real: meer bescheiden posada op de andere oever van de rivier. Prijs van US$20 tot US$30. Er is geen telefoonaansluiting. Er zijn veel hotels in Apartaderos.

VERVOER

De beste manier om de streek te verkennen, is een wagen huren in de luchthaven van Caracas (kies voor een internationaal autoverhuurbedrijf dat in principe over de meest betrouwbare voertuigen beschikt). Er zijn weinig autosnelwegen. ’s Avonds en ’s nachts rijden, wordt afgeraden (het wegdek verkeert vaak in zeer slechte staat). Wees op je hoede in het Parque Nacional Henri Pittier, vooral als je achter een plaatselijke bus rijdt… Bus: er zijn verschillende buslijnen die niet altijd even snel en comfortabel zijn buiten de grootsteden, maar dit is een goedkoop vervoermiddel. De “collectivos” (taxi’s en minibussen) zijn niet noodzakelijk goedkoper zijn als de bussen, maar rijden wel sneller (een iets aangenamer vooruitzicht als je een lange reis voor de boeg hebt). Meestal lassen de bussen haltes in tijdens het traject om iets te eten, maar informeer best voor je vertrekt om desnoods wat proviand te kopen voor onderweg. Excursies kan je bij plaatselijke touroperators boeken (transport, maaltijden en activiteiten). In steden als Coro en Merida zijn er reisbureaus waar je je verblijfplaats en transport kan boeken. In Chichiriviche kan je uitstappen per boot reserveren in het park van Morrocoy. Alle hotels kunnen deze touroperators voor je contacteren. Taxi’s hebben geen teller, spreek dus een prijs af voor je in de wagen stapt. De gevraagde prijzen vallen meestal goed mee. Opgelet: wie met een huurwagen reist, mag zich onderweg aan verschillende controles verwachten. Neem je paspoort altijd mee, ook tijdens een korte excursie of maak fotokopieën en laat de originele reisdocumenten in het hotel.

Formaliteiten

Belgen hebben een geldig paspoort (minstens 6 maanden) en een (gratis) toeristenkaart die je in het vliegtuig krijgt nodig. Taks als je het land verlaat (voor de check in): US$45 te betalen in US$ of bolivars.

Tijdverschil Belgische tijd –6 u in de zomer en –5 u in de winter.

Elektriciteit 110 V. Neem een adapter mee.

Money, money… De nationale munteenheid is de bolivar, maar je kan op veel plaatsen met US$ betalen. Neem zeker US$ mee om geld te wisselen. Met euro’s kan je vaak alleen in banken van de luchthavens en in grote steden terecht. Aan de betaalautomaten kan je geen bolivars uit de muur halen (behalve in enkele banken van sommige grote steden). Alles is goedkoper als in België, zeker als je een auto huurt: 1 liter benzine kost ongeveer 1 van onze oude Belgische franken! Op plaatsen waar veel toeristen komen betaal je iets meer als de plaatselijke bevolking. Fooien: van US$0,50 tot US$1/valies voor de bagagedragers in chique hotels. In restaurants moet je de rekening “afronden” of minstens 2.000 bolivar laten liggen. De prijzen zijn zonder taksen (ongeveer 10 % in de restaurants en 16 % in hotels en sommige etablissementen reken hier nog eens 10 % bij voor de “service”). Met een kredietkaart betaal je iets meer als met bolivars die je op de zwarte markt koopt…

Wanneer ernaartoe?

Het is er heel het jaar warm. In de Andes zijn de avonden altijd fris (ook in de zomer). De Caribische kust is meestal droog (ook in juli en augustus), maar in de Andes zijn dit twee koude en vochtige maanden. Merida heeft het meest aangename klimaat met lentetemperaturen. Beste seizoen om te reizen: van december tot april. Het regenseizoen is tijdens onze zomer (van juni tot en met september) met een warmer en vochtiger klimaat.

Gezondheid

Er zijn geen verplichte inentingen en voorzorgen, maar vergeet de zonnecrème (aan de kust) en een muggenmelk (in de nationale parken en Los Llanos) niet. Drink nooit kraantjeswater (enkel flessenwater) en eet geen gepeld fruit.

Telefoneren

Vanuit België naar Venezuela bellen: 0058 + nr. van de abonnee (zonder de 0). Vanuit Venezuela naar België bellen: in het noordwesten is slechts een beperkte roaming mogelijk (behalve in de streek van Caracas). Niet ideaal om je gsm te gebruiken, maar de telefoongesprekken met vaste toestellen (zelfs in de hotels) zijn niet duur. Een gesprek van 5 minuten kost ongeveer €3. Je kan telefoonkaarten kopen voor de openbare telefooncabines (3.000 en 5.000 bolivar)




Laatst aangepast op woensdag, 07 april 2010 09:05