Naam:
Email:
Artikels


PDF Afdrukken E-mailadres

SPANJE: Andalusië, Ronda

Ronda

Een uurtje rijden van Malaga ligt het mooie Ronda, een van de oudste en charmantste Andalusische stadjes. Ronda ligt trots op een rotsachtig voorgebergte boven een duizelingwekkende kloof en is een heus openluchtmuseum. Het stadje geniet bovendien een uitzonderlijjke ligging op het kruispunt van de Route van de Witte dorpjes en tal van andere Andalusische thematische routes (gastronomie, stierengevechten, kunst, architectuur, barok, magie, romantiek...). Dit betoverende oord is een van deze bestemmingen die onmiddellijk je hart veroveren, maar die je vaak over het hoofd ziet bij het plannen van een uitstapje van enkele dagen. Onbekend maakt onbemind, en dit is in het geval van Ronda zeer onterecht...

Ronda, een lieflijk wit dorp dat is uitgegroeid tot een echt stadje, is ongetwijfeld de ideale bestemming voor wie de streek rond Marbella wil verkennen. Ronda ligt amper 60 km verder het binnenland in, maar de rit over de kronkelende wegen op de flanken van de Serrania de Ronda neemt meer dan een uur in beslag. Ronda is strategisch gelegen op een plateau, op zo’n 750 m hoogte, en werd daarom door de Moren bezet tot het einde van de Reconquista in 1485. Het oude en het moderne gedeelte van de stad worden van elkaar gescheiden door een indrukwekkend diepe kloof, El Tajo, waarover in de 18de eeuw een schitterende brug werd gebouwd. Het historische centrum is een van de oudste van Spanje en het Moorse verleden van Ronda is er nog steeds duidelijk zichtbaar in de architectuur, de kronkelende straatjes en de geveldecoraties. De beroemde schrijver Ernest Hemingway, die tijdens de Spaanse burgeroorlog verslaggever was voor een Amerikaanse krant (hij schreef For whom the bell tolls trouwens tijdens zijn verblijf in Spanje) sloot hier vriendschap met gevierde toreadors, wellicht een verklaring voor zijn inspiratie voor Death in the Afternoon (1932), een handboek over stierengevechten. Voor de Reconquista was Ronda niet groter dan wat nu La Ciudad heet, het oude centrum dat op de rand van het ravijn balanceert. Het nieuwere stadsgedeelte, El Mercadillo (de handelsstad) ligt aan de andere kant van de brug, waar je ook de Parador en de stadsarena vindt.

EL MERCADILLO

Degenen die de zware belastingen niet konden betalen die de nieuwe Spaanse heersers aan de inwoners van La Ciudad oplegden, vestigden zich hier. De Plaza del Socorra, een lang, verkeersarm plein, is voor velen het vertrekpunt van een wandeling door het ‘nieuwe’ Ronda. Daar verrijst de gele neobarokke gevel van de gelijknamige kerk, die in 1956 werd gebouwd op de plaats waar in de 16de eeuw een hospitaal (El Socorro) was opgericht voor armen en pelgrims. Vandaar leidt de Calle San Pedro naar de arena van Ronda, de oudste en beroemdste van Spanje. De neogotische portiek met barokke details verraadt dat het gebouw meer dan 200 jaar oud is. Hier werden de eerste stierengevechten te voet georganiseerd, in tegenstelling tot de traditionele gevechten te paard. Naast de arena kun je (tegen betaling) het oudste stierengevechtenmuseum van Spanje bezoeken, waar souvenirs, vergeelde foto’s en prachtige (soms bebloede) kostuums van heldhaftige toreadors worden bewaard. Ook de arena zelf is indrukwekkend, omringd door twee verdiepingen banken die op maar liefst 170 zuilen steunen. De grootste namen van de corrida hebben hier gevochten, maar die glorie wordt vandaag alleen nog herhaald tijdens de Corrida Goyesca in de tweede week van september. Dit gevecht wordt jaarlijks opgevoerd ter nagedachtenis van Pedro Romero, de toreador die in de 18de eeuw tussen zijn 8ste en zijn 72ste meer dan 6000 stieren doodde zonder zelf ook maar één keer gewond te raken. Tijdens de het spektakel worden 18de-eeuwse kostuums gedragen uit de tijd van de schilder Goya (vandaar de naam). Ten oosten van de arena liggen de tuinen van Alameda de Tajo. Het is de favoriete stek van de stadsbewoners en het beginpunt van een wandeling naar de Parador, met onderweg prachtige uitzichten…

LA CIUDAD

We beginnen onze verkenning van de Ciudad bij de Puente Nuevo. De oude stad beleefde het hoogtepunt van haar bloei in de 17de en 18de eeuw, maar verloor haar prestige na de bezetting door de troepen van Napoleon en leefde later vooral van de arena, en nu van het toerisme… Aan de overkant van de brug kom je in de Calle Tenorio, waar je zeker een kijkje moet nemen in de Casa de San Juan Bosco, met haar mooie patio met keramieken banken en traditioneel meubilair van notenhout. Verderop ligt de Plaza del Campillo, een vredig parkje waar je kunt genieten van een onvergetelijk uitzicht op de vallei, de rivier en het ravijn dat de stad in tweeën snijdt. Een straatje daalt af naar de Arco de Cristo, een van de oudste bruggen van Ronda. Halverwege heb je een mooi uitzicht op de Puente Nuevo. Een ander pad (Camino al fondo del Tajo) klimt langs de rotswanden naar de oude vestingmuur, de Puerta de Carlos V (16de eeuw) en de Puerta de Almocabar (13de eeuw) aan de zuidelijke stadsrand. Als je niet de moed hebt om deze tocht buiten de muren te ondernemen, volg dan aan je rechterkant de Calle Manuel Montero naar het Palacio de Mondragón. Deze woonst werd in 1314 opgericht door Abomelic, een van de Moorse heersers van Ronda, en later bewoond door de koningen en gouverneurs van de stad. Het paleis werd na de Reconquista door de Spanjaarden grotendeels verbouwd. De Moorse patio is op zich al ruimschoots de toegangs-prijs waard. Tegenwoordig herbergt dit mooie gebouw het stedelijk archeologisch museum. Hogerop wordt de Plaza Duquesa de Parcent, waar ook het stadhuis staat, beheerst door de imposante Iglesia Santa María la Mayor. Ze werd in de 13de eeuw tijdens de Moorse overheersing opgericht als moskee, maar na de Reconquista door Ferdinand tot kerk omgevormd. Die aanpassing verklaart ook de uiteenlopende architectuur van de vier zijden van het gebouw. De voorgevel bevat bijvoorbeeld een portiek geflankeerd door zuilen die twee verdiepingen met balkons ondersteunen. Ook de linkerkant, aan de Plaza Mondragón, is bijzonder aardig. Om terug te keren naar de vestingmuren en je wandeling door de oude stad voort te zetten, volg je de Calle Imagenes.

De Calle Imagenes daalt af naar het stadscentrum en volgt daarbij de stads-muren om zich vervolgens in drieën te splitsen. Sla hier de Calle Escalera in, die uitkomt bij de Puerta de la Exijara, de toegangs-poort van het oude joodse getto, vooraleer koers te zetten naar de Calle Arminan, de ruggengraat van Ronda. De minaret van San Sebastián, in het midden van de stad, is een typisch voorbeeld van de bouwstijl van de Moorse Nasridendynastie en het enige overblijfsel van de oorspronkelijke 14de-eeuwse moskee. Hij heeft alles van een kerktoren en is een van de belangrijkste bezienswaardigheden van de oude stad, waarvan hij trouwens ongeveer het middelpunt vormt. De straatjes kronkelen hier afwisselend langs bescheiden woningen en hoge herenhuizen met zware houten poorten waarop je wapenschilden ziet. Links liggen kleine pleintjes en smalle doorgangetjes naar de Santa María la Mayor, het Palacio de Mondragón de Plaza Campillo. Rechts dalen ze af naar het prachtige Palacio del Marqués de Salvatierra (18de eeuw) met zijn mooie smeedijzeren balkons. De gevels van dit paleis zijn versierd met bijbeltaferelen en met vreemde figuurtjes die indianen uit de Nieuwe Wereld moeten voorstellen. De Puente Arabico de los Conadurias en de Puente Viejo, de voorgangers van de Puente Nuevo, liggen even verderop, net als de Puerta de Felipe V, die in 1742 werd gebouwd. Iets verderop zijn nog de restanten van de 13de-eeuwse Moorse baden zichtbaar, die onlangs grondig zijn opgeknapt. Las op de terugweg naar de ‘moderne’ stad een halte in aan de 18de-eeuwse Casa del Rey Moro en het klooster van Santo Domingo, destijds het plaatselijke hoofdkwartier van de gevreesde Spaanse Inquisitie. Aan de Casa del Rey Moro leiden 365 trappen, uitgegraven in de kliffen, naar de rivier. Destijds gebruikten christelijke slaven deze trappen om het water voor hun Saraceense meesters in de rivier te halen. Het naburige klooster van Santo Domingo werd opgericht door de katholieke koningen Ferdinand en Isabella. Het is een combinatie van gotische, renaissance- en mudejarelementen. Je ziet nog overblijfselen van de oorspronkelijke kloostergang. Nadat de dominicanen hun klooster hadden verlaten, kreeg een ruiterregiment hier een onderkomen. Daarna werd het klooster achter-eenvolgens gebruikt als marktplaats en meubelfabriek. Tegenwoordig zijn er stadsdiensten in ondergebracht. Tussen de Casa del Rey Moro en het klooster staat het Museo Palacio de Santa Pola, dat eveneens een bezoekje waard is.



Laatst aangepast op woensdag, 07 april 2010 09:19