Afdrukken
Tweet

Marokko

Ouarzazate en het zuiden van Marokko

Ouarzazate, filmstad en toegang tot de route van de kasba’s… Op minder dan tweehonderd kilometer en drie uur rijden van Marrakech, en toch helemaal anders. Een universum rijk aan mineralen, zo rood als de aarde en zo groen als de oasen langs de wadi in de bergkloven. Om Ouarzazate te bereiken moet je immers de Atlas binnendringen, over een bergpas en langs de canyons naar een uitgestrekte woestijnvlakte. De Berbers hebben zich aangepast aan hun omgeving en aan de extreme seizoenen. Op meer dan tweeduizend meter hoogte sneeuwt het in de winter terwijl het er in de zomer snikheet is. De woestijn is nabij en het zanderige en dorre landschap heeft meermaals dienst gedaan als decor voor filmscènes die zich zogezegd in de Sahara, Egypte of elders in Afrika en Azië afspelen. Deze streek straalt en betovert, vooral als je in een voormalige kasba logeert. Wellicht de beste manier om volop van je verblijf in het zuiden te genieten...

Marrakech nestelt zich in de Haouz-vlakte die reikt tot aan de uitlopers van de Atlas, waarvan we in de verte achter de wallen en daken van de medina de besneeuwde toppen waarnemen. De weg naar Ouarzazate loopt bijna in rechte lijn door de vlakte naar Aït Ourir alvorens zich slingerend aan de bergen te wagen tot aan de pas van Tizi-n-Tichka. Het is er frisser, velden bedekken de hellingen en de dicht tegen elkaar gebouwde huizen zijn in kleine bakstenen opgetrokken. Een manier om zich te beschermen tegen de sneeuw en koude. Daarna winnen de rotsen het van de plantengroei. De klaprozen die zich in de schaarse velden langs de wadi nestelen, benadrukken deze ongerepte schoonheid. De dorpen liggen nooit ver van het macadam en langs de kilometerslange weg woont de reiziger talrijke scènes uit het dagelijkse leven bij. Zo kan je gadeslaan hoe herders hun kudden geiten laten grazen, vrouwen de was doen in de rivier en hoe tapijten aan de rotsen drogen. Overal bieden kleine kraampjes en marskramers fossielen en halfedelstenen of uitgedroogde en als een paternoster aan elkaar gerijgde morielen aan. Net voor de bergpas trek je door een grijs, majestueus en indrukwekkend decor. De Tizi-n-Tichka ligt dan ook op 2.260 meter en is daarmee de hoogste berijdbare weg van het land. Hier last men meestal een pauze in. De bussen stoppen bij Chez Pacha of aan Bab Tichka, beide etablissementen lijken wel speciaal voor de toeristen opgetrokken. Rij liever een drietal kilometer verder tot bij Ighrem-n-Ougdal, genoemd naar de tarwezolders die vaak op de heuvels rond de dorpen tronen. Het dorpje, zoals alle volgende, is slechts een halte op je reisweg en een handelscentrum waar de bewoners uit de omliggende gehuchten zich bevoorraden maar dat zelden buitenlandse toeristen ontvangt. Hier tref je een mooie ighrem (of agadir) aan die na restauratiewerken opnieuw in gebruik genomen werd. Zodoende krijg je een beter inzicht in de belangrijke rol van deze versterkte proviandkasten waarin elke familie over een privé-compartiment beschikte, een beetje zoals een bankkluis. Na het overschrijden van de bergpas begint een nieuw decor. De rotsen krijgen een rode kleur en de door de wadi uitgegraven bergen lijken op de Grand Canyon. De groene velden en terrassen in de valleien vallen op in het landschap terwijl de eerste kasba’s bijna niet van de stenen en de aarde, tevens het bouwmateriaal, te onderscheiden zijn. Hoe meer je in de Atlas afdaalt, hoe dorrer het landschap wordt en hoe meer de temperatuur stijgt. Bakstenen huizen maken plaats voor lemen. Een beetje voorbij Tizi-n-Tichka leidt een kleine weg naar Telouet. Dit dorp ligt een twintigtal kilometer verderop en is, sinds de bouw van de nationale tijdens de jaren 1920 door het Vreemdelingenlegioen, geïsoleerd. Destijds lag het dorpje langs de route van de karavaanroute die Ouarzazate met Marrakech verbond en bestond uit een geheel van kasba’s die vandaag in een erbarmelijke staat verkeren.

De grootste kasba, in de 19de eeuw door de Glaoui opgetrokken, staat net als alle andere te verkrotten. Deze toestand is wellicht het resultaat van een bewust beleid dat erop uit is om de herinneringen aan de pasja van Marrakech langzaam, met de hulp van de tand des tijds, te laten verdwijnen. Achter de hoge muren die er op het eerste gezicht nog goed uitzien, stort de binnenkant in elkaar. Maar je vindt er nog de vertrekken van de Glaoui en de harem (als ze tenminste open zijn) die zo’n driekwart eeuw geleden opnieuw ingericht werden als een paleis uit Fès of Marrakech. De muren, vloeren en zuilen zijn vaak met zelliges bedekt, de plafonds met gaps (kunstig bewerkte pleister) en geschilderd cederhout. Alles verwijst hier naar het fortuin van de gewezen eigenaars die na de onafhankelijkheid van Marokko uit hun rechten ontzet en verjaagd werden. De volledige Hoge Atlas kende vroeger veel mijnbouw maar dat is verleden tijd. In de buurt van Tisselday zijn er wel nog enkele mangaanmijnen open die voor werkgelegenheid zorgen bij de berberbevolking. Dit volk bewerkt elke bruikbare vierkante meter grond en blijft vasthouden aan de seizoenstrek van hun vee tussen de hoog- en laagelegen graasgebieden.


Glaoui & kasba's

De Glaoui

De Glaoui regeerden van de 18de eeuw tot de onafhankelijkheid over het Marokkaanse zuiden. Ze vergaarden hun fortuin met de exploitatie van zoutmijnen en met de tol die de karavanen hen moesten betalen. De laatste der Glaoui, de pasja van Marrakech, steunde de aanwezigheid van Frankrijk waardoor hij een feodaal regime kon opleggen in het Marokkaanse zuiden. De Fransen wreven zich in de handen want met de pasja konden ze rekenen op een vooraanstaande bondgenoot die bovendien instond voor de ordehandhaving. Het einde van het protectoraat betekende tevens het einde van zijn macht en rijkdom. Bij zijn dood in 1956 werden al zijn bezittingen, ook de talrijke kasba’s die tot de grootste en mooiste van het land behoren, in beslag genomen.

De kasba’s: wonderbaarlijke pisébouw

Het Marokkaanse zuiden wordt gekenmerkt door twee soorten gebouwen: de kasba’s en de ksour (meervoud van ksar). De eerste zijn grote familiewoningen terwijl de tweede versterkte dorpen zijn. Al deze constructies zijn in hetzelfde materiaal opgetrokken: pisé, een mengeling van aarde en stro. Beide soorten bouwwerken moesten de sedentaire bevolking beschermen tegen de onophoudelijke aanvallen van de nomadische stammen. Ze hebben dikke muren, vierkante torens en een sobere elegantie waardoor deze constructies opmerkelijke monumenten van landelijke en berberarchitectuur zijn. Op het eerste gezicht lijkt het alsof de ksour en kasba’s doorheen de eeuwen geen veranderingen qua stijl en bouwtechniek ondergingen. Deze gebouwen zijn echter nooit identiek en ze waren amper vatbaar voor Spaans-Moorse-invloed. In de streek van Ouarzazate en in de kloof van Dadès dienden de vaak enorme kasba’s ook als indrukwekkende, doch kwetsbare, heerlijke kastelen. De kasba’s van de Glaoui, wellicht de grootste en meest majestueuze, waren heuse paleizen met plafonds in bewerkt hout en met een weelderige inrichting. Na de dood van de Glaoui werden deze woningen verlaten. Een eenvoudige kasba kan tot vijftig personen en meer herbergen evenals het proviand, het vee en het veevoeder. Door de weinige en piepkleine vensters dringen de koude en warmte bijna niet naar binnen. De grootste vijand van deze gebouwen is de tijd. Door een slecht onderhoud, geldgebrek en oorlogsdreigingen werden de meeste kasba’s verlaten. De plattelandsvlucht verergert de toestand en de meeste kasba’s zijn ruïnes. Vandaag verkiezen de Marokkanen beton omdat het sterkere beton en de comfortabelere en beter uitgeruste individuele woningen. Ze zijn er zich niet van bewust dat ze daardoor bijdragen tot het verval van hun 's lands patrimonium en de ontwikkeling van nieuwe steden zonder charme, karakter en geschiedenis stimuleren.

Aït Benhaddou

Het beeld dat de meesten van van Ouarzazate hebben - dat van een indrukwekkende ksar met donkere rode muren - vind je eigenlijk in Aït Benhaddou , gelgen langs een wadi en een smalle weg als je de nationale verlaat, een dertigtal kilometer voor de stad. In dit geïsoleerde dorp overvalt een déjà-vu-gevoel je. Hier werden immers meerdere films ingeblikt. De scènes werden in een natuurlijke omgeving, aangevuld met tijdelijke papier-maché-decors, opgenomen. De poort die opgetrokken werd voor 'The Jewel of The Nile' staat er nog steeds. Misschien een manier om de herinnering aan de krachttoer van de stuntpiloot die insprong voor hoofdrolspeler Michael Douglas levendig te houden. De waaghals slaagde er immers in om met een jachtvliegtuig onder de boog door te vliegen... Hier werden tevens scènes uit 'Lawrence of Arabia' die zich in Aqaba afspelen, opgenomen. De ksar van Aït Benhaddou prijkt op de lijst van het Unesco Werelderfgoed en is wellicht de mooiste en meest indrukwekkende van het land. Het geheel leunt tegen een heuvel en wordt overheerst door de overblijfselen van de ighrem, een graanzolder en plek waar het voedsel van de gemeenschap opgeslaan werd. Deze ksar werd grotendeels gerestaureerd maar toch wonen er weinig families. Zo’n vijfhonderd gezinnen verlieten de ksar van Aït Benhaddou en vestigden zich in het nieuwe dorp. Daar leven ze van kleinschalige landbouw, het toerisme en bij momenten van de filmindustrie. Voor je de ksar bereikt, tref je aan de rechterkant van de weg enkele ruïnes aan. Op deze plek geniet je van het beste uitzicht op de vele torens met kantelen, voorzien van geometrische motieven, die op verschillende niveaus gebouwd zijn. Aan de voet van deze constructie ligt de brede bedding van de wadi waar enkel 's winters water doorvloeit. Je moet het riviertje doorwaden of op de rug van een ezel oversteken om in de doolhof van steegjes tussen de hoge muren van de huizen te kunnen wandelen.


Tamdaght

De kasba van Tamdaght was destijds eigendom van de Glaoui. In elke toren huist een ooievaar terwijl het gelijkvloers gedeeltelijk ingenomen is door Bahia. Deze negentwintigjarige vrouw restaureert de gebouwen met de hulp van haar familie en enkele bewoners. Ze is nu al acht jaar in de weer en financiert het project met de 10 dirham die ze aan de weinige toeristen die deze plek bezoeken. In de drie afgewerkte kamers en gangen kan je je al een beeld vormen van de vroegere weelde. Om Tamdaght te bereiken, heb je een terreinwagen nodig. De weg die de Ounila-vallei volgt, is een gewezen karavaanweg naar Telouet. Vandaag kom je er vooral wandelaars tegen. Zij doen er meestal drie dagen over om de veertig kilometer af te leggen. Ze gaan van de ene naar de andere kasba en kamperen in de bergen. Het volgende dorpje, dat zo dicht bij Tamdaght ligt dat het voor verwarring zorgt, is afgezonderd. Er zijn slechts twee klaslokalen voor honderdvijftig kinderen en een leraar die beurtelings lesgeeft aan leerlingen van drie niveaus: de kleintjes, de middelste groep en de oudste kinderen. Maar hoe ouder ze worden, hoe minder ze naar school komen. Meisjes en jongens moeten hun ouders helpen en voorzien in het levensonderhoud van het gezin te meer aangezien de mannen vaak in een grote stad of in het buitenland werken. In Tamdaght zie je dus vooral vrouwen. Zij vullen grote kannen water aan de openbare fontein, oogsten rupsklaver voor de dieren en dragen een zware takkenbundel op de rug, voeden hun kinderen op, bakken brood in de gemeenschappelijke oven en poetsen hun weinig comfortabele woningen. Voor de kasba van de Glaoui, langs de wadi, strekt zich een grote palmentuin uit. Elke familie geniet het vruchtgebruik van een bewerkt perceeltje maar je treft hier ook olijfbomen aan evenals enkele fruit- en amandelbomen die in de lente bloeien. Een wandeling in deze grote tuin in de schoot van de kloven die zich boven het dorp aftekenen, is puur genot. Het landschap is mooi en je kan de bewoners aan het werk zien en je verbazen over het uitgekiende irrigatiessysteem dat van dit minerale decor een oase maakte. De Casbah Ellouze werd twee jaar geleden in Tamdaght gebouwd en herbergt vandaag gastenkamers. Deze zijn een volwaardig onderdeel van het dorp en bieden een prachtig zicht over de Glaoui-kasba. Een verblijf in dit charmante oord is de gelegenheid om het arme en harde leven van een gastvrije berbergemeenschap te delen. 's Avonds zorgen de kruidenier, de metselaar en de leraar voor muzikale begeleiding met hun gitaren en tamboerijn terwijl de gasten dansles krijgen van de kinderen. Daarvóór genieten de logés van een tajine of fna, een traditioneel dessert dat bij grote gelegenheden bereid wordt met ragfijne pasta, olijfolie, suiker en amandels.

Ouarzazate

Met zijn veertigduizend inwoners is Ouarzazate een belangrijke stad, een poort naar het grote zuiden en de drempel van de Sahara. Het leven speelt zich af langs de wadi’s, in de oasen met kasba’s en ksour. Vanuit Marrakech is dit een al even voor de hand liggende excursie dan Essaouira maar Ouarzazate is vaak het vertrekpunt voor bivaks met tentenkampen, tochten met een terreinwagen of een dromedaris en andere avontuurlijke uitstappen. 'The Sheltering Sky' en 'Lawrence of Arabia' werden hier bovendien ingeblikt en dit volstaat om de illusie levendig te houden. Ouarzazate heeft op het eerste gezicht weing berbertrekjes en weinig antieks. De stad lijkt eerder modern, is uitgestrekt en weinig charmant. De Fransen riepen de stad op het einde van de jaren 1920 in het leven op een uitgestrekt woestijnplateau. Ouarzazate was toen slechts een garnizoensstad op het kruispunt van karavaanroutes. Sindsdien teert de economie het voornamelijk op toerisme, de ambachten en de filmindustrie. De kasba Taourirt is de enige authentieke berberwijk van de stad. Het is een van de grootste en oudste residenties van de Glaoui. Het gebouw is vandaag beschermd als historisch monument en herbergt administratieve diensten. De volledig gerestaureerde kasba strekt zich over verschillende verdiepingen uit en bestaat uit pisé-huisjes, torens met kantelen en geometrische motieven. Het is een dorp in de stad. Het betalende bezoek beperkt zich tot een klein deel van dit doolhof van gangen en doorgangen. Tijdens de 'Journées du Patrimoine' (eind april, begin mei) staan er gelukkig wel uitgebreidere bezoeken op het programma. De vertrekken van de pasja zijn versierd met gebeeldhouwd stucwerk en hout dat ofwel beschilderd of als kant uitgesneden is. De kleine medina die tegen de kasba aankleeft, is nog altijd bewoond en vrij toegankelijk. Enige minpuntje: toeristen worden hier steevast opgewacht door de onvermijdelijke nepgidsen die maar blijven aandringen. Andere bezienswaardigheid van Ouarzazate is de markt. Deze heeft elke zondagmorgen plaats aan de uitgang van de stad. Je treft hier tevens een permanente, kleine soek aan in een steegje dat parallel met de Avenue Mohammed V, de hoofdweg, loopt.

OUARZAZATE EN DE FILM

De Atlas Corporation-studio’s bestaan twintig jaar maar Ouarzazate wordt al minstens veertig jaar als filmdecor gebruikt (als we de 'Chevalier marocain' van Louis Lumière uit 1887 buiten beschouwing laten). Nadat Alfred Hitchcock er in 1934 kortstondig neerstreek voor de opnames van 'The Man Who Knew too Much', vestigde vooral David Lean met 'Lawrence of Arabia' de aandacht op het cinematografische potentieel van de schitterende kasba’s en woestijnachtige gebieden rond de stad. Sinds de opening van de studio’s neemt het aantal filmploegen regelmatig toe. 'Astérix & Obélix: Mission Cléopâtre', een van de recentste producties, heeft indrukwekkende decors achtergelaten. Deze tronen naast een overblijfsel van 'Kundun' (van regisseur Martin Scorsese), dat zich in Tibet afspeelt. 'Gladiator' heeft er ook sporen nagelaten. Voor deze prent werd een volledige soek voor de kasba van Tamdaght opgetrokken en waren er duizenden figuranten nodig. Dit soort superproducties doet niet alleen een legertje metselaars en andere arbeiders leven. Een groot deel van de bevolking haalt immers - onregelmatige - inkomsten uit filmfiguratie. Naast de uitstekende weersomstandigheden lokt wellicht de lage loonkost de producers naar de studios van Ouarzazate. In een straal van dertig kilometer staan hele dorpen aan te schuiven voor een casting. Sommige families leven een volledig jaar van het geld dat ze met drie maanden figureren verdiend hebben. Dat de filmindustrie een zware impact heeft op de lokale economie spreekt voor zich. Het is wellicht mede daardoor dat het in Ouarzazate makkelijk is om alle noodzakelijke opname- en bouwvergunningen te krijgen. Een kasba in de buurt van Ouarzazate leeft al jaren met het bijbeldecor van een Italiaanse productie die er jaarlijks enkele weken neerstrijkt voor nieuwe opnames. Een deel van het decor begint in te storten en vormt een gevaar voor de inwoners. Maar voor een een paar duizend dirham, een habbekrats, kan een mens blijkbaar heel wat verdragen...


Tiffoultoute

Deze kasba werd tijdens de jaren 1960 gerestaureerd en omgebouwd toteen hotel. Op dat moment werd Lawrence of Arabia in een klein dorpje boven de palmentuin van Ouarzazate, een vijftal kilometer buiten het stadscentrum, opgenomen. Vandaag is het een restaurant voor groepen maar het gebouw kan niet tippen aan de authenticiteit en het statige voorkomen van het versterkte paleis van Tamdaght of Telouet. Het is nochtans meer dan tweehonderdvijftig jaar oud en was ooit eigendom van de familie van de Glaoui. Als je je maaltijd niet graag in het gezelschap van een bus toeristen verorbert, doe je er goed aan deze plek te mijden. Weet dat de toegang betalend is als je er niet eet... Wat verderop richting Zagora vertrekt een weg naar het El Mansour-meer en de stuwdam. Deze houdt het water van de Drâa tegen om de, met bijna vijftienduizend hectaren uitgebreide, vallei te irrigeren. Je kan het meer tevens bereiken via de route van de kasba’s die dichtbij de oevers loopt alvorens de palmentuin van Skoura, de Dadès - en Todra-kloof, Erfoud en de duinen van Merzouga te bereiken...

HET ZUIDEN, via de route van de kasba’s naar de woestijn

In Ouarzazate vertrekken twee wegen naar de woestijn. De eerste loopt zuidoostwaarts van kasba naar kasba, via de palmentuin van Skoura, de Vallée des Roses en de Dadès en Todra-kloven langs de Tafilalt en mondt uit op wegen die van Erfoud naar de spectaculaire duinen van Merzouga leiden. De tweede weg volgt de vallei van de Drâa tot Zagora langs talloze ksour, verstrekte dorpen die zich vandaag enkel tegen zandstormen en andere natuurfenomenen beschermen. Tussen Erfoud en Zagora loopt een geasfalteerde weg door een dor landschap waar de wind vrij spel heeft langs aardekleurige uitgedroogde oases.


De route van de kasba’s

Hoewel deze haast mythische route in Ouarzazate vertrekt, verschijnen de eerste kasba’s van het Marokkaanse zuiden al bij het betreden van de Hoge Atlas in berberland met Telouet, Tamdaght, Aït Benhaddou, Taourirt (Ouarzazate), Tiffeltoute. Na Ouarzazate is Skoura is de eerste interessante halte op deze weg. Het dorp zelf heeft met zijn relatief recente huisjes die netjes langs de twee hoofdstraten gebouwd zijn niet veel te bieden. Lokale trekpleister is de enorme 12de-eeuwse palmentuin van de Almohaden waar talloze wegen doorlopen. We kunnen ons levendig voorstellen hoe de palmentuin van Marrakech er goed uitzag voor een ziekte een ware ravage aanrichtte in de plantengroei. In dit heuse palmboomwoud leven meer dan vijfentwintigduizend mensen verspreid over vele gehuchtjes en kasba’s, waarvan sommige nog bewoond zijn. De berberstam die zich hieoorspronkelijk vestigde kreeg al snel het gezelschap van verschillende andere gemeenschappen, van een Arabische gemeenschap uit deTafilalt, bij Erfoud, in het bijzonder. Dit is waarschijnlijk de reden waarom hier meer Arabisch dan Berbers gesproken wordt. De bewoners leven vooral van de landbouw want tussen de palmbomen groeien fruitbomen en rozen, die hoofdzakelijk voor hun extracten gekweekt worden. De meeste kasba’s zijn vandaag verlaten en tot ruïnes vervallen (een ervan was ooit de woning van de Glaoui), sommige zijn privé-eigendom terwijl enkele gerestaureerd werden tot gastenkamers. Dit is bijvoorbeeld het geval voor de zeer luxueuze Dar Alham die enkel geschikt is voor zeer bemiddelde klanten. Aan een overnachting in een van de villa’s hangt een prijskaartje dat voor velen overeenkomt met een maandloon.

Kasba Ben Morro, langs de weg, is een pak democratischer. Deze mooie constructie werd prachtig gerestaureerd en op het terras geniet je van een schitterend uitzicht op versterkte torens. Hier vang je een glimp op van het leven dat zich onder de duizenden, vaak eeuwenoude, bomen afspeelt. Tussen Skoura en Boulmane vertrekt een andere baan, die geschikter is voor terreinwagens dan voor gewone auto’s, aan de nationale P32. Deze leidt naar de Vallée des Roses maar buiten het bloeiseizoen, in april en mei, zoek je deze bloemenweelde tevergeefs. De bloemen mogen dan het grootste deel van het jaar onzichtbaar zijn, de roze-oranje-kleur van de rotsen de ksar Bour Tharar, aan de ingang van een canyon boven een mooie oase, loont de moeite. Dit parcours van vijftien kilometer (heen) lijkt kort op de kaart en is een mooie wandeling. Maar ondanks de relatief goede staat van de weg bij droog weer doe minstens een dag over de heen- en terugreis met de auto. Tijdens het traject kan je bovendien vele foto-stops inlassen, onder andere voor de kasba van de Glaoui gelegen op een spectaculair voorgebergte. De wilde rozelaars waaraan de vallei haar naam dankt, groeien in bosjes tussen de velden met rupsklaver en andere graangewassen. De rozen verzekeren een deel van het inkomen van de bevolking en dienen voornamelijk voor het vervaardigen van rozenwater, zeep en andere ambachtelijke producten die aan toeristen op doorreis verkocht worden. Andere plaatselijke specialiteit zijn de messen, waarbij die van de El Kella M’Gouna-coöperatieve, die trouwens een bezoekje waard is. Rozenwater is zeer populair in Marokko want het wordt zowel voor de rituele wassingen als voor het op smaak brengen van de muntthee gebruikt. Je treft bijvoorbeeld een stokerij (enkel toegankelijk in april en mei) aan in een van de kasba’s van dit grote dorp dat op een versplinterde ksar lijkt. Hier kom je te weten dat er ongeveer zeven ton rozenblaadjes nodig zijn om amper een liter extract te bekomen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat steeds meer boeren ruikers van gedroogde of verse bloemen langs de wegen en op de markten verkopen. Boulmane-du-Dadès is meer dan een halte langs de route van de kasba’s en de kloven. Het is een marktstad en een belangrijk regionaal administratief centrum. Elke woensdag kan je flaneren in de soek gelegen op een groot plein omringd door arcades en winkels waar mensen uit de regio hun aankopen doen. Te voet, met de bus, met de taxi of op de rug van een ezel: alle transportmiddelen zijn goed om hier te raken. De wadi heeft hier een brede bedding gegraven die voldoende plaats biedt aan palmbomen en vooral de gewassen, groene plekjes in het uitgestrekte minerale decor dat door een schitterende canyon doorkliefd wordt.

De route van de Dadès-kloof begint juist voor Boulmane maar je moet minstens twintig kilometer afleggen vooraleer je de schoonheid ervan tenvolle kan appreciëren. Toch loont het chaotische landschap tot Aït Oufi de moeite dankzij een opeenvolging van kasba’s (die van Tamnalt en Aït Arbi zijn gewoonweg oogverblindend) op de andere oever van de wadi en de zogenaamde pattes de singes, apenpoten die op bas-reliefs van apensporen lijken, gegraveerd in de roodachtige rotswanden. Op de oevers van de wadi wassen vrouwen, drogen tapijten in de zon en vullen amandelbomen, populieren en velden elke vierkante meter. De weg loopt langs de waterloop en dringt twee kilometer na Aït Oudinar eveneens tussen de wanden van de kloven. Bij het verlaten van het dorp - waar enkele kleine hotels, restaurants en vakantieverblijven (er worden begeleide wandelingen aangeboden) de deuren geopend hebben - beklimt de weg het leemkleurige reliëf en biedt een adembenemend panorama op de wadi en canyon. De velden maken plaats voor een zuiver mineraal, dramatisch en indrukwekkend landschap. Tot voor kort stopte de geasfalteerde baan voor de bergpas en moest je te voet of met de terreinwagen verder om de schoonhied van de kloof, die breder wordt en eindeloos lijkt te draaien, te waarderen. Vandaag is de weg geasfalteerd en je kan de Todra-kloof op een dag bereiken. Op die manier mijd je een niet echt aangename heen- en terugreis over de moeilijk berijdbare weg tot aan de 'pattes de singes’...

Na Boulmane gaat de P32 verder naar Tinerhir, door een droog en woestijnachtig plateau, waar je in de verte enkele zeldzame dorpen evenals de kasba van Imter ziet. Het reliëf van de Jbel Sarho komt langzaam te voorschijn en het oostelijke verlengstuk van de Anti Atlas tussen de vallei van de Drâa en de Tafilalt. Het weinig charmante noch interessante Tinerhir komt dichterbij. Dit is de ingang van de Todra-kloof die spectaculairder is dan die van de Dadès. De stad telt veertigduizend inwoners (inclusief de omliggende dorpen) en is op verschillende niveaus opgetrokken rond een voorgebergte waarop de ruïnes van een gesloten Glaoui-residentie. Tijdens het protectoraat was dit een militaire post en het is, behalve voor het uitzicht op de twaalf kilometer lange palmentuin met kleine ksour en kasba’s (te zien op het terras van het Sarho-hotel), niet de moeite waard om te bezoeken. Er worden wandelingen te voet, op een dromedaris of met een terreinwagen aan toeristen aangeboden die het gemeenschapsleven ontdekken: samen bewerken de inwoners de van de velden en zorgen voor de watervoorziening. Op de weg langs de wadi kan je deze uitgestrekte botanische tuin afgewisseld met velden en boomgaarden gadeslaan. De majestueuze ksar van Aït Boujane, die sinds de jaren 1960 verlaten is, verbergt achter indrukwekkende omwallingen die boven de groene plantenzee uitsteken, op elkaar gestapelde huisjes in pisé. Door de nabijheid van Tinerhir en de bijbehorende moderne faciliteiten verkiezen de bewoners betonnen, comfortabelere huizen. Van ver lijken deze moderne constructies met roze voorgevels op oude kasba’s maar van zodra je dichterbij komt, verbreekt de betovering. Het is een bijzonder spijtige dat het schitterende architecturale patrimonium dreigt te verdwijnen indien er niet snel iets ondernomen wordt om het te behouden. Op het traject door de kloven tref je veel kasba’s aan. Vroeger liep de weg iets verder dan de bron van de heilige vissen, die vrouwelijke onvruchtbaarheid moet verhelpen, dood.

Na veertien kilometer vertrekt een baan aan de toegang tot de bergpas waar de hotels Les Rochers en Yasmina het minerale landschap een beetje verbrodden. Hetzelfde kan gezegd worden van de afschuwelijke GSM-antenne die onlangs in het hart van de canyon geplaatst werd. De voortaan geasfalteerde weg loopt tussen indrukwekkende, uitgesneden wanden die vaak driehonderd meter hoog zijn tot Tamtattouchte, een pittoresk aarden dorpje beneden in de kloof. Enkele kilometer na de bergpas heeft een kleine herberg (Festival) van de heraanleg van de weg gebruik gemaakt om zich aan de oever van de wadi te vestigen. Hier geniet je van een grandioos panorama en rust: de bussen met toeristen die in Yasmina of Les Rochers lunchen, strijken hier niet neer. Mijd ze dus best rond het middaguur als je een rustig bezoek wenst en geen figuranten of bussen op je foto’s wil... Jonge Berbers verkopen de hele dag juwelen, foulards en Marokkaanse pantoffels die duurder zijn dan in de soeks en zogezegd door hun familie in de bergen of in de woestijn gemaakt zijn maar waarschijnlijk van de markt van Marrakech afkomstig zijn... Om zeker te zijn van een goed standplaatsje (voor de hotels bijvoorbeeld) slapen sommigen zelfs achter hun kraampjes in kleine holtes uitgegraven aan de voet van de kliffen. Een inspanning die de grote, en met humor gebrachte, leugens goedmaakt. Naast het obligate commerciële praatje kan een gesprek tevens een bijzonder prettige ervaring zijn.

Tussen Tinerhir en Erfoud: de grootste Marokkaanse palmentuin

De weinige, zandkleurige dorpen langs de vijftig kilometer van de P32 tussen Tinerhir en Tinejad, zijn niet zo oud. Aan de horizon verschijnt de enkele kasba die vaak verlaten is omdat de bevolking voor een leven in een moderner gehucht, nabij de voormalige leefgemeenschap, gekozen heeft. Een lange opeenvolging van geërodeerde maar niet zeer hoge bergkammen volgt de weg van ver. De nationale heeft twee rijvakken en verkeert in uitstekende staat. Zodoende bereik je Tinejdad in amper een dertigtal minuten alvorens je naar Erfoud afslaat. Niemand stopt immers in Tinejdad, een stad met nieuwe gebouwen die zich over drie kilometer aan weerszijden van de baan uitstrekt in een zieke, door de zon en het gebrek aan water, uitgedroogde palmentuin. Een beetje verderop in Mellab dat zich tussen het asfalt en de palmentuin nestelt, troont een gedeelte van de oude ksar die opgeknapt werd. Het bouwwerk kleeft zodanig tegen de betonnen woningen aan dat het zijn charme grotendeels verloren gaat maar het landschap is al bij al mooi. Touroug is een dorp dat naar verluidt door alle jongeren verlaten is - ze zijn allemaal op zoek naar een beter leven in Europa.

Daarna betreden we een woestijnachtiger landschap: het reliëf wordt minder chaotisch en maakt plaats voor duinen. Enkele boeren weerstaan er aan de zandwinden en telen fruitbomen. Ze kweken tevens palmbomen die verkocht worden om de openbare parken en privé-tuinen te versieren. We vragen ons trouwens af hoe men erin slaagt om in zo’n schijnbaar dorre omgeving bomen te kweken. Het antwoord op deze vraag wordt al snel duidelijk: nomaden, wiens tenten in de verte op bruine vlekjes lijken, gaan water halen aan een wadi halen die kilometers verder ligt. Ze vertrekken bij zonsopgang en komen in de vroege namiddag terug met het kostbare vocht dat ze meestal tegen voedsel ruilen. We komen ze soms tegen wanneer ze hun dromedarissen of geitenkuddes, hun kostbaarste bezit, laten drinken aan een van de betonnen putten langs de kant van de weg. In de steden ruilen ze ook juwelen, vaak bezet met halfedelstenen, voor geld evenals tapijten, dolken en andere ambachtelijke of familieobjecten. Mooie souvenirs aan een reis naar Marokko. De tweede waterbron daagt nu ook op in het landschap. Net voor Jorf verrijzen tal van witte kegeltjes met een gat. Het lijken wel mini-vulkanen in zand en ze zijn kenmerkend voor dit deel van route naar Erfoud. Deze ghettourates of rhettata’s werden ongeveer twee eeuwen geleden door Soedanese slaven (tevens de reden waarom er zoveel zwarten in de streek wonen) gebouwd. Het regenwater werd druppelsgewijs opgevangen in bekkens alvorens naar de ondergrondse kanalen, de khettara’s, afgevoerd werd waardoor een kleine stroom ontstond die naar de huizen en palmentuinen stroomde waar het water volgens ingenieus systeem verdeeld werd. Beeld je even in: een reeks leidingen naar de velden, oases en kasba’s. Aan het uiteinde van deze leidingen voeren verschillende openingen, die van elkaar gescheiden zijn door een element dat op de tanden van een kam lijkt, het water naar de klanten via greppels (seguia’s) waarvan de breedte en het debiet afhankelijk zijn van de financiële middelen van de afnemers. Deze eenvoudige en doeltreffende manier van verdelen wordt nog altijd toegepast in de dorpen, waar een waterrechter over de goede gang van zaken waakt.

Een stad als Erfoud heeft stromend water. Er zijn dan ook veel hotels en de koninklijke familie heeft er een paleis... Zand is de grootste vijand van de ghettourates. De woestijn wint voortdurend terrein, ondanks de muurtjes in gevlochten palmboombladeren die de duinen moeten verhinderen om de weg verder in te palmen. Maar hun doeltreffendheid is van korte duur: de meeste zijn, zoals het asfalt, bijna helemaal bedekt met zand. Jorf is een groot dorp dat sterk verschilt van de leefgemeenschappen die we tot dan zijn tegengekomen. De wegen zijn er zoals elders in het Marokkaanse zuiden in aarde, behalve de hoofdstraat. Huizen hullen zich in het bleke geel van de woestijn en hebben allemaal, bijna immer gersloten, pistachekleurige deuren en vensters. Als de wind waait (en dat is vaak het geval) hult de stad zich in een dikke stofwolk. De palmentuin met zijn kasba’s en gehuchten is afhankelijk van het seizoen eveneens met dat stof bedekt. Deze tuin strekt zich over een dertigtal kilometer uit tot Erfoud, het administratieve en commerciële centrum van de streek. Dat dit vroeger een garnizoensstad was, merk je aan het dambordmotief van de straten, de grote lelijke gebouwen en enkele kazernes. De stad is interessanter in oktober tijdens het Feest van de Dadels waar drie dagen lang alle stammen van de Tafilalt op afkomen. Op drie kilometer van het stadscentrum overheerst de westelijke Borj (bastion) de woestijn, de stad en de enorme oase. Het bouwwerk staat jammer genoeg op een militair domein en je kan het slechts van op een nabijbelegen parking bewonderen. Bij helder weer kan je van op deze plek trouwens tevens de hamada (rotswoestijn) van de Guir zien. We zijn in het hart van de Tafilalt-oase, 'een plaatselijk Mesopotamië’, zoals gidsen het graag beschrijven. Twee stromen, de Ziz en de Rheris, naderen elkaar en vloeien parallel, naar het voorbeeld van de Tigris en de Eufraat. Maar daarmee stopt de gelijkenis dan ook.

De aanwezigheid van dit water laat de verbouwing van bijna een miljoen palm- en dadelbomen toe. Dit is reeds eeuwenlang de voornaamste landbouw en commerciële activiteit die afhangt van het waterpeil dat tussen periodes van overvloed tot en droogte schommelt. De stroom werd in goede banen geleid door ovenvermelde irrigatiesystemen. Sinds 1971 is er een stuwdam om de overstomingen de baas te kunnen en om constant over water te beschikken. De verzanding veroorzaakt regelmatig problemen in de leidingen en de palmbomen die getroffen zijn door een door een paddenstoel (bayoud) veroorzaakte ziekte, drogen stelselmatig uit. Dit betekent ook de stille dood van de palmentuin. Om te verhinderen dat de boeren naar het noorden trekken heeft de overheid de renovering van de ghettourates aangevat die sinds de 11de eeuw hun nut bewijzen. Ze maakten immers de ontwikkeling van de Haouz-vlakte rond Marrakech tot landbouwgebied mogelijk. Het is de bedoeling om de tuin geleidelijk opnieuw te beplanten met gezonde, en tegen de plaag behandelde, bomen. De weg naar de woestijn en Merzouga is in slechte staat en stopt zeventien kilometer na Erfoud. Daarna kom je op zandwegen terecht maar deze zijn beter dan het asfalt vol gaten. Mijd deze onverharde weg liever bij zonsondergang want zonder zicht op de schaarse bewegwijzering rijd je snel verloren. Je kan onderweg enkele marmermijnen bezoeken, bedrijven die zich op de ontginning van fossielen, die in geïmproviseerde winkeltjes langs de kant van de weg verkocht worden, geworpen hebben.

De Erg Chebbi is de ultieme bezienswaardigheid: spectaculaire duinen die zich in de breedte uitstrekken en tot honderdvijftig meter hoog kunnen zijn. Ze zijn vooral mooi bij zonsondergang als ze zich in vurige tinten hullen en het gezelschap krijgen van schaduwen. Deze plek trekt nu al enkele jaren toeristen aan en dus deed een reeks hotelletjes hun deuren open aan de voet van de duinen. Deze etablissementen verbrodden het mooie landschap helaas een beetje. Je kan er overnachten en de zonsopgang bijwonen die de duinen in een heller, geler licht dompelt. De nieuwste trend in hippe trips: een bivak met berbertenten en een tocht op een dromedaris. Avonturiers worden zo naar hun kamp gebracht. Een schommelende tocht van ongeveer twee uur. Met een terreinwagen doe je er amper een twintigtal minuten over. Er zijn steeds meer touroperators die dit soort tochten aanbieden bovenop een gewone woestijntocht met de terreinwagen of dromedaris. Als dit type activiteiten zich aan het huidige tempo blijft ontwikkelen schiet er binnen enkele jaren niets meer over van de duinen. Een van de gidsen die de klanten opwacht terwijl hij van een glaasje thee geniet, klaagt dat er tussen januari en april zoveel toeristen over de kammen van de duinen wandelen dat het lijkt alsof ze onder de vliegen zitten... De omgeving telt meer dan dertig herbergen. Enkele kilometers verderop, in Merzouga, duikt het ene etablissement na het andere op. Het toerisme heeft in dit schijnbaar verloren oord dat destijds enkel door karavanen aangedaan werd, heel wat om zeep geholpen. Het onthaal is hier niet meer authentiek en oprecht. Vandaag wachten de bewoners op werk d.w.z. op de buitenlandse toeristen, met als gevolg dat ze tijdens het laagseizoen werkloos zijn. Om de valkuilen van een te snelle ontwikkeling te vermijden, is er nu een vergunning nodig om een nieuwe herberg te mogen openen. De meeste van de bestaande etablissementen zijn vaak lukraak en zonder toelating opgetrokken. Sommige worden regelmatig bedolven onder het zand want de duinen verplaatsen zich zoals de rest van de woestijn, eenmaal voorbij de Erg Chebbi. Deze uitgestrekte en triest ogende vlakte reikt tot aan de Algerijnse grens, een zeventigtal kilometer verderop. Hier hebben de gidsen een eerder bijtende zin voor humor: ze betreuren dat de klanten hier slechts een avond of maximaal een nacht doorbrengen. Ze bieden hun diensten aan voor het bezoek van de kleine ksar van Taouz, het laatste dorpje voor de hamada van Guir, tevens Rissani genaamd. Dit lokale Jeruzalem is de wieg van de Alaouiten die het land nu al ongeveer drieënhalf eeuw besturen.


Van Erfoud naar Zagora: van de Tafilalt tot de Drâa-vallei

Een weg tussen twee woestijnen

Op twintig kilometer van Erfoud ligt Rissani, ooit een belangrijke halte op de karavaanroute, de laatste voor het betreden van de Sahara of de eerste plek waar de koopwaar, het goud, ebbenhout en de slaven samenstroomden. Dit handelscentrum is tevens een heilige stad met het mausoleum van Moulay Ali Chérif, de stichter van de Alaouiten-dynastie, in een prachtig gebouw met een binnentuin, niet toegankelijk is voor niet-moslims. Rissani bestaat uit een stadscentrum met daarrond dorpen die fusioneerden tot één stad en waar elke dinsdag, donderdag en zondag de grootste markt van de regio plaatsvindt. Je vindt er werkelijk alles: koeien, ezels, tapijten en berberjuwelen. Zeer pittoresk. Langs een laan van de nieuwe stad geven twee deuren uit op een permanente soek die niet toeristisch is en in niets vergelijkbaar met die van Marrakech. Andere bezienswaardigheid is de oude ksar Abbar in de buurt van het mausoleum. De ruïnes van de ksar strekken zich uit over meer dan vijf kilometer. Destijds verbleven de weduwes van de sultans hier en was dit de bewaarplaats van een deel van de Alaouiten-schat. Dit is meteen de verklaring voor de driedubbele omwalling die naar verluidt door zeshonderd zwarte soldaten bewaakt werd. Twee kilometer verder ligt de ksar van Oulad Abdelhalim, tevens eigendom van de koninklijke familie. Hij verkeert schijnbaar in een betere staat maar vanbinnen staat hij op instorten. Het gebouw heeft een monumentale ingang, al even spectaculaire torens en omvat een mooie kasba uit de 19de eeuw. Deze laatste is opgevat als een riad rond een binnentuin omringd door twee salons met plafonds in geschilderd hout. Er loopt een project het geheel te restaureren. De werkzaamheden zouden van het gebouw een zeer mooi toonbeeld kunnen maken van de architectuur van het Marokkaanse zuiden, een bouwstijl waarvan in de Drâa-vallei nog meer voorbeelden te vinden zijn. Als je vanuit Merzouga naar Rissani trekt, via een weg die binnenkort een laagje asfalt krijgt, moet je ten zuiden van de stad door een palmentuin waar een circuit van eenentwintig kilometer loopt langs vele - soms nog bewoonde - ksour. Praktische tip: maak gebruik van de diensten van een officiële gids om je door de doolhof van steegjes te loodsen en je behoeden voor allerlei voorstellen....

Rissani-Nkob, via de zuidkant van de Jbel Sarho

Meer dan driehonderd kilometer scheiden Rissani van Zagora. Het landschap is dor, rotsachtig, vlak en eentonig. Wat verderop gaat de toestand van de weg er aanzienlijk op vooruit: voor Mecissi - een gehucht overheerst door de majestueuze ruïnes van een ksar - kan je gebruik maken van twee rijvakken. Het lijkt alsof de oase met palmbomen met een watertekort kampt evenals de vlakte en de geërodeerde massieven die de reiziger tot Nkob begeleiden. Rond Tigernat, dat trouwens nog kleiner is dan het voorgaande gehuchtje, bieden een viertal winkeltjes fossielen aan: je waant je zowaar in Monument Valley. Tientallen kilometers lang zie je, op een handvol dorpjes na, enkel zand. Krachtige winden heffen de ruitenwissers op, schudden de wagens door elkaar en belemmeren het zicht. Bij momenten is dit een behoorlijk beangstigende ervaring. Tazzarine is het enige belangrijke dorpje langs dit parcours. Aan de oude, gedeeltelijk bewoonde ksar, hebben zich nieuwe gebouwen gehecht. Ze verlenen bijzonder weinig charme aan deze etappe tijdens Sahara-excursies met terreinwagens die onder meer langs tientallen rotsschilderingen (naar verluidt zou het om tweehonderd à tweehonderdvijftig jaar oude tekeningen gaan) in de buurt van Aït Ouazik, op iets meer dan vijfentwintig kilometer van Tazzarine die moeilijk bereikbaar zijn. Contact leggen met de lokale bevolking is moeilijker in deze afgelegen streek die niet door de toeristische rondreizen aangedaan wordt. Als je uit Erfoud of Merzouga komt, heb je de indruk een wandelende geldbeugel te zijn die niet overal even hartelijk ontvangen wordt als op de route der kasba’s. Hier, meer dan elders, wanen de bezoekers zich in de rally Parijs-Dakar en ze zijn dan ook niet geneigd om de streek te verkennen. Het landschap is veel eentoniger en pas in Nkob verschijnt er opnieuw een palmentuin die die naam waardig is evenals kasba’s. Er zouden nog vijfenveertig kasba’s overblijven die in goede staat verkeren.

Een ervan werd ingericht als gastenverblijf dat je ook kan bezoeken zonder verplichting tot overnachten of eten. Deze kasba herbergt een klein museum gewijd aan de lokale levenswijze waar twee vrouwen wol spinnen en weven evenals traditionele - en nog steeds gebruikte - keukens (Kasba Baha). In Nkob geniet je opnieuw van de hartelijkheid en gastvrijheid eigen aan het Marokkaanse zuiden. De mensen spreken je meestal uit pure nieuwsgierigheid aan. Als je hen vraagt waarvan ze in deze afgelegen regio leven antwoorden ze meestal: "moeilijk”. Twintig procent bewerkt velden in de palmentuin die lijdt onder de watersnood. Nog twintig procent is militair, tien procent werkt in de toeristische sector en de rest van de bevolking heeft een winkeltje of een werkplaats. Sommigen hebben geen werk en rekenen op de gulheid van naaste familieleden die in het noorden of in Europa wonen. Die verdeling verschilt lichtjes van stad tot stad en wordt beïnvloedt door de nabijheid van handelsroutes, de aanwezigheid van toeristen en de landbouwmogelijkheden. De nabijheid van de woestijn betekent niet dat de inkomstenbronnen uitgeput geraken. Een stad als Zagora, aan het uiteinde van de Drâa-vallei, is hier een mooi voorbeeldje van. Het landschap tussen Nkob en de Drâa-vallei is zeer mooi en doet aan de Far West denken. Links verrijzen de typische reliëfs met schoorstenen en rechts strekken zich lange, platte, door de erosie gebarsten stenen in een grijze en harde rots uit. Langs de weg tref je overal kasba’s aan die meestal verlaten zijn evenals mini-palmentuinen en enkele velden met rupsklaver en tarwe.

Daarna kom je bij een brede waterstroom terecht die destijds de langste van het land was: de Drâa legt van Ouarzazate een weg van een veertigtal kilometer af door een dor landschap alvorens een bedding te graven die vier maal zo lang is in een mooie vallei. De stroom maakt daarna een bocht (drâa in het Arabisch) in Mhamid en vloeit als het ware dood in de woestijn waar de stroom niet meer is dan een modderspoor dat tijdens de zevenhonderdvijftig kilometer die hem van de Atlantische Oceaan scheiden bijna constant droog staat. Hoe meer zuidwaarts je trekt, hoe schaarser het water wordt maar de weg blijft langs oases lopen die door irrigatiekanalen van water voorzien worden. De ksour zijn een ander typisch element van het landschap. Je treft deze al dan niet bewoonde constructies overal aan tussen Agdz en Zagora. Die van Ouad-Amane is bijzonder indrukwekkend. De P31 die Ouarzazate met Zagora verbindt en ten zuiden van Agdz het parcours vanuit Erfoud langs het zuiden van de Jbel Sarho kruist, is trouwens omgedoopt tot de route van de ksour. De weg loopt langs de berpas van Azlag waarvan de unieke wand schijnbaar bestaat uit duizenden enorme kubussen. Juist voorbij Tissergate overheerst een belvedère een enorme palmentuin en een zeer grote en bijna volledig gerestaureerde ksar. Laat de wagen langs de weg staan en wandel over een aarden weg naar doolhof van steegjes die vaak overgaan in ondergrondse doorgangen onder de huizen. Kinderen loodsen je in ruil voor een fooi, waaraan zware onderhandelingen vooraf gaan, door dit labyrint. Handig want de steegjes geven her en der uit op pleintjes en je hebt al snel de indruk hopeloos verloren te lopen te zijn. Je kan dit nog eens overdoen in Tamgeroute, voorbij Zagora, dat trouwens de ondergrondse medina genoemd wordt omwille van de vele overdekte gangen. Terreinwagens hebben ontegensprekelijk een streepje voor op de gewone voertuigen: tussen Agdz en Zagora duiden bordjes meermaals plaatsen aan waar je de wadi kan oversteken en een alternaltieve weg kan volgen. Deze weg brengt je tot in Zagora via palmentuinen, velden, ksour en kasba’s bevolkt door verschillende etnieën (Arabieren, Berbers maar ook Harratines, de afstammelingen van de zwarte slaven uit Soedan).

De nomaden die vandaag grotendeels een sedentair leven leiden, zijn lange tijd heer en meester geweest in de vallei waar ze de ksour plunderden en over de oases, waar velen zich definitief of deeltijds vestigden, heersten. Tijdens de tocht kom je meer te weten over deze volkeren en de architectuur van de dorpen met omwallingen die vandaag overbodig zijn bij gebrek aan belagers. Vele bewoonde ksour hebben zich gemengd met de buiten de versterking opgetrokken gewone huizen. Zagora strekt zich langs de weg uit. De aanblik van de meeste woningen - okerkleurige betonblokken - is een ontgoocheling. Enige bezienswaardigheid is het beroemde bord waarop staat: "Tombouctou: 52 jours en chameau” (TOMBOUCTOU: op 52 dagen per kameel). Dit curiosum hangt aan de muur van een overheidsgebouw bij het verlaten van de steden en herinnert eraan dat dit oord ooit een belangrijke transitplaats was op de karavaanroute waar, zoals in Rissani kostbare goederen uit zwart Afrika toestroomde. De laatste nomadische en semi nomadische Berbers en Toearegs ruilen er nog steeds hun juwelen, tapijten en andere waardevolle voorwerpen in de Caverne du Troc bijvoorbeeld. De zeven grote ruimtes van deze reuzebazaar zijn gevuld met antiquiteiten, kleding, uit kasba’s gerecupereerde deuren, zadels voor dromedarisen en andere voorwerpen die samen een heus museum van het dagelijkse leven in het zuiden van Marokko vormen. De meeste nepgidsen in Zagora tronen de toeristen keer op keer mee naar de onvermijdelijke souvenirwinkel waar dergelijke producten verkocht worden. Je kan ook alle woensdagen en zondagen gewoon gaan snuffelen in de soek waar je een overvloedige keuze hebt aan snuisterijen, echte en iets minder authentieke antiquiteiten, een enorme rommelmarkt en een veemarkt. Animatie en couleur locale gegarandeerd...

De kasba’s - waaronder de joodse waaraan men je zeker een bezoek zal aanbieden - liggen aan het uiteinde van de stad na de wadi langs de P31 die richting Mhamid trekt. Na het oversteken van de brug over de Drâ begint een baan voor waaghalzen - mensen met hoogtevrees kiezen beter een andere weg - die naar de Jbel Zagora klimt. Of je nu voor een beklimming met de terreinwagen of te voet (duur: een uur) kiest: de inspanningen worden beloond met een schitterend zicht op de palmoase, de ksour en de woestijn. Daarna trekt de weg verder naar het zuiden en de Tinfou-duinen. Maar zelfs bij zonsondergang zijn ze lang niet zo spectaculair en betoverend als die van Merzouga. De kleuren zijn valer, de duinen minder hoog en minder uitgestrekt. Tamgeroute is meer een omweg waard. Het ondergrondse deel ervan is gerestaureerd en herbergt een zaouia, in de 17de eeuw gesticht door een theoloog. Dit religieuze centrum omvat een medresse en een zeer interessante bibliotheek die vierduizend werken van grote waarde zou bevatten zoals manuscripten met miniaturen waarvan het oudste uit de 11de eeuw zou dateren. Jammer dat de mooiste werken naar Rabat overgebracht werden en dat de collectie die in Tamgeroute achterbleef niet op dezelfde zorgen kan rekenen dan de boeken in de koninklijke bibliotheek van de hoofdstad Ander plaatselijke curiosa zijn de ateliers waar pottenbakkers donkergroen geëmailleerde keramiek vervaardigen dat eenvoudig doch mooi is. In de buurt van Zagora wijst donkere rook op de aanwezigheid van een oven. Bij het verlaten van de palmentuin van Ouled Llage verschaffen twee kleine ksour elk onderdak aan zestig families. Het kerkhof strekt zich uit tussen de twee dorpen en de graven zijn met de tijd één geworden met de grond en de stenen.

De oven van de pottenbakkers is in de rots gegraven buiten de omwallingen, dichtbij de huizen. In deze oven worden met behulp van lange stokken terracotta vazen, grote borden en ronde potten gebakken. De ambachtslui zien hier in tegenstelling tot Tamgeroute geen toeristen en spreken geen Frans. Een gids komt zeker van pas: hij speelt tevens voor vertaler en dankzij hem worden bezoekers niet als indringers bejegend. Hij neemt ons mee naar het hart van de palmentuin voor een bezoek aan de rupsklaver-, henna- en tarwegewassen die langs deze reg groeien dankzij een traditioneel irrigatiesysteem. Jaarlijks wint de woestijn terrein op de verbouwde grond hetgeen het leven van de kleine boeren nog zwaarder maakt. Sommigen verdienen sinds enkele jaren hopen geld dankzij de woestijn want bivakken en tochten met kamelen doorheen de zand- en steenvlaktes zijn de toeristische specialiteiten van Zagora. Na een tocht van een dertigtal minuten over een min of meer berijdbare weg kom je aan in het kamp. Het is gebouwd achter de lage duinen opdat het kunstlicht van de stad de illusie van avontuur in onontognnen gebied niet zou verbreken. Om deze indruk helemaal af te maken worden de klanten ter plaatse gevoerd op de rug van een dromedaris. Een tajine en smakelijke muntthee verwelkomen de avonturiers in een berbertent waar ze tevens van een verkwikkende nachtrust onder de sterrenhemel genieten. Dat hebben ze nodig want de volgende morgen moeten ze vroeg uit de veren om de zonsopgang in de woestijn te bewonderen. Tijdens het ontbijt hebben ze het over de rugpijn die hun nachtrust om zeep geholpen heeft. De gidsen moeten hier hartelijk om lachen. Zij zijn ondertussen gewoon aan deze opmerkingen en noemen de toeristen Tamalous (van het Franse ’t’as mal où?’, 'waar heb je pijn?’). De begeleiders weten dat dit ongemak een onderdeel is van de totaalervaring en dat hun klanten uiteindelijk toch tevreden huiswaarts keren. Duizenden toeristen strijken jaarlijks in Zagora neer om een nachtje in een berbertent door te brengen. Dit oord is succesvoller dan Merzouga want je hebt geen dag nodig om het te bereiken vanuit Marrakech langs de Drâa-vallei en de route der ksour. De heen- en terugreis kan je makkelijk in twee dagen doen met bivak, enkele bezoeken inbegrepen.

Om Ouarzazate (op honderdzestig kilometer van Zagora) te bereiken en ons circuit op de route van de kasba’s af te ronden moet je dezelfde weg volgen. Las enkele haltes in voor de aankoop van dadels bij verkopers langs de P31 en om de koubba van Tansikht en het vijftiental ksour die elkaar tot Agdz opvolgen te bewonderen. De ksar van Tamnougalt werd destijds op een heuvel op de andere oever van de wadi (die je kan doorwaden) opgetrokken door de Mezguita-stam. Deze versterkte constructie met indrukwekkende torens werd jammer genoeg ontdaan van alle massieve deuren, balken en plafonds in geschilderd hout. Liefhebbers van antiquiteiten hebben deze bouwelementen wellicht voor een goed prijsje verkocht of in hun eigen interieur verwerkt. De binnenkant is ingestort en dus niet meer te bezoeken. Het iets lager gelegen pisé-dorp is nog steeds bewoond en zeer charmant. In Ouriz nestelen het dorp en de moskee zich in de beschermende schaduw van een vervallen ksar. Een grote markt met een omheining is de verzamelplaats voor de bewoners van de naburige dorpen. Hier ruilt men alles, zelfs gebruikte metalen deuren. Het volk stroomt toe, zelfs op het middaguur onder een snikhete zon. Agdz heeft zich tot een stadje ontpopt in het verlengde van Ouriz. Dit oord is niet echt charmant maar er hangt een levendige en gezellige sfeer. Dit is vooral te danken aan de soek op het hoofdplein met daarrond arcades, beenhouwerijen, kraampjes en cafés. Daarna klimt de weg naar de rode, dorre rotsen met groeven of die in ontelbare blokjes gesneden zijn. We bevinden ons op minder dan zestig kilometer van Ouarzazate en het landschap verandert volledig: de oases en palmentuinen maken plaats voor een schijnbaar oneindig mineraal decor. Een beetje voor de bergpas van Tizi-n-Tinififft (1.660m) vertrekt een baan die toegankelijk is voor terreinwagens naar Tizgui en de Drâa-watervallen waar je, afhankelijk van het seizoen en het waterpeil, na een wandeling van een tiental minuten een frisse duik kan nemen in een van de kleine bassins. Bij het naderen van de bergpas verschijnen enorme kloven die uitgegraven zijn door een amper zichtbare wadi. Je waant je hier in de Grand Canyon. De horizon wordt eenmaal voorbij Aït Saoun, dat niet meer is dan enkel huisjes, ruimer en het reliëf vervlakt. We dalen langzaam af naar Ouarzazate dat aangekondigd wordt door enkele kasba’s. Dit is het eindpunt van een lange rondreis door het Marokkaanse zuiden. Het is een land op zich, boordevol contrasten en een indrukwekkend menselijk en architecturaal patrimonium. De routes van kasba’s en de ksour zijn de perfecte illustraties van een prachtige aarden architectuur. Laten we hopen dat dit niet de laatste exemplaren zijn die door toedoen van wind, zand, water voorgoed van de aardbol, en uit ons geheugen, dreigen te verdwijnen.


Praktische info: OVERNACHTEN

•I Roccha in Tisselday Dit kleine gastenhuis op een dertigtal kilometer van de bergpas van Tizi-n-Tichka draagt een wel heel toepasselijke naam (rotsblok). Van de zandweg die naar de top van de heuvel klimt zie je het gastenverblijf dat een jaar geleden open ging. Catherine komt uit het zuiden van Frankrijk maar haar echtgenoot Ahmed werd in Tisselday geboren en kreeg, zoals alle jongens uit de streek, een stukje grond. Een traditie die verdergezet wordt in de hoop de jongeren aan te sporen om in de streek te blijven. Het koppel heeft er met de hulp van de dorpelingen een mooi pisé huisje met een patio en vijf kamers opgetrokken. De eetzaal met meubels in populierenhout is helder en geeft uit op een balkon dat op het dorp uitkijkt. Boven dat dorp prijkt een vervallen kasba. Catherine en Ahmed zorgen voor een mediterrane, aan de Marokkaanse recepten aangepaste keuken (ze zijn van plan om binnenkort culinaire verblijven en stages aan te bieden) en organiseren diverse activiteiten: begeleide wandelingen door de dorpen in de buurt en een picknick in een palmentuin. Maar ook thematische wandelingen en bezoeken gewijd aan de geologie (Ahmed is geoloog), het leven van de Berbers, de architectuur... Praktische info -7 comfortabele kamers die eenvoudig doch smaakvol ingericht zijn. Privé-douche en toilet. -Prijzen (per kamer, ontbijt inbegrepen): €60 tijdens het laagseizoen, €66 tijdens het tussenseizoen en €76 tijdens het hoogseizoen. Voor de huur van het hele huis betaal je €420, €462 of €532, afhankelijk van het seizoen en zonder de maaltijden (€12/persoon/diner).

•Info & reserveringen: Tel: 00 212-(0)67-73 70 02 Internet: www.iroccha.com

•Dar Daïf in Ouarzazate (Talmasla) Bij het verlaten van Ouarzazate, via de weg naar Zagora, brengt een baan van drie kilometer je naar een oude door ooievaars bewoonde kasba. Daarnaast tref je de overblijfselen van een filmdecor en een andere kasba aan. Deze laatste werd gerestaureerd en is vandaag een gastenverblijf van twaalf kamers of suites. Het huis behoorde, zoals het overgrote deel van het dorp, toe aan een joodse familie. Dit gegeven had een invloed op een aantal details zoals de deuren bijvoorbeeld. Het pand werd door Zineb en Jean-Pierre Datcharry gekocht. De dame des huizes is Marokkaanse en de gastheer is een Fransman. Beide berggidsen wonen sinds vijfentwintig jaar in Marokko en ze zochten jarenlang een eenvoudig huisje voor hun gezin. Tot ze deze woning ontdekten waar ze nu hun gasten in torens met kantelen ontvangen. Het is trouwens op aanraden van die logés dat de eigenaars besloten om, lang voor de trend van de riads, een gastenhuis te openen. Vandaag bieden ze kost en inwoning aan en organiseren nog altijd trekkings in de Atlas voor gezinnen of kleine groepen, kameeltochten en thematische wandeligen. Je hebt de mogelijkheid om de herders te vergezellen tijdens de seizoenstrek of om samen met Zineb de bergbewoonsters te ontmoeten (enkel toegankelijk voor vrouwen natuurlijk) en elke dag een andere activiteit met hen te delen: het rapen van het hout, het maken van brood, stoombad, koken... Dar Daïf is een rustig en gastvrij huis met een zware houten deur die uitgeeft op een groot binnenplein met veel bloemen, blauwe tafels en een mooi zwembad. Een trap klimt naar de twee verdiepingen en het dak waar het terras een mooi zicht biedt over de streek, de naburige kasba tot aan het meer en de besneeuwde toppen van de Atlas. Alle kamers zijn anders maar in alle vertrekken zijn de muren gedeeltelijk bezet met bruine tegels in keramiek en tref je intens blauwe spreien in kostbaar fluweel met talloze gouden puntjes aan. Het restaurant strekt zich uit rond lichtschachten in een charmant, traditioneel kader met antiquiteiten, allerlei ambachtelijke en gebruiksvoorwerpen en een fontein.

Praktische info •1 kleine tweepersoonskamer, 3 driepersoonskamers (1 groot bed + 1 singlebed), 2 suites met bureau en 6 juniorsuites voor 2 à 3 personen (die op het gelijkvloers is toegankelijk voor mindervaliden). Alle kamers hebben een privé-badkamer of douche en sommige beschikken over een terras of een balkon. Hamam, internet en zwembad.

•Prijzen (per kamer, ontbijt inbegrepen): €37 voor de kleine kamer, €68 voor de twee- en driepersoonskamers, €100 voor een juniorsuite en €140 voor de grote suite (2 à 3 personen).

•Info & reserveringen Tel: 00 212-(0)24-85 49 47. Fax: 00 212-(0)24-85 49 48 E-mail: Dit e-mailadres is beschermd tegen spambots. U heeft Javascript nodig om het te kunnen zien. Internet: www.dardaif.ma •Kasbah Ellouze in Tamdaght Ellouze betekent amandelboom in de taal van de Berbers. Deze mooie kasba dankt zijn naam aan de boomgaard in de palmentuin. Sinds februari 2002 kan je er terecht in een van de acht kamers. Alle vertrekken zijn verschillend maar delen een sobere inrichting in berberstijl met mooie plafonds in stengels van gekleurd riet met geometrische vormen. Drie kamers zijn ingericht op het terras in de hoektorens van de kasba terwijl de vierde toren dienst doet als gemeenschappelijke badkamer. Het dorp heeft enkel tussen 18u en 22u elektriciteit. 's Nachts zijn kaarsen in mooie terracotta luchters, in de vorm van een bijenkorf of een minikasba, de enig mogelijke verlichting. Gevolg is dat zowel het beddengoed als de handdoeken met de hand gewassen worden. Het brood bakt men in de oven van het huis en de keuken is typisch Marokkaans. In de keuken bereiden de dames gerechten die je waarschijnlijk in geen enkel restaurant proeft. Je ontbijt aan zelligestafeltjes op een groot terras dat uitkijkt op het paleis van de Glaoui, de ooievaarsnesten en de palmentuin. Als het teatime is, zoek je vooral de frisse patio en bouhou (het kleine salon) onder de arcades voor de stervormige fontein op. Pluspunt: het zeer vriendelijke onthaal dat je het gevoel geeft 'van het dorp’ te zijn.

Praktische info •5 tweepersoonskamers met privé-badkamer en toilet, 3 kamers in de hoektorens met gemeenschappelijke badkamer. Kleine traditionele hamam.

•Prijzen (voor twee personen met halfpension): vanaf 60€

•Kasbah Ellouze Tel/fax: 00 212 -(0)24-89 04 59 GSM: 00 212-(0)67-96 54 83 Internet: www.kasbahellouze.com

•Les Tourmalines, aan het meer van Ouarzazate Dit gastenverblijf ging amper enkele maanden geleden open in een residentiële buitenwijk van Ouarzazate. Het gebouw is opgetrokken in kasbastijl maar heeft niets ouds en vertoont weinig overeenkomsten met de vorige gastenverblijven. Het prachtige zwembad, schitterende zicht op het meer en de rust lenen zich uitstekend tot lekker luieren maar het decor is niet authentiek Marokkaans. Een mooi plekje om even te verpozen voor je verder trekt naar de bergkloven en woestijn.

Praktische info •13 ruime kamers met salon, wc en badkamer. 2 suites met eenvoudige meubels. Alle kamers bevinden zich op het gelijkvloers en hebben een terras met zicht op het zwembad. Hamam, golfterrein van 9 holes in de buurt. Marokkaanse en Europese keuken geserveerd in een berbertent of op een aangenaam terras aan het zwembad.

•Prijzen (ontbijt inbegrepen): 1000 dirham (2-pers.kamer) of 2500 dirhams (single kamer) Met halfpension: 1300 dirham (2-pers.kamer) of 2800 dirham (single kamer). Kinderen tot 12 jaar die in de kamer van hun ouders slapen, krijgen een korting van 50% op alle diensten.

•Info & reserveringen: Tel: 00 212-(0)24-88 71 07 00 212-(0)61-249582 E-mail: Dit e-mailadres is beschermd tegen spambots. U heeft Javascript nodig om het te kunnen zien. Internet: www.lestourmalines.net

•Kasba Ben Morro in Skoura Deze 17de-eeuwse kasba werd door een Spanjaard uit Cádiz gerestaureerd. Je kan er verblijven in een van de dertien kamers met badkamer of in drie kleinere vertrekken. Ze zijn ondergebracht op het terras in drie van de hoektorens (de vierde herbergt de gemeenschappelijke badkamer) en zijn eenvoudig ingericht. De meubels, met veel smeedijzer, zijn grotendeels afkomstig van Marrakech maar het zijn lokale ambachtslui die dit grote en mooie huis gedurende bijna twee jaar gerestaureerd hebben. Let op de opmerkelijke oorspronkelijke deuren. Enig minpuntje: de dertien kamers zijn allemaal op dezelfde manier ingericht, zoals een hotel, en het onthaal is er minder persoonlijk dan in de meeste andere bezochte gastenverblijven. Het is een mooi plekje en van op het dak heb je een subliem uitzicht op de palmentuin.

Praktische info •Ligging: bij het binnenrijden van Skoura langs de weg en de palmentuin

•Gesloten in juli

•Prijzen (per kamer, per nacht, ontbijt niet inbegrepen): 75-150€

•Info en reserveringen Riads au Maroc: tel: 00212 (0) 24 431900. E-mail: Dit e-mailadres is beschermd tegen spambots. U heeft Javascript nodig om het te kunnen zien. Website: www.riadomaroc.com

•Chez Pierre, in de Dadès-kloof Brusselaar Pierre heeft dit schitterende terrein negen jaar geleden gekocht. De bouw van dit zeer charmante huisje, dat aanleunt tegen de flank van de berg aan de overkant van de wadi, duurde vijf jaar. De meubels zijn eenvoudig maar de acht kamers (+ een appartement) zijn comfortabel en helder. Ze bevinden zich op verschillende niveaus waardoor het geheel meer op een dorpje met steegjes lijkt. Sommige vertrekken hebben een privé-terras terwijl andere een gemeenschappelijk balkon waar tot vier personen kunnen logeren, delen. Op het bovenste terras tref je trouwens een zwembadje aan evenals het restaurant dat een Europese keuken serveert die aangepast is aan de lokale recepten en producten. Pierre wil van zijn herberg een heuse gastronomische etappe maken op de route van de kasba’s en de Dadès-kloof.

Praktische info •Ligging: in Aït Oufi dichtbij de plaats waar de kloof samenkomt en een bergengte vormt.

•Gesloten van 6 juni tot half juli, van november tot 20 december en van 10 januari tot 10 februari.

•Prijzen: 550 dirham/persoon/dag met halfpension (in alle kamers).

•Info en reserveringen Tel: 00-212-(0)24 830267 of 00-212 (0)68 24 83 75.

•Kasba Derkaoua (The Desert Inn) tussen Erfoud en Merzouga Michel is een Fransman die reeds vijfentwintig jaar in het Marokkaanse zuiden leeft. Hij zocht er lang een plek om van zijn lerarenpensioen te genieten en een gastenhuis te openen. Halverwege tussen Erfoud en de Merzouga-duinen vond hij de ideale locatie om zijn droom waar te maken. In tegenstelling tot de vele herbergen aan de voet van de duinen is de Desert Inn zeer rustig. Hier is geen sprake van voorbijtrekkende terreinwagens vol toeristen bij zonsop- en ondergang. Je verblijft in het hart van de oase in een kasba met steegjes en bungalows die op traditionele huizen lijken of in tenten voor een partijtje kamperen. 's Avonds eet je bij kaarslicht onder de palmbomen of op een hogergelegen bloemrijk en intiem terras (dat iets hoger ligt en vol bloemen staat). De zes kamers zijn ondergebracht in huisjes die door een muur beschermd worden en bescikken over een klein binnenplein, tuinmeubels, plaatselijk meubilair, gordijnen die eigenlijk berberdekbedden zijn, een privé-badkamer, kleurrijke kussens en airco. Met zijn berberhoekjes waar je op kussens van een thee kan nippen, zwembad, oleanders, palmbomen en twintig comfortabele logies (elf kamers, zes bungalows, drie appartementen-suites) is de Kasba Derkaoua zonder twijfel het beste adres van de regio.

Praktische info •Ligging: halverwege tussen Erfoud en Merzouga, enkele kilometers na het eindpunt van de weg

•Gesloten tussen 6 januari en 6 februari en in juli en augustus

•Prijzen (voor verblijven met halfpension) vanaf 550 dirham/persoon/nacht in een tweepersoonskamer (kortingen voor kinderen jonger dan twaalf jaar die in de kamer van hun ouders verblijven). Er worden tevens bivakken georganiseerd met een nomadische tent (tocht van twee uur op een dromedaris).

•Info en reserveringen Kasbah Derkaoua: tel/fax: 00-212-(0) 55 577140 E-mail: Dit e-mailadres is beschermd tegen spambots. U heeft Javascript nodig om het te kunnen zien. Website: www.aubergederkaoua.com

•Kasba Baha Baha in Knob Deze in 1944 opgetrokken, en onlangs gerestaureerde, kasba was een familiewoning tot de huidige eigenaar - die er tevens opgroeide - er een gastenhuis van maakte. Enkel twee kamers op het gelijkvloers, die vooral voor oude mensen of mindervaliden geschikt zijn, hebben een privé-badkamer. De acht suites op de verdiepingen, en waar voltallige families kunnen logeren, delen een gemeenschappelijke badkamer met de gasten die liever in een van de vijftien nomadische tenten in de tuin verblijven. Het ontbreken van badkamers in de meeste vertrekken is een bewuste zet. Op die manier moeten de gasten de indruk krijgen dat ze in een echte bewoonde kasba verblijven en niet in een hotel. Een klein etnografisch museum vervolledigt het geheel dat tevens een zwembad en drie restaurants omvat die ingericht zijn zoals een traditioneel huis en een panoramisch restaurantje op een terras met een schitterend zicht op de oase en Nkob. Het onthaal is charmant en het concept interessant: de eigenaar hoopt de andere herwaarderingsprojecten van de talrijke kasba’s tot een goed einde te brengen om de onrustwekkende plattelandsvlucht halt toe te roepen.

Praktische info •Ligging: in het hart van Nkob in een kasba-buurt boven de palmentuin

•Prijzen (per kamer en per nacht, ontbijt inbegrepen) 300 dirham voor de suites (met gemeenschappelijke badkamer) voor twee personen en 400 dirham voor drie personen. Tweepersoonskamers met privé-badkamer: 350 dirham voor 2 personen. Een verblijf in de berbertent kost 160 dirham voor 2 personen en 210 dirham voor 3 personen Georganiseerde bivakken in een berbertent in een straal van vijftig kilometer met halfpension: 1000 dirham/persoon.

•Info en reserveringen Kasbah Baha Baha: tel: 00-212-(0) 44 838463 ou -44 307801. Fax: 00-212-(0)44 838464. Website: www.bahabaha.com

•Bivouac Caravane du Sud in Zagora Caravane du Sud is een specialist in kamelentochten en bivakken in de woestijn. De dichtstbijgelegen site is Nakhla op veertien kilometer van Zagora maar er kunnen tochten tot tweehonderdnegentig kilometer buiten de stad georganiseerd worden voor groepen van twee à twaalf personen. De meest toegankelijke bivak gaat door in de buurt van Zagora in de duinen op enkele kilometers van de palmentuin. Je vertrekt in de late namiddag en de transfer verloopt op een dromedaris (of in een terreinwagen). Het tentenkamp omvat drie à vier tenten voor twee tot vier personen (afhankelijk van ieders wensen). Thee en warme maaltijden wachten de nomaden van een avond op in een open tent. De volgende dag kunnen ze, indien ze dit wensen, gewekt worden om de zonsopgang bij te wonen. Het ontbijt nuttig je rond 7u alvorens je je woestijnschip beklimt voor de terugweg. Ondanks het lage comfortniveau - dat waarschijnlijk groter is dan dat van de echte nomaden - is dit een ervaring die je tenminste één keer in je leven moet beleven.

Praktische info •Prijzen: omdat de bivakken à la carte georganiseerd worden en afhangen van het aantal deelnemers en de aard van de diensten variëren de prijzen en moet je een bestek vragen. caravanedusud.2zagora.com Caravane du Sud: tel: 00-212-(0)24 847569. Fax: 00-212-(0)24 847497. E-mail: Dit e-mailadres is beschermd tegen spambots. U heeft Javascript nodig om het te kunnen zien.







Laatst aangepast op maandag, 05 april 2010 16:31