Afdrukken
Tweet

Italië

Charmant Umbrië

Umbrië nestelt zich in het hart van Italië en is het natuurlijke vervolg van het beroemdere Toscane. Toch moeten noch het erfgoed, noch de charme van Umbrië onderdoen voor de befaamde buur. De steden van Umbrië mogen dan al minder majestueus zijn dan Firenze, de hooggelegen steden zijn dan weer heuse parels te midden van een bosrijk landschap. Deze steden werden zorgvuldig gerestaureerd na de aardbeving van 1997 die er verschillende in puin legde en zijn vandaag heuse openluchtmusea. Maar er is meer, want op de weg van Gubbio naar Spoleto, langs Perugia en Assisi, zijn tal van dorpjes een uitgebreide halte meer dan waard.

Umbrië is naar verluidt het land van de heiligen, kunstenaars en strijders. De streek is ‘eenvoudiger’ dan Toscane, maar ook veel ongerepter en authentieker. Het gebied ligt gekneld tussen Latium in het zuiden, Marches in het oosten en Toscane in het noorden en het westen. Het is ook de enige Italiaanse streek die niet aan de zee grenst, maar aan de Lago Trasimeno (Trasimeens Meer), waarvan de oevers als strand dienen voor de Umbriërs. De naam Umbrië is afkomstig van het gelijknamige volk dat de streek bewoonde voor de Etrusken en Romeinen (in de 3de eeuw v. Chr.) een deel van hun land inpalmden. Hoewel er sporen werden gevonden van dit tijdperk (o.a. de Via Flaminia) drukten vooral de Middeleeuwen hun stempel op de architectuur van de steden. Door de verbrokkeling van het Romeinse Rijk deden de Goten en de Lombarden hun opwachting in de streek en lieten een spoor van vernieling. Deze gebeurtenissen zorgden vanaf het einde van de 12de eeuw voor een kentering in de architectuur van steden. Die gemeenschappen rivaliseerden met elkaar en streden verbeten voor hun onafhankelijkheid. De meeste van deze steden ogen dan ook als vervaarlijke adelaarsnesten op de heuvels. In deze gemeenschappen kronkelen de pittoreske steegjes rond de twee belangrijkste gebouwen: het gemeentehuis en de kathedraal. Umbrië baadt al eeuwenlang in een ‘mystieke’ sfeer: Sint-Benedictus, de stichter van de orde der benedictijnen werd er geboren en Assisi was helemaal aan Sint-Franciscus gewijd. De twisten en het onstaan van heerlijkheden konden niet verhinderen dat pausen de macht veroverden en deze tot de eenwording van Italië behielden. Naast de ontwikkeling van de industrie bleef men in Umbrië koppig strijden voor het in stand houden van eeuwenoude ambachten zoals de bewerking van hout, koper, smeedijzer en keramiek. Umbrië heeft een welgevulde evenementenkalender: naast religieuze feestelijkheden, culturele happenings en historische evocaties valt er heel wat te beleven. Deze drukke agenda heeft de aloude plaatselijke gewoonte om een middagdutje te doen niet aangetast. Tijdens deze ‘slaperige’ uren heb je vaak geen andere keus dan je neer te vlijen op een schaduwrijk terrasje: kerken, musea en winkels sluiten immers de deuren.


Perugia

In vergelijking met de andere steden van Umbrië is Perugia een grote stad. Voor je het hart van de stad bereikt, moet je door een geïndustrialiseerde voorstad met o.a. het voetbalstadion dat een grote plaats inneemt in het stadsweefsel en in het hart van de bewoners. Het historische hart van Perugia (zoals dat van Assisi, Gubbio, Spoleto en vele andere) nestelt zich op een heuvel waar je je beter niet met de wagen waagt. Aan de voet van het oude stadscentrum, dat je met de roltrap bereikt, bevinden zich grote parkeerterreinen. De overheid bedacht deze oplossing om het autoverkeer (en beschadiging van het erfgoed) in het oude stadscentrum in te dijken zonder de toeristen af te schrikken met lange lanen en veel trappen. De roltrap is dus bijzonder handig en zit mooi gecamoufleerd tussen de huizen en straatjes die op verschillende niveaus werden gebouwd. Perugia werd door de Umbriërs gesticht en vervolgens bezet door de Etrusken en Romeinen. In de 11de eeuw werd het een vrijstad en toen werden schitterende gebouwen opgetrokken. De heren van de stad moesten echter onderspit delven voor de pauselijke macht. Met uitzondering van een kort napoleontisch intermezzo blijft de stad tot de eenwording van Italië in pauselijke handen. Deze woelige geschiedenis drukte natuurlijk een stempel op Perugia dat op een hoogte van 500 meter ligt. Staaltjes van Etruskische architectuur vormen het oudste stadsdeel dat zich verbergt achter een omwalling die zich gelijktijdig met de stad uitbreidde. Absolute blikvangers zijn de talrijke middeleeuwse constructies die van de Piazza IV Novembre één van de mooiste van Italië maken. De belangrijkste bezienswaardigheden bevinden zich tussen de Piazza Italia en de Piazza Dante aan de Corso en rond de Piazza IV Novembre. Als je deze parels wil zien, ontsnap je niet aan een stevige klimpartij. Het Collegio del Cambio, de Dala del Collegio di Mercanzia, de Sala dei Notari, de Fontana Maggiore, het Palazzo dei Priori en de Duomo (de kathedraal) en de luxewinkels liggen allemaal wat hoger.

Bezoek zeker het Museo Nazionale del’Umbria en de schitterende pinacotheek in de Palazzo dei Priori. Andere must is de Sala dei Notari waarvan de hoge gewelven, plafonds en muren bedekt met zijn fresco’s en wapenschilden en natuurlijk de Duomo waarvan de 14de-eeuwse zijgevel deels versierd is met geometrische vormen in roze marmer. De kathedraal grenst aan een mooie en grote loggia waar toeristen een rustpauze kunnen inlassen. De meest indrukwekkende gevel van de Piazza Dante werd opnieuw opgetrokken in barokstijl en huisvest een aantal zeer waardevolle werken en objecten zoals de trouwring van Maria (in een fijn bewerkt tabernakel). Tijdens de (lange) sluitingsuren kan je je installeren in de loggia en de Fontana Maggiore bewonderen. Deze monumentale fontein bestaat uit twee bekkens met daarboven een bronzen beeld van drie nimfen. Bas-reliëfs en elegante standbeelden sieren de fontein. Ander boegbeeld van Perugia is het Palazzo dei Priori, gelegen aan de Corso Vannucci. Dit gebouw met een kromme gotische gevel is wellicht één van de beroemdste van Umbrië. Het gebouw huisvest ook een aantal van de mooiste schilderijen van Pietro Vannucci, de beroemdste schilder van Umbrië die er in 1446 het levenslicht zag. De schilder werd in 2004 in de streek in de bloemetjes gezet door een parcours langs kerken en basilieken die door de meester van de Italiaanse renaissance werden versierd. Hoewel het evenement voorbij is, kan je het parcours nog altijd volgen: het is zelfs een prima rode draad om de mooie streek te ontdekken…

Minder gekend is de Pozzo Etruscone, in een steegje dat uitgeeft onder een portaal van de Piazza Dante. Mooi of charmant is deze plek niet, maar het oord heeft wel een grote historische waarde: deze put met een diepte van een dertigtal meter en een capaciteit tot 430.000 liter water) is een van de enige Etruskische overblijfselen van de stad. Mooier is het panoramische uitzicht naast de Sant’Angelo-kerk (bereikbaar langs de Via Bartolo) op de benedenstad, de vele trappen naar de Piazza Braccio Fortebraccio en de Boog van Augustus. Dit laatste monument, dat men ook de Etruskische boog noemt, was de noordelijke toegangspoort van de Etruskische stad. Keizer Augustus liet de boog in de 1ste eeuw restaureren. De galerie en de fontein tegen de muur dateren uit de 16de eeuw en vormen samen een elegante noot in de massieve constructie. Perugia heeft natuurlijk nog meer interessante gebouwen zoals het 15de-eeuwse Palazzo Capitano del Popolo aan de langwerpige Piazza Matteotti (parallel met de Corso), vlakbij de Piazza IV Novembre. Andere bezienswaardigheid is de Ipogeo dei Volumni, deze Etruskische necropool werd aan de weg naar Ponte San Giovanni ontdekt en is een bezoek meer dan waard. Op deze begraafplaats bevinden zich alle graven van de Volumni-familie. Dit is een van de mooiste familiale necropolen (er werden andere tombes gevonden in de voorsteden van Perugia). Het Ipogeo dateert uit de 2de eeuw v.Chr. en oogde als een villa uit de Oudheid met vestibulium, atrium, cubiculi (de vertrekken) en een tablinium dat de mooiste graven herbergt. Deze tombes zijn versierd met bas-reliëfs en met zittende en liggende standbeelden van de overledenen.

Il Perugino, goddelijke schilder…

Pietro Vannucci, bekend als Il Perugino, werd midden 15de eeuw geboren in de streek van Perugia en vestigt zich in 1472 in Firenze. In de befaamde kunststad komt hij in contact met grootmeesters als Verrocchio, Botticelli en Leonardo da Vinci… Zijn faam groeit gestaag en hij vestigt zich in Rome waar hij zich over de inrichting en versiering van de Sixtijnse Kapel ontfermt (1481-1483) en er enkele fresco’s tekent. Na deze prestigieuze verwezenlijking stromen de bestellingen uit heel Italië binnen. Ook uit Umbrië, waar hij een atelier opent dat verantwoordelijk is voor talloze meesterwerken in verschillende steden: in Perugia (Galeria Nazionale, Chiesa di Sant’Agnese, San Severo, Collegio del Cambio, Palazzo Baldeschi, Abbazia di San Pietro), in Assisi (basiliek van Santa Maria degli Angeli), Spello (Santa Maria Maggiore), Foligno (Oratorio della Nunziatella), Montefalco (San Francesco), zijn geboortestad Citta della Pieve (Palazzo della Corgna, Duomo, Chiesa di Serviti, San Pietro, Oratorio di Santa Maria dei Bianchi), Trevi (Santa Maria delle Lacrime), Panicale (San Sebastiano), Fontignano (Chiesa dell’ Annunziata), Corciano (San Francesco en Santa Maria), Bettona (stedelijke pinacotheek)… Deze geniale schilder die een zeer intense en persoonlijke betekenis geeft aan licht, doorzichtigheid en kleur, sterft in Umbrië in 1523 aan de pest. Een zekere Rafaël was een tijdlang zijn leerling…


In de omgeving van het Lago Trasimeno

Op een dag bereikte prins Trasimeno de Italiaanse oevers en trok landinwaarts om te jagen. De prins ontmoette de nimf van het meer en werd zo dolverliefd op de deerne dat hij in het meer dook om haar voor eeuwig te volgen… Authentieker dan deze romantische legende is het verslag van de strijd die Hanibal won tegen de Romeinen in 217 v. Chr.. Met 124km2 is het Lago Trasimeno het vierde grootste meer van Italië en het werd de favoriete vakantiestek van Umbrië. Er ontstonden enkele ‘badsteden’ die zowel streekbewoners als toeristen lokten ondanks hun acuut gebrek aan charme en gezelligheid. Wie de authentieke plaatselijke sfeer wil opsnuiven, neemt best de pendelboot naar de drie eilandjes (het plaatselijk toerismebureau organiseert wandelingen op Isola Maggiore). Je kan ook de route van de Castiglione del Lago (op een voorgebergte boven het water) volgen. Op de Piazza Gramsci (de beste plaats om je wagen te parkeren) verrijst het Palazzo della Corgna (hertogelijk paleis), een aantal vertrekken waarvan de plafonds met fresco’s zijn bedekt en gedeeltelijk toegankelijk zijn voor het publiek. Het paleis was destijds verbonden met een indrukwekkend 16de-eeuws kasteel (Rocca del Leone). Dat kasteel maakte dan weer deel uit van de versterkingen waarvan de bouw in de 13de eeuw werd aangevat. Aan het plein start de Via Vittorio Emanuele naar een mooi pleintje waar vooral de neoklassieke gevel met zuilen van de Santa Maria Madalena-kerk opvalt. In deze kerk moet je zeker op de schitterend vakzoldering letten die versierd is met een trompe-l’œil schildering en een Maria met kind (van Rafaël of van een leerling van Perugino). In de Via Vittorio Emanuele bevinden zich winkeltjes waar worst en andere streekspecialiteiten worden verkocht. De talrijk opgezette koppen van everzwijnen die deze boetiekjes sieren, zijn minder fotogeniek dan de schitterende gevel van het mooie barokke huis vlakbij het plein. Rond het meer bevinden zich veel schilderachtige dorpjes zoals Corciano (op de weg naar Perugia), één van de mooiste Italiaanse dorpjes. Het middeleeuwse dorp ligt op een heuvel en de steegjes en doorgangen kronkelen rond de Piazza dei Caduti en de Santa Maria-kerk. Maar het volledig vernieuwde interieur van dit gebedshuis is weinig indrukwekkend. Op de plaats waar anderen glasscherven plaatsten om eventuele dieven af te schrikken, hebben plaatselijke patriciërs terracotta borstbeelden neergepoot…

Het plaatselijk toerismebureau organiseert rondleidingen door het historische centrum. Je gids toont je bovendien tal van details die je anders zouden ontgaan. Panciano op de weg van Castiglioni naar Chiusi, is een ander schattig dorpje. Oude huizen in grote en dikke stenen zomen de liefelijke steegjes af. Ook dit Panciano is een van de mooiste dorpjes van het land. Maar het mooiste en meest charmante dorp is Panicale. Het geboortedorp van de schilder Masolino da Panicale (Tommaso Fini was zijn echte naam en hij leefde van 1383 tot 1440) herbergt tal van middeleeuwse stegen en doorgangen met balken die het plafond steunen. Een pleintje met een fontein en de steegjes rond de San Sebastiano-kerk (met twee werken die aan Perugino worden toegeschreven) kunnen zo als decor dienen voor een scène uit Romeo en Julia.

Het zuiden: Orvieto

Van het Lago Trasimeno bereik je snel de autosnelweg naar Rome die langs Orvieto passeert. Onderweg geniet je van een indrukwekkend schouwspel: de stad ligt op een voorgebergte en het is alsof de stadswallen uit de vulkanische rots verrijzen. Ook Orvieto is van Etruskische oorsprong, heeft een Romeins verleden, maar de mooiste gebouwen werden pas in de Middeleeuwen en tijdens de renaissanceperiode opgetrokken. Het historische centrum is enkel voor de buurtbewoners met de wagen toegankelijk. Sommige straten zijn verkeersvrij en bestaan uit trappen. Je moet je wagen voor het Archeologisch Museum (op de Piazza Marconi) parkeren en naar het stadscentrum wandelen. Kloppende hart van de buurt is het voorplein van de kathedraal. Momenteel worden de restauratiewerken afgerond van de gevel, een gotische parel die oogt als een veelluik. Zuilen, roosvenster, standbeelden, bas-reliëfs en keramiek met een vergulde achtergrond vormen een levendig geheel dat in een schril contrast staat met de sobere zijkanten van het langwerpige gebouw dat sinds eind 13de eeuw meerdere transformaties onderging. De kathedraal werd gebouwd naar aanleiding van een mirakel: een hostie zou op het altaardoek hebben ‘gebloed’ om een ongelovige priester uit Bolsena ervan te overtuigen dat dit stukje brood wel degelijk het lichaam van Christus was. De relieken van dit mirakel werden in de kathedraal ondergebracht waar je het kostbare bebloede doek in een kapel kan bewonderen. Het interieur van de kathedraal is het werk van beroemde artiesten uit de 15de en 16de eeuw. Sinds dit mirakel viert men in mei de Corpus Domini met grote processies en optochten in historische klederdracht. Dit uitzonderlijk gebouw heeft ook een rijke geschiedenis. Het is bijvoorbeeld geen toeval dat de kathedraal op de Duomo van Firenze lijkt: het zou het werk zijn van dezelfde architect (Arnolfo di Cambio). Dit is echter een veronderstelling daar de bouw van de kathedraal 300 jaar duurde en er minstens 33 architecten, 90 mozaïekwerkers, een zeventigtal schilders en 152 beeldhouwers nodig waren om het gebouw af te werken. Een van deze beeldhouwers had blijkbaar geen gebrek aan verbeelding en zou een prima scenarist zijn geweest voor horrorfilms: een blik op zijn bas-reliëfs die de hel voorstellen, zegt genoeg.

Aan de Piazza del Duomo staan nog andere historische gebouwen zoals bijvoorbeeld het Palazzo Papale, ook Palazzo Soliano (eind 13de eeuw) genoemd dat nu het Nationaal Archeologisch Museum herbergt en het Palazzo Faina waar je het Museo Archeologico Claudio Faina kan bezoeken. Wandel gerust langs de middeleeuwse Via del Duomo naar de Corso Cavour, de winkelstraat van Orvieto. Aan de rechterkant leidt deze Corso naar de residentiële woonwijken en wandel je voorbij het theater en de Torre del Moro, een vierkante middeleeuwse toren waar je van een schitterend uitzicht over de daken van de stad geniet. Eindpunt van de corso is de Porta Rocca, vlakbij de 15de-eeuwse Pozzo di San Patrizio die de waterbevoorrading van de stad moest verzekeren tijdens bezettingen. De buitenkant van de put is niet bijster indrukwekkend, maar een trap daalt 60 meter in de put af (je klimt terug naar boven langs een tweede trap). Als je links afslaat in de Corso Cavour bereik je de Piazza della Republica met een mooie loggia, een kerk met een veelhoekige klokkentoren en recentere gebouwen die het Palazzo Popolo en chique cafés huisvesten. Als je nog tijd hebt kan je heerlijk door de pittoreske steegjes en doorgangen slenteren om een twintigtal kerken en kapellen te ontdekken. Twee van deze gebedshuizen worden vandaag door een antiquair betrokken, maar de schitterende fresco’s bleven bewaard. Een bijzondere plek…


… en Spoleto

De SS48 leidt naar Todi dat een bezoek waard is voor je Spoleta bereikt door de Via Flaminia te volgen. Ook Spoleto ontwikkelde zich tijdens haar periode als vrijstad. De groei was zo groot dat er een nieuwe omwalling moest worden gebouwd. De meeste mooie gebouwen van het stadscentrum, dat op een heuveltje ligt, dateren uit deze periode van grote welvaart. Naast het gemeentelijke theater en de San Fortunato-kerk (13de -15de eeuw) op de Piazza della Republica lokken de toeristen vooral naar de Piazza del Popolo. De rechthoekige vorm van dit populaire plein herinnert aan het vroegere Romeinse forum. Een aantal zeer mooie gebouwen dateren uit dezelfde periode: het Palazzo dei Priori (14de eeuw) met een massieve trapeziumvormige toren, het Palazzo del Popolo (13de eeuw) met arcades en kantelen, het Palazzo del Capitano waar nu de pinacotheek en het Museo Civico zijn gehuisvest en natuurlijk de kathedraal. Deze Duomo is lang niet zo mooi als deze van Orvieto en werd in de 12de eeuw gebouwd en onderging daarna transformaties. Als je in Spoleto arriveert langs de weg naar Assisi via Foligno geniet je van een indrukwekkend schouwspel: de stad ligt majestueus op een voorgebergte en de omwalling omringt het kasteel (la Rocca) terwijl een lager gelegen viaduct naar de heuvel aan de overkant leidt. Tip: als je van Perugia komt, neem je best de tweede uitrit. Door dit traject te volgen kan je je bezoek aan het stadje aanvatten aan het Romeins theater (Piazza della Liberta) waar concerten en in de zomer allerhande spektakels worden georganiseerd en het Sant’Ansano-kerkje. Aan de zijkant van het theater loopt een straat onder de arco di Druso naar de Piazza di Mercato. Let op dit plein op de grote fontein tegen een neoklassieke gevel met een enorm horloge (het moest wellicht wedijveren met het horloge van een pand aan de overkant. Wandel rechtdoor en alvorens je het steegje bereikt met een gewelfd plafond, bereik je het voorplein van de kathedraal.

Op deze plaats geniet je van het mooiste uitzicht op de kathedraal: op de trappen die naar de ingang van het majestueuze gebouw leiden. Aan de rechterkant van deze trappen staan mooie huizen. Het pand onderaan de trap vertoont nog sporen van een fresco (de witte fries). Rond het voorplein van de kathedraal staan romaanse en renaissancegebouwen en dit is waarschijnlijk het mooiste plekje van Spoleto. Het interieur van de kathedraal is niet bijzonder in vergelijking met de Duomo van Orvieto en Assisi, maar het plein zelf is een parel waar je bovendien van een schitterend uitzicht op het kasteel geniet. Aan de voet van de trappen daalt aan de linkerkant (aan het fonteintje) de smalle Via del Duomo af naar een belvedère waar je geniet van een schitterend uitzicht op de benedenstad, de kathedraal, het fort en de aan de overkant van de autosnelweg gelegen San Salvatore en het pittoreske kerkhofje. De Via del Duomo leidt naar de Corso Mazzini, één van de belangrijkste lanen van de bovenstad. Hoewel dit stadsdeel een half dozijn kerken en twee musea telt, is het hier minder aangenaam wandelen dan elders in de stad: de straten ogen niet meer bijzonder ‘middeleeuws’ en er rijden auto’s. Klim (met de wagen of te voet) van de Sant’Ansano-kerk naar de versterkte burcht (Rocca). Dit fort werd in de 14de eeuw gebouwd door de pausen om indruk te maken op de plaatselijke heren en hun onderlinge twisten af te zwakken. Men vergrootte de versterkte burcht waar o.a. Lucrèce Borgia en de pauselijke gezagdragers woonden. Het gebouw werd uiteindelijk een gevangenis. Dit is een spijtige zaak: het kasteel zou een prachtig vijfsterrenhotel zijn, maar de overheid koestert andere toekomstplannen voor deze machtige constructie (museum, cultureel centrum). Aan de achterkant van het gebouw kan je langs het enorme terras de Ponte delle Torri, een lange brug (240 meter) bewonderen, gedragen door een tiental bogen (waarvan de hoogste 76 meter boven de grond zweeft). Een exact bouwjaar is niet gekend, maar de brug is wellicht ouder dan de versterkte burcht.

Onderweg naar Assisi: Foligno en Spello

In tegenstelling tot de andere middeleeuwse steden met een gelijkaardige ontwikkeling, werd Foligno in een vlakte opgetrokken achter een bijna ronde wal, bij het Topino-riviertje. In dit bijzonder stadje werd het eerste boek van Italië gedrukt: Dantes Divina Commedia (300 exemplaren). Veel charme bezit het stadje niet. Door de gunstige ligging kon men de straten makkelijk verbreden voor het steeds drukker wordende verkeer. Het historische stadscentrum met de mooiste gebouwen, ligt rond de Piazza della Republica en de Piazza Duomo die samen een L-vormig plein vormen. Het Palazzo Trinci werd in de 14de eeuw gebouwd voor de plaatselijke heren en nu kan je er een mooie pinacotheek bezoeken. Boven het Palazzo Comunale verrijst de oudste middeleeuwse constructie (een toren die sinds de aardbeving van 1997 in de steigers staat). Dit paleis is 12de-eeuws, maar kreeg in de 19de eeuw een neoklassieke façade. Blikvangers zijn de kathedraal en het belendende Palazzo delle Canoniche (11de eeuw) dat nu een museum van religieuze kunst herbergt. Dit monumentale ensemble is L-vormig waardoor er twee gevels, twee stijlen en twee voorpleinen (op de Piazza della Republica en op de Piazza Duomo) zijn. De mooiste en meest complexe gevel staat aan de overkant van het Palazzo Comunale. Deze gevel bezit een van de mooiste kerkportalen van de streek en dateert uit de 13de eeuw. Je ontdekt ook tal van ogenschijnlijk heterocliete details: de dierenriem, vreemdsoortige dieren, raadselachtige figuren, de islamitische ster en maansikkel…

Op de andere façade (19de-eeuws) wisselen lijnen van roze en witte stenen elkaar af en zie je een schitterende mozaïek. Behalve deze mooie esplanade blijft er bijna niets over van de middeleeuwse steegjes zoals dat in Spello het geval is. In september oogt Foligno iets ‘historischer’: de Giostra della Quintana lokt talrijke toeschouwers naar het stadion voor ‘middeleeuwse’ spelen, die worden voorafgegaan door een bonte optocht van figuranten in klederdracht. De wedstrijden en andere proeven te paard dateren ten minste van de 17de eeuw. De tien wijken van de stad nemen het tegen elkaar op: ridders vertegenwoordigen alle buurten. Tijdens deze proeven staat de eer op het spel, verwacht je dus niet aan een folkloristisch en toeristisch tafereel. Voor de stadsbewoners is dit spel bittere ernst... Liefhebbers van abdijen kunnen in de omgeving van Foligno de benedictijnerabdij van Sassovio ontdekken. De bouw van dit gebouw ving aan in de 11de eeuw en is daarmee het oudste klooster van Umbrië terwijl de mooie kloostergang uit de 13de eeuw dateert.


Assisi, de parel van Umbrië

Assisi nestelt zich op een voorgebergte boven een vruchtbare vallei waar later de Basiliek van Santa Maria degli Angeli werd gebouwd die verdacht veel op een schuimtaart lijkt. Maar hierover straks meer… Assisi is meer dan een architecturale parel, het is een openluchtmuseum met een charmant historisch stadscentrum. Het is tevens een belangrijk religieus centrum waar Sint-Franciscus de onbetwiste ster is. In de oude stad en vooral in de Sacro Convento en de basiliek van San Francesco wandelen veel pelgrims. Nonnen en monniken in kazuifel (fransiscaner op kop natuurlijk…) uit alle windstreken vormen een bijzondere categorie ‘toeristen’. Assisi is het derde belangrijkste bedevaartsoord van Italië, na de Sint-Pietersbasiliek van Rome en San Giovanni Rotondo in Puglia. Er bestaan niet genoeg superlatieven om de charme en middeleeuwse schoonheid van Assisi te bejubelen. De aardbeving van 1997 veroorzaakte zoveel schade dat men de bevolking maandenlang elders moest huisvesten. Enig positief gevolg van deze natuurramp waren de doortastende restauratiewerkzaamheden van alle huizen en monumenten opgetrokken in de mooie lichtroze Subasio-steen.

De historische evolutie van Assisi verschilt niet wezenlijk van de andere versterkte steden van Umbrië (Assisi is niet van Etruskische origine, maar van Umbrische) en ook de indeling van de stad lijkt fel op deze van gelijkaardige steden. Wat Assisi zo bijzonder maakt, is de spirituele dimensie van de religieuze gebouwen, versierd door beroemde artiesten, die de hele stad een bijzonder aura verleent. Assisi bezoeken doe je best in twee keer en start je ontdekkingstocht bij voorkeur in de bovenstad. Parkeer je wagen in de parking van de Piazza Matteoti naast het Romeinse amfitheater, de belangrijkste ruïne uit deze periode en zet je wandeling voort langs steeds indrukwekkendere overblijfselen uit ver vervlogen tijden. Volg de Via del Torrione en las een eerste halte in aan de San Rufino-kathedraal (12de-13de-eeuws) met een mooie romaanse gevel en een fijn bewerkt portaal. Twee marmeren leeuwen, vogels, krokodillen en een koppel griffioenen bewaken de hoofdingang. Binnen is de vloer gedeeltelijk van glas waardoor je de ruïnes van een nog ouder gebouw ziet. Het interieur van de kathedraal is vooral interessant voor pelgrims die er de doopvonten kunnen bewonderen waar de in Assisi geboren Sint-Franciscus en de heilige Clara werden gedoopt.

Nog charmanter is het voorplein van de kathedraal. Een mooie fontein met leeuwenhoofden siert dit plein waar een aantal pittoreske steegjes naartoe leiden. Hier daalt de Via di San Rufino af naar een ander mooi plein, de Piazza del Comune, het administratief centrum van de stad. Naast de toeristendienst staan hier de voornaamste openbare gebouwen die vanaf de Middeleeuwen werden gebouwd: het Palazzo del Capitano del Popolo (13de eeuw), de Torre del Popolo (1305), het Palazzo dei Priori en de Romeinse Tempel van Minerva (1ste en 2de eeuw) met een klassieke gevel, zes Corinthische zuilen en fronton. Het interieur is barok en het gebouw draagt een andere naam (chiesa Santa Maria sopra Minerva). Een elegante fontein siert het plein boordevol terrassen van restaurants en cafés. Aan de zuidkant van het plein leidt een straat naar het voorplein van de Chiesa Nuova, een kerk die werd opgetrokken op de plaats waar Sint-Franciscus zou zijn geboren. Dit historisch weetje is de belangrijkste ‘troef’ van dit gebouw dat aan de buitenkant wordt bewaakt door de standbeelden van de ouders van de heilige. Van de Piazza del Comune wandel je over de Corso Mazzini naar de Santa Chiara kerk die is opgedragen aan de heilige Clara, de stichtster van de clarissenorde. Haar stoffelijk overschot rust trouwens in de crypte. Het grote gebouw is sober en ook het interieur is eenvoudig, maar jammer genoeg weerstonden de meeste muurschilderingen niet aan de tand des tijds en de aardbeving.

Aan de linkerkant van het gebouw dat door vele nonnen wordt bezocht, brengt de Via Borgo Aretino je naar de Porta Nuova. Deze massieve poort is een van de vroegere ingangen van de versterkte stad en is nog altijd een strategische plek: toeristen kunnen aan de infobalie van de kiosk terecht en kunnen er zelfs een hotel reserveren. De toeristenbus stopt er ook en een roltrap zorgt er voor de verbinding met de lagergelegen parking. Om de ommuurde binnenstad te bezoeken kan je ofwel naar de Piazza del Comune terugkeren en je tocht voortzetten door de Via Portica (die twee keer van naam verandert) naar de basiliek van San Francesco (een kilometer verder) en je kan eventueel een halte inlassen aan het Oratorio dei Pellegrini (het oude 15de-eeuwse hospitaal van de pelgrims met prachtige fresco’s) en de gemeentelijke pinacotheek. Andere mogelijkheid is een toeristenbus nemen aan de Porta Nuova of je wagen verplaatsen naar de parking van de Porta San Francesco waar je van een schitterend uitzicht op de basiliek van San Francisco geniet. Dit gebedshuis werd gebouwd op de rotsen. Het is alsof de basiliek verrijst uit het voorgebergte. Je komt binnen langs een uitgestrekte esplanade met aan beide zijkanten galerijen met arcades waar de pelgrims destijds werden ontvangen. Helemaal achteraan ontwaar je de ingang van het klooster (enkel toegankelijk tijdens een rondleiding) en het lagergelegen deel van de basiliek, de benedenkerk, met de oogverblindende mozaïeken op de gevel en het portaal. Het interieur is nog mooier met fresco’s die de muren en gotische bogen bedekken en de kenmerkende kruisen in geschilderd houtwerk. De bouw van de kerk begon na de dood van Franciscus en de werkzaamheden werden geleid door broeder Elia, de opvolger van de heilige man aan het hoofd van de religieuze orde. Andere architecten maakten hun werk af en de inrichting van de kerk duurde verschillende eeuwen. De crypte ligt op een derde niveau (je moet opnieuw toegangsgeld betalen) en is het meest heilige plekje van het gebouw, want hier rust sinds 1230 het stoffelijk overschot van de heilige. Alle details van het geraffineerde interieur beschrijven is onbegonnen werk: de kruisvormige kerk en kapellen werden versierd door beroemde artiesten zoals Giotto en Cimabue. Giotto schilderde in de bovenkerk (die je bereikt langs een grote trap aan de buitenkant) 28 fresco’s die het leven van Sint-Franciscus verhalen.

Ook de schilderingen op de gewelven zijn van deze artiest. Spijtig genoeg leden deze fresco’s zware schade tijdens de aardbeving van 1997. Als je nog tijd hebt is een bezoek aan de Basiliek van Santa Maria degli Angeli in de lagergelegen vallei de moeite waard. Het gebouw in wit marmer met een groot verguld standbeeld van Maria op de gevel is niet bijster indrukwekkend. Toch stromen de toeristen en pelgrims er even talrijk toe dan in de oude stad. De basiliek werd in de 16de eeuw gebouwd, maar na een aardbeving moest men het in de 19de en 20ste eeuw heropbouwen. Dit is de reden waarom het gebouw nu een mengeling is van gotiek en renaissance. De basiliek is enorm omdat het meerdere gebouwen moest bevatten die een verband hadden met het leven van de heilige: de Porziuncola-kapel (waar hij zijn volgelingen ontmoette toen hij begon te preken), de Transito-kapel waar hij stierf (rechts van de vorige) en een Cappella del Roseto bestaande uit meerdere ruimtes zoals een grot waar Sint-Franciscus ging bidden. Deze kapel grenst aan een kleine rozentuin waar de heilige man zich naakt in de rozen gooide toen hij in bekoring (dewelke is niet geweten…)kwam. Gevolg hiervan was een mirakel: de rozen verloren hun doornen en de blaadjes vertoonden voor eeuwig de rode bloedvlekken (wij hebben alvast niets gemerkt…). Het museum voor gewijde kunst (met o.a. een portret van Sint-Franciscus, toegeschreven aan Cimabue) en reliquiarium zijn enkel toegankelijk in het gezelschap van een monnik…

Het noorden: Gubbio

Assisi dankt haar schoonheid vooral aan de schitterende basiliek en aan de pittoreske middeleeuwse steegjes. Gubbio is daarentegen een heus openluchtmuseum van burgerlijke architectuur met indrukwekkende gebouwen. In de buurt werden de koperen tabletten gevonden waarin teksten uit de 3de en 1ste eeuw v. Chr. zijn gegraveerd. De inscripties op deze tabletten bevestigen dat de Umbriërs hier voor de Romeinen neerstreken. Van deze laatsten werden ook ruïnes gevonden: een theater (gelegen buiten de stadswal, maar weinig indrukwekkend) en vooral het rechtlijnige stratenplan dat minder ingewikkeld is dan in de andere middeleeuwse steden. Enkel de tussen de 13de en 15de eeuw gebouwde buurten rond de kathedraal en het Palazzo Ducale hebben een kronkelend stadsplan. Ander kenmerk van Gubbio is dat de stad niet volledig op een rotsachtig voorgebergte is gebouwd: de stadswal werd oorspronkelijk aan de rivier opgetrokken (een Romeins overblijfsel) en ‘beklom’ door de eeuwen op de Monte Ingino. Buiten de stadswal verrijst de basiliek van Sant’Ubaldo op de heuveltop. Je kan de kerk te voet of met de kabelbaan bereiken en tijdens de beklimming geniet je van een schitterend uitzicht op de stad. Gubbio kreeg het zwaar te verduren tijdens de invallen van de barbaren. De Middeleeuwen waren dan weer een periode van economische bloei en vooruitgang. In die periode zorgden enkel vetes tussen plaatselijke heersers en grote rivaal Perugia voor onrust. De machtsovername door de Pausen in de 17de eeuw betekende voor Gubbio het begin van het einde. Dit is de reden waarom je in Gubbio vooral charmante middeleeuwse gebouwen ziet. Deze prestigieuze burgerlijke woningen geven de stad een artistocratisch karakter. Begin je bezoek op de Piazza 40 Martiri, tijdens de Tweede Wereldoorlog executeerde de Duitse bezetter hier 40 bewoners van Gubbio uit wraak.

Rond dit grote plein (op dinsdag kan je hier op de markt flaneren) bevinden zich drie gebouwen die reeds werden opgenomen op de erfgoedlijst van de stad: twee kerken van de 13de en 14de eeuw,het klooster van San Francesco met kloostergangen, refter en kapittelzaal en een grote loggia, tot de Hospice Santa Maria della Misericordia (1326) waar de wevers in de 17de eeuw hun stoffen droogden. Deze ‘transformatie’ veroorzaakte destijds heel wat deining. Aan het plein klimt de Via della Republica naar het Palazzo dei Consoli. Van op de Piazza San Giovanni geniet je van een schitterend uitzicht op dit paleis (tip voor fotografen: het paleis torent boven de kerk en de daken uit). Om dit plein te bereiken moet je een beetje voor de Corso Garibaldi (de belangrijkste winkelstraat van Gubbio waar het toerismebureau is gevestigd) naar links. Trappen en gangen leiden je naar de Piazza Grande waar het Palazzo dei Consoli sinds de 14de eeuw rechtover het Palazzo Pretorio staat. Deze esplanade aanleggen was geen sinecure, de monumentale gewelven die het geheel steunen (Via Baldassini) bewijzen de overwonnen moeilijkheden. De werken sleepten gedurende dertig jaar aan (tot in 1350). Daarna liggen de werkzaamheden door politieke twisten dertig jaar stil en de definitieve afwerking zou pas een eeuw later volgen. Het Palazzo dei Consoli werd in amper zes jaar tijd gebouwd (1332-1338) met een loggia en belfort die er een van de mooiste Italiaanse paleizen van maken. De elegante zalen herbergen nu een plaatselijk kunst- en geschiedenismuseum (pronkstukken zijn de Eugubijnse tafelen). De buitenkant van het Palazzo Pretorio werd nooit afgewerkt en de gemeentelijke diensten hebben hun intrek genomen in dit gebouw met één zaal per verdieping. Zet je wandeling voort door de Via XX Settembre en bereik de lift die je bij het diocesaan museum, de kathedraal en het Palazzo Ducale brengt. Dit paleis werd eind 15de eeuw gebouwd in renaissancestijl en dient deels voor tijdelijke tentoonstellingen. De kathedraal werd in de 13de en 14de eeuw opgetrokken op de ruïnes van een romaanse kerk.

Als je eerst de kerken van Assisi ontdekte, is een bezoek aan de duomo een kleine ontgoocheling. Een weg klimt langs de heuvels buiten de stad naar de kerk van Sant’Ubaldo en het bijbehorende klooster (13de-14de-eeuws). Beide gebouwen ogen ietwat sober en somber. Een andere mogelijke wandeling vertrekt op de Piazza Grande en verkent de benedenstad (het noordwesten). Je moet door de Via dei Consoli afdalen, de rivier oversteken en naar rechts de Via Vantaggi volgen tot aan de Porte de Santa Croce. Je ontdekt een dorp in de stad dat zich aan de ingang van de kloof van Bottaccione en aan de voet van de heuvel nestelt. Op de flanken bouwde men het klooster van Sant’Ambrogio waar alle kluizenaars van de streek zich in 1331 vestigden. Vlakbij de Porta Santa Croce staat het Palazzo del Capitano del Popolo. Wandel naar de overdekte brug over de rivier in het Ranghiaschi-park waar je langs de stadswal en de Santa Croce della Foce-kerk (13de eeuw) kan slenteren. Het barokke interieur van het gebedshuis is zeer sfeervol en ondanks de afgelegen ligging geniet deze kerk naam en faam: iedere Goede Vrijdag vertrekt de Processie van de Dode Christus hier. Gubbio heeft een bijzonder drukke agenda. Andere belangrijke evenementen zijn de Corsa dei Ceri op 15 mei (men draagt dan de grote beelden van de drie heiligen van de stad naar de Sant’Ubaldo-basiliek) en de laatste zondag van mei die gewijd is aan de Palio. Tijdens deze traditionele wedstrijd op de Piazza Grande nemen de kruisboogschieters van Gubbio (in klederdracht) het op tegen deze van Sansepolcro. Na de wedstrijd volgt een optreden van vaandelzwaaiers en een historische optocht door heel de stad. Naar aanleiding van de eindejaarsfeesten (en tot ongeveer 10 januari) kan je er de ‘grootste verlichte kerstboom ter wereld’ bewonderen op de flank van de Monte Ingino. De 800 lampjes en 20 km bedrading zorgen ‘s nachts voor een feeëriek effect. Het toerismebureau biedt 9 thematische parcours aan om Gubbio te bezoeken (o.a. archeologie, romaanse stijl, gotiek, renaissance en maniërisme…), maar ook om de streek te ontdekken (de Apenijnen, kluizenaarswoningen en abdijen…). Er zijn natuurlijk verschillende invalshoeken om Umbrië te bezoeken en we hebben in onze reportage niet het volledige architecturale erfgoed kunnen bespreken. Deze mooie streek telt nog meer historische en charmante dorpjes en steden, natuurparken en bergen die een paradijs zijn voor wandelaars. Umbrië heeft bovendien een rijke culinaire traditie die de gastronomen zeker op prijs zullen stellen, maar ook lekkere wijnen, ambachten en tradities. Kortom, in Umbrië weet men wat levenskunst is! Goede reis.


Niet te missen bezienswaardigheden

1. Assisi

2. Gubbio

3. Panicale

4. Spoleto

5. Orvieto

6. Het historische stadscentrum van Perugia

7. De middeleeuwse straatjes van de bovenstad van Spello

Laatst aangepast op maandag, 05 april 2010 17:43