Afdrukken
Tweet

LOUXOR

In het hart van het oude Thebe, een van de grootste archeologische sites ter wereld

De ‘stad met de honderd poorten’ van Homerus strekt zich uit op de oostelijke Nijloever, iets meer dan 670 km van Cairo, waarvan ze niet de geografische omvang heeft, al was ze veel vroeger reeds de hoofdstad van een machtig rijk dat er talrijke sporen heeft nagelaten. Zijn toeristische succes dankt Luxor trouwens aan dat aanzienlijke archeologische erfgoed, dat terug te vinden is op beide oevers van de Nijl, niet aan de geringe aantrekkingskracht van het moderne centrum. Langs de Corniche doet de Nijl dienst als aanlegplaats voor cruiseschepen. Die vatten hier hun tocht aan, na een bezoek aan de tempels en de dodenstad van het antieke Thebe, en vóór het bezoek aan minstens even memorabele sites die de religieuze, wereldse en sociale geschiedenis vertellen van dit land met zijn mythisch en fascinerend verleden.

Er was eens…

… een provinciestadje genaamd Waset, dat zich reeds op de oostelijke Nijloever had genesteld ten tijde van het Oude Rijk (2700-2200 v. Chr.). Op een dag verkoos Sehertani-Intef, die slechts twee jaar zou regeren, het tot hoofdstad van het land dat zijn opvolger, Mentoehotep I, zou proberen te verenigen. De stad werd Thebe gedoopt en groeide, maar verloor door politieke onlusten algauw haar belang. Het zou nog duren tot de 18de dynastie en het Nieuwe Rijk (1550-1069 v. Chr.) voordat ze geleidelijk zou evolueren tot een uitgestrekte grootstad. Op de westelijke oever werden reusachtige paleizen en tempels opgericht, terwijl op de andere oever in het gebergte een uitgestrekte necropool werd uitgegraven, met graven die verdeeld zijn over vier ‘dalen’: dat van de Koningen, dat van de Koninginnen, dat van de Edelen en dat van de bouwers. Zo werd de wereld van de levenden voorgoed gescheiden van het terrein van de doden. Toen de hoofdstad tijdens de 22ste dynastie (vanaf 950 v. Chr.) definitief verhuisde, bleef Thebe in tegenstelling tot Memphis (dat werd verlaten) toch een actieve stad, tot 672 v. Chr., toen ze door de Assyrische koning Assoerbanipal werd geplunderd en in verval raakte. De Ptolemeeën gaven de stad ongeveer zes eeuwen later de genadeslag door ze bijna helemaal te vernietigden, om zo de rol van Alexandrië te benadrukken. Ze werden kort nadien gevolgd door de Romeinen, die slechts een reeks ruïnes achterlieten op de plaats waar ooit ‘De Paleizenstad’ stond (‘el-Uqsur’ in het Arabisch, de basis van de huidige naam). Later nog brachten koptische christenen hun kerken onder in de overblijfselen van de tempels. Ze werden na de islamitische verovering (640) vervangen door moskeeën. Een ervan bevindt zich trouwens nog altijd tussen de stenen uit de faraotijd van Luxor. De stad werd min of meer vergeten en verlaten. Ze kwam pas in het begin van de 19de eeuw opnieuw in de belangstelling. De expeditie van Napoleon toonde haar archeologische rijkdom aan de wereld en lokte er eerst wetenschappers en vervolgens toeristen heen. Momenteel zorgt het toerisme hier voor 80% van de arbeidsplaatsen.


Oostelijke Oever

Beide oevers van de rivier zijn tegenwoordig weliswaar bewoond, maar Luxor City heeft zich toch vooral op de oostelijke oever ontwikkeld, tussen de tempel van Karnak (in het noorden) en die van Luxor (in het zuiden), de Nijloever en de spoorweg (in het oosten). In dit al bij al niet zo uitgestrekte gebied vind je alle bezienswaardigheden: de twee tempels, uiteraard; maar ook het Archeologisch museum, het Mummificatiemuseum en de soek, die minder toeristisch wordt naarmate je je van de Nijl verwijdert. Voorts kun je het beste een koetstochtje maken ($10 tot 15) om de weinige bouwwerken te ontdekken die dateren van de Britse ‘bezetting’, waar-onder het Winter Palace (een 5* hotel waar je bij voorkeur omstreeks zonsondergang een kop thee gaat drinken op het terras).

KARNAK

Karnak werd gesticht ten tijde van de 18de dynastie, tijdens de bloeiperiode. Twee van de goden van de Thebaanse trias hadden er hun ‘rijk’, evenals Amon, in het midden en zijn echtgenote Moet, in het zuiden. Een derde, kleinere heilige ruimte is gewijd aan Montoe, de oorlogsgod, en staat in het noorden. Die twee laatste, waarvan alleen nog ruïnes overblijven, zijn nog niet helemaal blootgelegd. Thoetmozes I,II,III en Hatsjepsoet waren de belangrijkste bouwers in Karnak, maar iedere farao tijdens de op hen volgende periode van 1300 jaar leverde een bijdrage, soms door die van zijn voorgangers gedeeltelijk af te breken. Zo liet Thoetmozes III, die slecht had verteerd dat hij 20 jaar had moeten wachten vooraleer hij de troon kon bestijgen, de bas-reliëfs en hiëroglyfen weghameren die naar Hatsjepsoet verwezen… Dit religieuze complex van meer van 25 hectare (ooit 124 ha) was zonder enige twijfel het grootste van het land en omvatte naast de centrale tempel ook nog een twintigtal bouwwerken uit verschillende perioden. In feite omvatte Karnak ook een reeks dorpen en de priesterverblijven, een scheepswerf, handelsfactorijen en meer dan 80.000 mensen die meewerkten aan de cultus van Amon. Afgezien van de heilige meren en enkele overblijfselen van de belangrijkste gebouwen blijft er al bij al dus niet zoveel van over en vergt het flink wat verbeeldingskracht om je een beeld te vormen van de omvang van de antieke stad.

Een bezoek duurt minstens een halve dag, want al is deze plek niet te vergelijken met wat ze in de tijd van de farao’s moet zijn geweest, toch blijft ze immens, indrukwekkend en complex. Binnen de centrale omwalling kom je om te beginnen bij de tempel van Amon, de belangrijkste en ook de grootste. Je bezoek bestaat uit zoveel etappes als die tempel ‘afdelingen’ en kleinere tempels omvat. Een dromos (weg), omzoomd door een dubbele rij sfinxen met de kop van een ram die een kleine farao tussen hun poten houden, verbond dit complex ooit met de tempel van Luxor. In Karnak doet hij dienst als rode loper voor de toeristen. Hij houdt op voor een pyloon met twee reus-achtige torens (met 43 meter de hoogste van Egypte). Je betreedt vervolgens het grote voorplein, dat op zich al de tempel van Seti II (1200-1194 v. Chr.), links van de ingang, de resterende zuilen van de kiosk van Taharka, een 15 m hoge stenen kolos die Ramses II (1279-1213 v. Chr.) voorstelt en de ingang van de bijzonder fotogenieke tempel van Ramses III (rechts) omvat. Vierkante zuilen, waartegen de klonen van de farao rusten, met hun armen voor hun borst, omgeven er een ander, wondermooi binnenpleintje. Voorbij een tweede pyloon volgt dan het meest spectaculaire deel van je bezoek: de immense hypostylzaal (in totaal ongeveer 5000m2), gevuld met een echt woud van 134 zuilen, sommige tot 23 meter hoog en helemaal versierd met bas-reliëfs. Voorbij de derde en vierde pyloon, die de obelisk van Thoetmozes II (en de verbrokkelde resten van drie andere) omvatten zoals een hotdogbroodje een worst, kom je ten slotte in het hart van de grote tempel, die herhaaldelijk werd verbouwd. Tegenwoordig is het opvallendste (en hoogste) overblijfsel een van de twee obelisken van roze graniet (30 m) van Hatsjepsoet (1479-1457), ongetwijfeld het beste herkenningspunt voor bezoekers die verloren beginnen te lopen tussen de wirwar van stenen en ingestorte muren. Pylonen volgen elkaar op en bouwsels staan naast elkaar, in een overvloed van minder indrukwekkende overblijfselen, waaronder je toch de ‘tempel van miljoenen jaren’ herkent, waar enkele zuilen nog sporen vertonen van schilderingen uit de christelijke periode, toen deze zaal met vierkante zuilen werd omgevormd tot een kerk. Let ook op de Ptolemaïsche kapel (voorbij de zesde pyloon) met haar versiering van gouden sterren, de zuilen die tentharingen voorstellen in de feestzaal van Thoetmozes III (die de voorstellingen van Hatsjepsoet in enkele van de kleine zalen van de tempel liet weghalen), helemaal achteraan het complex, en de stèle die ‘Tabel van de koningen van Karnak’ werd gedoopt en waarop de naam van Hatsjepsoet, de enige koningin in de lange rij van farao’s opzettelijk lijkt weggelaten…

Het is evenwel een kopie: het origineel staat al een hele tijd in het Louvre. Ten zuiden van de grote tempel ligt het Heilig meer, dat zijn oorspronkelijke omvang (120 x 77 m) heeft teruggekregen. Door de dam in Assoean was het peil van de Nijl immers gedaald en werd het meer niet langer via een systeem van kanalen gevoed. Het was veranderd in een weinig aantrekkelijke modderpoel. Vanaf het hogergelegen terras (waar de toeschouwers van het klank- en lichtspel zitten) geniet je van een mooi overzicht van Karnak. Bij het meer lopen sommige Egyptenaren vijf keer rond de reuzenscarabee (die de opkomende zon voorstelt), een ritueel dat ze uitvoeren wanneer ze een kind wensen. Andere pleinen (en pylonen), omringd door twee kapellen en met enkele beelden en kolossen, leiden van de grote tempel (die van west naar oost is georiënteerd) naar de zuidelijke omwalling, die de veel bescheidenere tempel van Moet afbakent, waar ook een tweede dromos van sfinxen met ramskop eindigt. Er blijft echter niet veel meer over van de gebouwen die ooit dit complex vormden, dat eveneens een heilig meer omvatte en gewijd was aan de godin van de hemel, de gemalin van Amon en tevens lid van de Thebaanse trias. De tempel van Montoe, god van de oorlog, staat ten noorden van het complex van Amon, in een kleine zone van 150 m2 (‘de noordelijke omwalling’), die ook een heiligdom voor Amon en verscheidene kapellen omvat. Deze gebouwen, waar nauwelijks toeristen komen, zijn minder interessant dan het Openluchtmuseum. Het omvat een hele reeks funderingen, de aardige ‘witte kapel’ uit de tijd van Sesostris I (1934-1898 v. Chr.) die versierd is met mooie bas-reliëfs, en gebouwen die onlangs door archeologen werden opgegraven en die in situ niet kunnen worden gereconstrueerd. Dat geldt ook voor de ‘rode kapel’ van Hatsjepsoet, die in 1996 werd voltooid. Ze werd ontmanteld door Amenhotep III en de steenblokken ervan werden gebruikt om de derde pyloon te verstevigen. Het vergde langdurige en ingenieuze werkzaamheden om alle stukjes van de puzzel weer samen te brengen en vervolgens te reconstrueren.


DE TEMPEL VAN LUXOR

Ook de andere farao’s leverden weliswaar een bijdrage tot de verfraaiing van Luxor, maar Amenhotep III (1391-1353 v. Chr.) en Ramses II (1279-1213 v. Chr.) hadden het grootste aandeel in dit meesterwerk, dat eveneens is toegewijd aan de Thebaanse trias. Hij is meer dan een kwart kilometer lang en was ooit met Karnak verbonden door een dromos. Hij is veel beter bewaard dan de vorige vindplaats, wat vooral te danken is aan het feit dat hij werd bedolven onder 6 meter zand, dat door de rivier werd aangevoerd bij hoogwater. Dat verklaart ook waarom dit complex lager gelegen is dan het straatniveau… De sfinxen met mensenhoofd van de dromos vergezellen bezoekers tot aan de ingang, waar een 65 meter hoge pyloon staat. Van de zes reusachtige standbeelden die Ramses II voor zijn twee torens liet optrekken, blijven nog slechts twee gedeeltelijk in stukken gevallen farao’s over: een zittend en een staand. De twee obelisken die aan de ingang stonden, kun je nog steeds bewonderen: een hier ter plaatse en een… in Parijs, op de Place de la Concorde. De oostelijke omwalling van het eerste deel is niet duidelijk afgebakend: doordat er een moskee werd ingericht, kon de opgraving niet worden voortgezet. Binnenkort zou men toch een nieuwe poging wagen… Op de binnenplaats staan Osirisbeelden als onthoofde farao’s tussen de zuilen (de hoofden, die een van de drie Egyptische kronen dragen, liggen aan hun voeten). De moskee van Aboe El-Haggag, die hier in de 13de eeuw werd gebouwd, is ingewerkt in de oostelijke wand. Wanneer je ziet hoe hoog de toegangsdeur ervan zich bevindt, kun je je beter voorstellen hoe hoog de grondlaag was waaronder de tempel werd bedolven. Twee zeer hoge rijen van zeven klokvormige zuilen leiden vervolgens naar de tweede binnenplaats (die van Amenhotep III), waar even-eens zuilen staan, maar nu papyrusvormige: korter, massiever en vrij origineel. Daarna komen nog de hypostylzaal en diverse minder indrukwekkende heiligdommen. Een ervan werd verbouwd tot een koptische kerk. Op de muren ervan zie je nog het stucwerk waarmee de christenen de bas-reliëfs van de farao’s wilden verbergen door er fresco’s op aan te brengen…

Westelijke oever

Een grote brug over de Nijl brengt de bezoekers naar de westelijke oever, waar de zon aan de horizon verdween om haar lange reis onder de aarde aan te vatten. Net zoals de doden, geloofden de oude Egyptenaren. Daarom werd daar, ten westen van de rivier, de necropool van Thebe ondergebracht. Je belandt er in een traditionelere wereld, met Nubische dorpen en akkers die zich als grote groene en okerkleurige tapijten uitstrekken aan de voet van de necropolen. Van de immense graftempels blijf niet veel meer over, maar het gebergte is doorboord met honderden ‘gaten’, als een reusachtige maar allang verlaten bijenkorf. Zo ontstonden vier necropolen en werd gebroken met de traditie van de graftempels en piramides. Ze worden ‘dalen’ genoemd: dat van de koninginnen, van de koningen, van de edelen en van de ambachtslui. Aan hun voet, dus dichter bij de oevers van de Nijl, bevinden zich ook overblijfselen van ooit reusachtige tempels, maar waarvan soms niet meer dan een hoop zuilen en wat stukken muur overblijft, met uitzondering van de tempel die Hatsjepsoet liet optrekken.


DE GRAFTEMPELS

DE MEMNONKOLOSSEN

Deze twee faraobeelden staan naast de weg. Ze zijn 18 meter hoog en de enige overblijfselen van de graftempel van Amenhotep III, waarvan ze de ingang bewaakten. De stenen van het gebouw zijn allemaal verdwenen: ze werden gebruikt als bouwmateriaal door clandestiene bouwers die hier kwamen halen wat hen bruikbaar leek… Antieke historici zoals Strabo droegen bij tot de verspreiding van de legende van de ‘zingende Memnon’, maar zijn jammerklacht is al heel lang niet meer te horen (een spleet in het gesteente liet lucht door die bij het ochtendgloren door de temperatuurwisselingen een soort van gefluit produceerde). Tijdens de Romeinse bezetting liet Septimius Severus die spleet afdichten, zodat de verbeelding van de dichters voor altijd aan banden werd gelegd…

HET RAMASSEUM

Van het grote complex dat Ramses II als zijn laatste rustplaats liet optrekken, blijven slechts wat ruïnes over. Met het gebrek aan bescheidenheid dat hem eigen was, wilde hij het nageslacht een onvergetelijk beeld van zijn grootsheid nalaten, dat intussen grotendeels verdwenen is – niet door vandalisme of slijtage, maar door een constructiefout. Het gebouw stond te dicht bij de Nijl en werd vroegtijdig verwoest door de opeenvolgende hoogwaterstanden van de rivier. Alleen een reeks Osiriszuilen van de eerste binnenplaats heeft het min of meer goed overleefd. Een 17 m hoge stenen farao waakte over dezelfde binnenplaats, maar hij is in verscheidene stukken gebroken, waarvan alleen het hoofd en de torso, die op de volgende binnenplaats vielen, hier nog te bespeuren zijn. De andere lichaamsdelen zijn verspreid over musea zowat overal ter wereld. Andere ‘eigenaardigheden’ van het Ramesseum: de wapenfeiten van de vorst (en meer in het bijzonder de slag bij Kadesj) die pylonen en een van de portieken sieren, en de oudste kalender van 12 maanden, die op het plafond van de ‘astronomische’ kamer is geschilderd en ongelofelijk goed bewaard bleef.

DE GRAFTEMPEL VAN RAMSES III (Medinet Aboe)

De tempel die je tegenwoordig ziet staan, en die beter bekend is onder de naam van Medinet Haboe, is slechts een klein deel van het complex, een van de sprekendste illustraties van de megalomane macht van de vorsten van Thebe, toen de hoofdstad van het Nieuwe Rijk, het welvarendste van alle faraonische tijdperken. Hij werd gebouwd naar het voorbeeld van het Ramesseum en had een zeer complex grondplan. Eigenaardig eraan was dat hij omgeven was door vestingwerken en kantelen had (daarvan rest alleen nog de toegangsdeur). Die waren ongebruikelijk voor een cultusbouwwerk, maar zijn te verklaren door het feit dat deze tempel bij invasies dienstdeed als toevluchtsoord voor de inwoners, zoals ook bij de invallen van de Libiërs tijdens de 20ste dynastie. Aan de kopten, die zich hier in de 6de eeuw kwamen vestigen, is het te danken dat zoveel van de tempel bewaard bleef. Zonder hen zouden de steenblokken van de tempels en kapellen die verscholen zijn achter de triomf-poort en de twee pylonen van de omwalling eveneens gebruikt zijn als bouwmateriaal. Dankzij hen kunnen we dus nog steeds de voornaamste ‘attracties’ van deze plek bewonderen: de standbeelden die voor een rij zuilen staan en de indrukwekkende centrale pyloon die de twee binnenplaatsen van de tempel van Ramses III van elkaar scheidt en, net zoals sommige delen van de muren, versierd is met oorlogstaferelen waarin de gevangenen zeer onaangename laatste uren doorbrengen. De slachtoffers zijn Nubiërs en Syriërs, twee volkeren die Ramses III nochtans nooit heeft bestreden! Nog een interessant detail: de voorstelling – een unicum voor Egypte – van een zeeslag, op de noordelijke muur van de tempel…

DE TEMPEL VAN HATSJEPSOET (Deir el-Bahari)

Hatsjepsoet (1479-1457 v. Chr.) liet haar heiligdom bouwen door haar persoonlijke architect Senmoet, met wie ze volgens sommige historici een meer dan professionele relatie had. Deze koningin, de enige vrouwelijke farao van Egypte, was de dochter van koning Thoetmozes I en de vrouw van Thoetmozes II (in feite beweerde ze af te stammen van de god Amon, die haar moeder zou hebben misleid door de gedaante van de farao aan te nemen). Toen die overleed zonder haar een zoon te schenken, vond ze dan ook dat ze alle recht had om de troon te bestijgen, daar Thoetmozes III, die bij een tweede echtgenote geboren was, bovendien nog maar een kind was. Jammer genoeg moest hij 22 jaar wachten voordat hij aan de macht kon komen. Hij koesterde zo’n wrok tegenover Hatsjepsoet dat hij, toen hij eenmaal koning was, alle afbeeldingen van de vorstin liet verwijderen. Hij nam ook de tempel van Deir el-Bahari onder handen. Die werd vervolgens ook door aardbevingen getroffen, zodat er niet veel van heel bleef. Daardoor was lange tijd slechts heel weinig over Hatsjepsoet bekend en weten we nog altijd niet waar ze precies werd begraven… Dit fantastische complex met verscheidene verdiepingen, dat uit het zand werd opgegraven, is in talrijke opzichten interessant. Om te beginnen omdat het een andere architectuur toont dan de andere tempels; voorts omdat het zoals de tempel van Ramses II in Aboe Simbel uit de rots lijkt gehakt, waardoor Deir el-Bahari een van de mooiste archeologische vindplaatsen van het land is. Die werd door een sfinxenallee verbonden met de oever van de Nijl. Een groot hellend vlak leidt naar drie terrassen die steunen op een lange zuilenrij. Let er vooral op de prachtige kapitelen in de vorm van de godin van de tempel van Hator (tweede niveau) en de mooie bas-reliëfs en fresco’s waarop je nog steeds restanten van het schilderwerk ziet (hypogeum, laagste niveau). Wat je absoluut moet bezoeken is de kapel van Anubis (tweede terras), met nog sporen van kleuren, het heiligdom van Hatsjepsoet (boventerras), met een zeer groot altaar, en dat van Amon, dat is uitgehouwen in de rots en in verbinding staat met het Dal van de Koningen, dat begint aan de andere kant van het klif. In deze kurkdroge woestijnomgeving kun je je nog nauwelijks voorstellen dat dit gebouw ooit omgeven was door tuinen, met links ernaast de grote tempel van Mentoehotep II, waarvan nog slechts enkele vorme-loze brokstukken resten…

DE NECROPOLEN

DAL DER KONINGEN

Vanaf de 18de dynastie ruilden de farao’s de omgeving van Memphis en de piramidestijl om hun graf te laten uitgraven in het gebergte rond Thebe. Allemaal – of toch bijna – respecteren ze een soortgelijk langwerpig grondplan (graf 14, van Taoesert en Sethnachte, is maar liefst 112 meter lang!) dat bestond uit een opeenvolging van gangen, een voorvertrek en een grafkamer met de sarcofaag, en nog meer zijdelingse vertrekken, die onder andere bestemd waren voor offerandes en voor de schat. De bouw ervan duurde doorgaans zes jaar en begon vanaf het begin van de regering van de farao. Meer dan 64 graven werden reeds aan het licht gebracht in dit kalksteendal met reliëfs van afgebrokkelde kiezelmergel dat goudgele heuvels heeft doen ontstaan en die soms geërodeerd is in de vorm van pilaren, mesa’s of cañons. Over het algemeen onderscheidt men twee types: de oudste hellen af (18de dynastie); de ‘recentere’ liggen op hetzelfde horizontale vlak (einde van de 18de dynastie tot 20ste dynastie). De wanden zijn helemaal versierd met fresco’s en bas-reliëfs en vertonen soms sporen van koptisch handschrift. Dat wijst erop dat deze graven, die reeds vanaf de tijd van de Ptolemeeën werden geschonden, reeds lang voor de 19de-eeuwse archeologen bezoek over de vloer kregen. Een uitzondering is dat van Toetanchamon, waarvan de ingang pas in 1922 werd teruggevonden, na zeven jaar opgravingen. De graven van het Dal van de Koningen vormen een aanvulling op de graftempels, die de roem van de farao op aarde verheerlijkten, en zijn allemaal versierd met taferelen die de vorst in ‘de andere wereld voorstellen’, waar hij (uiteraard…) triomfeert in alle fasen van een echt hindernissenparcours…

Het graf van Ramses IV (nr. 2), dicht bij het begin van het dal, is vrij interessant, al was dit dan een minder belangrijke farao. Het is ook het enige waarvan we het plan van de architect hebben: het is op papyrus getekend en wordt bewaard in het Egyptisch Museum van Turijn. Je ziet er antieke graffiti (die voor een keertje – want in feite gaat het hier om vandalisme – waardevol zijn als historische bron over de bezetting en/of plundering van de graven door de kopten en Grieken), ongelofelijk goed bewaarde kleuren, zoals de uittreksels uit het Dodenboek die de grafkamer sieren, en een mooie sarcofaag van roze graniet. Ook hier kun je met het toegangskaartje slechts drie van de ongeveer vijftien graven bezoeken. De mooiste zijn afwisselend gesloten om beschadiging door te veel bezoekers te voorkomen. Dat van Toetanchamon is bijzonder interessant omdat het op een ander grondplan is gebaseerd dan de meeste andere en omdat het als enige van alle tot op heden ontdekte graven niet werd geplunderd. Er werd dan ook een fabelachtige schat (van in totaal 1700 voorwerpen) gevonden, die wordt bewaard in het Egyptisch Museum van Cairo, waarvan hij de echte ster is. De mythe van Toetanchamon is trouwens helemaal te danken aan zijn sublieme gouden dodenmasker, want hij werd daardoor de beroemdste van alle farao’s, terwijl hij in feite minder dan 10 jaar regeerde en niets opvallends realiseerde. In werkelijkheid was zijn belang dus zeer beperkt. Aangezien de mummie en de 1700 voorwerpen die hier werden aangetroffen, zijn weggehaald, kan een bezoek aan zijn graf enigszins ontgoochelend zijn. Bovendien is alleen de grafkamer zelf versierd. Je ziet er wel de mooie sarcofaag van kwartsiet die nog steeds een van de kisten bevat.

DAL DER KONINGINNEN

Het Dal der Koninginnen is de eerste necropool die je tegenkomt voorbij de brug en de tempel van Ramses III. Het werd uitgegraven in de rotsen, maar heeft te lijden gehad onder de uitbreiding van het dorp Gourna: de inwoners gebruikten de graven soms als verblijf of zelfs als paardenstallen. De overheid heeft herhaaldelijk geprobeerd hen te doen verhuizen, maar zonder succes: de kleurrijke huizen bleven zich maar vermenigvuldigen, tot grote spijt van de archeologen… Tussen 1903 en 1906 werden 80 graven ontdekt van nog niet allemaal geïdentificeerde koninginnen en prinsen of prinsessen van de 19de en 20ste dynastie (voordien werden ze bij de koningen begraven). Ze zijn eenvoudiger dan die van de farao’s, geplunderd en in erbarmelijke toestand. Van de overige vier graven die voor het publiek toegankelijk zijn, is dat van de zoon van Ramses III (graf nr. 55) ongetwijfeld het meest ongewone en tegelijk het meest macabere: de sarcofaag bevat geen mummie, maar wat overblijft van een foetus – wellicht een doodgeboren kind – die in een hoek van het vertrek onder glas werd geplaatst.

DAL DER EDELEN EN DAL DER AMBACHTSLUI

Meer dan 400 graven van ambachtslui (Deir al-Median) en edelen (Sheikh Abdel-Gourna) werden in de rotsen uitgegraven. Ze zijn grotendeels in twee gebieden onderverdeeld, tussen het Dal der Koninginnen en dat van de Koningen (nog andere graven zijn verspreid over andere, verder afgelegen dalen). Ze zijn kleiner en toegankelijker, maar daarom niet minder interessant, en hebben ons kostbare informatie bezorgd over het dagelijks leven in de tijd van de farao’s. De meeste graven van de edelen behoorden toe aan dignitarissen en hoge ambtenaren van de 18de dynastie, maar er zijn ook enkele ‘recentere’ graven, tot de Romeinse periode. Sommige lijken ‘tweewoonsten’ waarvan de naast elkaar geplaatste openingen uitkomen op een gemeenschappelijk ‘terras’. Er stond een stèle voor die zowat dienstdeed als identiteitskaart van de overledene, die binnen in een nis werd voorgesteld door een beeld dat vaak het gezelschap kreeg van beelden van de andere leden van zijn familie. De sarcofaag stond in een onder-aardse grafkamer aan het einde van een gang die werd uitgegraven in de rots. De constructie van de graven verschilt duidelijk van die in het Dal der Koningen en der Koninginnen, die veel groter en complexer zijn. Ze lijken beperkt tot een klein voorplein en twee vertrekken (de vestibule en de kamer met de nis), want de gang die naar de sarcofaag leidt, was meestal niet toegankelijk en niet versierd. Aangezien ze veel minder diep in de heuvel werden uitgegraven, waren ze ook in grotere mate blootgesteld aan weer en wind, zodat ze sneller werden beschadigd, al zijn sommige nog relatief goed bewaard. Ook hier bezoekt u maar een paar graven, maar ze volstaan ruimschoots om zich een idee te vormen van de andere. Ondanks kleine verschillen volgen die immers grotendeels hetzelfde patroon. Ook het Dal der Ambachtslui is een omweg waard. Je belandt er in een heel andere omgeving en ziet de overblijfselen van wat ooit een heel dorp was. In de kleine huisjes woonden kunstenaars en arbeiders die in feite in dit dorp gevangen werden gehouden uit vrees dat ze het geheim van de locatie van de graven zouden verraden… Luxor is maar een eerste stopplaats van een cruise op de Nijl (of de laatste, afhankelijk van het programma). Maar u kan zich geen betere inleiding dromen voor deze reis door de tijd, die u een prachtig, ongeëvenaard erfgoed laat ontdekken.

Laatst aangepast op woensdag, 07 april 2010 10:20