Naam:
Email:
Artikels


SPANJE: Uitstapje naar Cadiz
PDF Afdrukken E-mailadres

CADIZ

Cádiz werd meermaals getroffen door aardbevingen en was vaak het doelwit van piraten en bezetters. Ondanks het feit dat zijn geschiedenis teruggaat tot de Feniciërs, beschikt Cádiz dan ook over weinig historische monumenten. De stad ligt helemaal op het uiteinde van een lang schiereiland dat met een landengte aan het vasteland verbonden is. Het oude stadsgedeelte is omgeven door overblijfselen van versterkingen en verschuilt zich achter een haven. In vroegere tijden kon men de stad enkel via die haven bereiken. Het stadscentrum is een doolhof van rechte en schaduwrijke straatjes die her en der uitgeven op een pleintje waarrond vaak mooie gebouwen verrrijzen. De oudste dateren uit de 18de eeuw.

Ondanks de wirwar van steegjes loop je in de autovrije en door de oceaan begrensde stadskern nooit verloren. Het stratenplan van de stad is immers rechtlijnig en welke richting je ook uit loopt, je komt altijd uit aan water. Cádiz werd opgericht door de Feniciërs en is de oudste stad van West-Europa. Oorspronkelijk heette ze Gadir, daarna werd ze door de Romeinen omgedoopt tot Gades en nog later kreeg ze de naam Cádiz - al blijven de inwoners zichzelf Gaditanos noemen. Cádiz is al sinds mensenheugenis een haven. Eerst werden er ertsen uit de mijnen van het binnenland van de provincie richting Carthago vervoerd, daarna werd het een strategische post voor de Romeinen. Vervolgens werd de stad overgenomen door de Moren die haar handelsmogelijkheden niet benutten en haar lieten doodbloeden. Aan dat langzame verval kwam in de 16de eeuw een einde, wanneer de Spanjaarden de stad overmeesterden en er opnieuw een belangrijke havenstad van maakten. Sevilla had, na de verzanding van de Guadalquivir, immers nood aan een nieuwe toegang tot de zee. De haven van Cádiz blies de plaatselijke economie nieuw leven in en trok Fransen en Engelsen aan, die allebei grondgebied opeisten en de stad meermaals plunderden. Als je de lange laan van het moderne stadsgedeelte helemaal afloopt, betreed je het historische centrum via de mooie Puerta de Tierra.

In 1757 maakte ze deel uit van de stadswal die in het oosten verrijst. Van hieruit heb je twee mogelijkheden: westwaarts langs de kustlijn wandelen om het klassieke panorama op de stad te bewonderen (de kathedraal die boven de zee uitsteekt en een resem gekleurde huisjes) of de straatjes binnendringen en de voornaamste pleinen en kerken van de Barrio del Pópulo, de Mercado Central, het historische museum, het Oratorio de San Felipe Neri of het Gran Teatro Falla, verspreid aan weerszijden van de Calle Sacramento, verkennen. Meer noordoostwaarts wandel je, tussen de Plaza de España en de Bahía de Cádiz van de Iglesia de San Francisco naar het schitterende Museum voor Schone Kunsten Tip: als je liever flaneert dan lange tijd in de snikhete zon te stappen, kies dan voor de tweede mogelijkheid en bezoek de bezienswaardigheden langs de kust met de wagen. Af en toe las je een halte in aan de typische kijkhuisjes (van waar de handelaars destijds hun binnenvarende schepen in het oog hielden), aan de meest fotogenieke uitkijkpunten, langs de Campo del Sur (de zeelaan) en aan de oude haven van Caletta, waar een lange dijk vertrekt naar het minuscule Castillo de San Sebastian. Een bij de Gaditanos zeer geliefd strand verbindt het met een ander klein fort, het Castillo de Santa Catalina dat opgenomen is in het betonnen stadsweefsel - deze vesting is indrukwekkender maar een pak minder charmant. Het oude Cádiz telt meerdere kerken die de moeite waard zijn en enkele opmerkelijke architecturale bezienswaardigheden die je al kuierend door de straatjes ontdekt.

Zo is er het vrouwenhospitaal met zijn kapelletje versierd met een schilderij van El Greco, ingericht in een groot barok huis rond een dubbele patio in de Calle Hospital de Mujeres. De kathedraal, de Torre Tavira, de markt, het plein aan het Ayuntamiento (Plaza San Juan de Dios, tevens bekend voor de bakkerij La Marina, een plaatselijk monument), het Museum voor Schone Kunsten en, zij het in iets mindere mate, het Gran Teatro de Falla, zijn zonder twijfel de meest bezochte plekjes van de stad. We vertrekken aan de Puerta de Tierra en de aanpalende wijk met smalle stegen, de Barrio del Pópulo. Het is de enige buurt waar, ondanks de piratenaanvallen, enkele middeleeuwse gebouwen bewaard bleven. Sommige dateren van de 13de eeuw en kregen een opknapbeurt, waardoor ze aan de tand des tijds weerstonden. Aan de mooie Iglesia Santa Cruz houden bloemenverkopers een lange traditie in ere - een legende wil dat je verzoeken aan God meer kans op slagen hebben als je ze vergezelt van een bloementuiltje. Iets verderop bereiken we het plein van de Catedral Nueva, rijkelijk voorzien van terrassen en kraampjes van ambachtslui en omgeven met knappe gebouwen.

De enorme kathedraal werd opgetrokken tussen 1722 en 1853 en steekt hoog boven de daken van de wijk uit. De buurt vertoont verschillende bouwstijlen en ligt in de schaduw van de schitterende en volledig met piepkleine, goudkleurige azulejos bedekte koepel. Buiten de erediensten is de toegang tot de kathedraal betalend. Maar vanuit de deuropening word je al overdonderd door de elegante soberheid, de mahoniehouten koorstoelen afkomstig uit een kartuizerklooster van Sevilla, de veertig standbeelden en de veertien zijkapellen die de grootte van het bouwwerk verklaren. Met een ticket krijg je eveneens toegang tot het museum van religieuze voorwerpen (niet bijzonder boeiend) en de crypte waar een van de meest bekende mannen uit de streek begraven ligt: Manuel de Falla, die zijn naam gaf aan het Gran Teatro van Cádiz en aan het plein waarop het opgetrokken werd, op het einde van de Calle Sacramento, in de andere uithoek van de stad. Daartussenin palmt de Mercado Central de Plaza de las Flores, tevens de Plaza Topete genaamd, in. Oorspronkelijk stond hier een Fenicische tempel waar volgens de legende pasgeborenen geofferd werden.

Vandaag slacht men er varkens en kippen die verwerkt worden tot worst en andere plaatselijke charcuterie. Samen met fruit, groenten en vis worden ze hier te koop aangeboden. Rond de overdekte markt verkopen straatventers zonnebrillen, onvermijdelijke Andalusische waaiers en andere prullaria. Het plein is omgeven met bloemen - vandaar ook zijn naam. We bewonderen er tevens de art deco voorgevel van het postgebouw. Het personeel van deze administratieve postafdeling palmt, samen met de toeristen, de talrijke tapasbars van de buurt in. Vlakbij verrijst de Torre Tavira, een voormalige uitkijktoren (eind 18de eeuw telde de stad er zestig) die deel uitmaakte van een barok paleis. Vandaag herbergt hij twee tentoonstellingsruimtes en een camera obscura, een periscoop op het dak waar je een visuele duik in de stad maakt. De toegang is betalend, maar dat is gerechtvaardigd: je krijgt er een uitstekend overzicht van de structuur van de smalle stad met nauwe straten. Iets verderop, in de Calle Sacramento, is de façade van het Oratorio de San Felipe Neri bedekt met gedenkplaten die er, onder andere, aan herinneren dat de Cortes hier in 1812 onder Napoleontisch beleg de eerste grondwet van het land schreven. Binnen steekt het knappe barokke hoofdaltaar met verguldsels mooi af tegen de neoklassieke structuur van de blauwe, ellipsvormige zaal, bekroond met een koepel en omringd met gaanderijen.

Rechts - noordwaarts - mondt de straat uit op de uitgestrekte Plaza de la Mina met haar terrasjes, schattig uitgehouwen bankjes en Museo de Cadiz. Achter de klassieke en nogal sobere gevel, gaan volledig restylede tentoonstellingszalen schuil die het bezoek nog aangenamer maken. Je wandelt er van eeuw tot eeuw, langs Fenicische beelden en Romeinse sarcofagen tot 19de-eeuwse schilderijen via een Romeins scheepswrak beladen met amforen en het laatste werk van Murillo, dat overigens tevens de dood van de artiest betekende - hij viel van de steiger en een van zijn leerlingen werkte de muurschildering af. Als je de kans krijgt, bezoek je Cádiz best in februari want dan viert de stad tien dagen lang zijn bekende carnaval: stoeten (al dan niet gay), muziek die soms overgaat in kakofonie en braspartijen. De Semana Santa, net voor Pasen, mag dan een pak rustiger en plechtiger zijn, ze fleurt eveneens de straten van het stadscentrum op. Net als vele Andalusische steden, staat Cádiz dan helemaal in het teken van de vrome toewijding. Dat geloof verklaart ook waarom Spanje het land is met de meeste officiële vrije dagen - zeker in deze zuidelijke provincie waar de plaatselijke fiestas, heiligenvieringen en volksfeesten het toch al uitgebreide lijstje van nationale feestdagen vervoegen.



Laatst aangepast op maandag, 29 maart 2010 09:34