Naam:
Email:
Artikels


SPANJE, Reportage in San Sebastian
PDF Afdrukken E-mailadres

De begindagen van de roem

De gouden tijd van San Sebastián begint in 1845, met de komst van koningin Isabella II. Om te genezen van een huidaandoening, raadden de dokters haar aan om in zee te baden. In haar kielzog volgen een heleboel aristocraten en andere belangrijke persoonlijkheden: de stad wordt gemoderniseerd en groeit snel. Daardoor wordt de ruimte binnen de stadsmuren al gauw te klein, dus worden de wallen afgebroken en wordt de stad uitgebreid, tot de vorm die vandaag het stadscentrum vormt. Ook de moerassen rond San Sebastián worden drooggelegd om de stad nog meer te laten groeien. Tegen het einde van de 19e eeuw volgt dan een tweede uitbreidingsgolf, die de reputatie van San Sebastián als badplaats nog versterkt. Deze keer is het koningin María Cristina, weduwe van Alfonso XII, die zich in de stad vestigt. Zij laat het romantische Miramarpaleis bouwen, een complex in een unieke stijl die doet denken aan Engelse cottages. Intussen schieten casino’s, paleizen, theaters en luxueuze woningen als paddenstoelen uit de grond: zij zijn er voor de Europese intelligentsia die in groten getale naar de stad afzakt. In het begin van de 20e eeuw is San Sebastián op zijn hoogtepunt: ze vormt een echte belle-époquestad. Tijdens de Spaanse burgeroorlog (1936-1939) vergaat het Donostia echter heel wat minder goed. Later zorgt de sterke industrialisatie in de omgeving voor enkele urbanistische flaters, maar ze brengt wel economische welvaart met zich mee. Vandaag is de stad weer volledig opgebloeid: San Sebastián is een badplaats, maar ook een hypermoderne universiteitsstad, rijk aan cultuur en traditie, én een gerenommeerd gastronomisch centrum.

De alomtegenwoordige zee

In San Sebastián is de zee nooit ver weg. Ze is overal in de stad te ruiken en manifesteert zich op allerlei manieren, telkens anders. Soms is ze een beetje snob, als decor van de meest mondaine badplaats van Spanje. Dan weer is ze volks en toegankelijk, op de drie grote stranden (Ondarreta, La Concha en La Zurriola) waar vooral families met kinderen graag komen. Ze is ook bron van voedsel, met de vissershaven vol gekleurde bootjes. En echt subliem is ze in de schelpvormige baai, La Concha. Midden in die baai ligt het eiland Santa Clara, als een parel in een schelp (te bezoeken met de boot, en zeker de moeite waard in het zomerseizoen, al was het maar voor het grote terras). Aan beide uiteinden van de baai zorgen heuvels voor afscherming, waardoor het water erg rustig is. Van daaruit hebt u trouwens een bijzonder mooi uitzicht op het geheel. Hoog boven de oude stad en de haven torent de Monte Urgull, met op de top het 30 meter hoge Sagrado Corazón-standbeeld. Lager op de helling kronkelen beschaduwde straatjes tussen middeleeuwse ruïnes en oorlogsmonumenten: dit is het domein van de (dapperste) joggers. Ook het indrukwekkende La Mota-kasteel bevindt zich hier. Aan de andere kant van de baai wacht de Monte Igueldo, met een prachtig uitzicht over de zee, de stad en de bergen. Een kabeltreintje brengt u naar de top, waar zich ook een oud pretpark uit 1912 bevindt. Buiten de baai, aan de andere kant van de Urumearivier en met zicht op het strand van La Zurriola, vormt de beboste Monte Ulía nog een andere mogelijkheid om rustig wat te wandelen. Het is van hieruit dat men vroeger de horizon observeerde om walvissen te lokaliseren, waarna de vissers op zee gewaarschuwd werden door een groot vuur. Van de Monte Igueldo loopt via de Monte Urgull een mooie wandelroute naar de voet van de Monte Ulía. Op die manier doorkruist u de hele stad en komt u vanzelf langs allerlei interessante plekjes.

Niet te missen is de Peine del Viento (De kam van de wind), een kunstwerk in de branding aan de voet van de Monte Igueldo, van de hand van beeldhouwer Eduardo Chillida en architect Luis Peña Ganchegui, beiden afkomstig uit de streek. Vervolgens wandelt u over de favoriete route van de Donostiarrak, de inwoners van de stad: de Paseo de La Concha, de promenade waarvan de balustrade is versierd met bloemenpatronen. Die balustrade is trouwens één van de symbolen van de stad: ze werd in het begin van de 20e eeuw ontworpen door Juan Rafael Alday, en is terug te vinden op allerlei posters, in juwelen en souvenirs. Daarna gaat het verder naar het idyllische Miramarpaleis, hofresidentie van koningin María Cristina, met zijn typische Britse stijl. Om helemaal tot rust te komen, kunt u binnenspringen in het gerenommeerde thalassotherapiecentrum La Perla (Paseo de La Concha, tel.: 943 45 88 56, website: www.la-perla.com). Wat verderop bevindt zich de haven, waar vissersboten en plezierjachten broederlijk naast elkaar liggen. Daar is het Museo Naval best een bezoekje waard: u leert er alles over de rijke maritieme geschiedenis van de Basken, en de evolutie van vis- en navigatietechnieken. Vlak ernaast ligt het Aquarium. De route brengt u vervolgens rond de Monte Urgull via de Paseo Nuevo. Op dit schiereiland vergeet u al snel de aanwezigheid van de stad: hier domineert de oceaan. Een eindje verder zal u het opvallende beeldhouwwerk van Jorge Oteiza zien, Construcción Vacía (Lege Constructie): twee kubussen tussen de natte rotsen aan de monding van de rivier. Het past in elk geval perfect in de contemplatieve sfeer die dit stuk van de wandeling oproept. Het Congrespaleis Kursaal van zijn kant is het symbool van de moderne architectuur en het nieuwe culturele leven in de stad. Het werd ontworpen door architect Rafael Moneo. Binnen vindt u een hippe bar en een cafetaria, maar vooral: het gastronomische restaurant van driesterrenkok Martin Berasategui (tel.: 943 003 162, website: www.restaurantekursaal.com). De wandeling loopt verder door de wijk Gros, in volle expansie, en langs het strand van La Zurriola. Aangezien La Zurriola buiten de beschermende baai ligt, zijn de golven er bijna altijd vrij hoog. Niet voor niets staat deze plek dan ook bekend als surfersparadijs.



Laatst aangepast op maandag, 29 maart 2010 09:51