Afdrukken
Tweet

GUATEMALA

In het hartje van El Mundo Maya

In Guatemala leven 12 miljoen inwoners verspreid over het 108.889 km2 groot grondgebied. Meer dan 60% van de bevolking is indiaan van Mayaorigine. Deze indianen kunnen opgesplitst worden in 22 etnische groepen met elk een eigen dialect. Ze onderscheiden zich van elkaar door hun kelderdracht en leven voornamelijk in het hoogland. De anderen, de Ladinos, stammen af van de conquistadores en hebben zich door de eeuwen heen met andere rassen vermengd. Het land doet alles om het toerisme aan te moedigen. Toerisme staat immers gelijk met werkgelegenheid en deviezen. Bij gebrek aan paradijselijke stranden, worden andere troeven uitgespeeld: natuur en cultuur. Ironisch genoeg schuilt de toeristische aantrekkingskracht van het land niet zozeer in de koloniale charme van steden als Antigua, maar in de Mayacultuur die lange tijd onderdrukt is geweest. Buiten de opmerkelijke archeologische sites, wordt de bezoeker vooral gefascineerd door de ontmoeting met de indianen die ondanks de onderdrukking hun tradities hebben bewaard.

In Guatemala leven 12 miljoen inwoners verspreid over het 108.889 km2 groot grondgebied. Meer dan 60% van de bevolking is indiaan van Mayaorigine. Deze indianen kunnen opgesplitst worden in 22 etnische groepen met elk een eigen dialect. Ze onderscheiden zich van elkaar door hun kelderdracht en leven voornamelijk in het hoogland. De anderen, de Ladinos, stammen af van de conquistadores en hebben zich door de eeuwen heen met andere rassen vermengd. 36 jaar van burgeroorlog en meer dan 200.000 slachtoffers, waarvan 80% indianen, zijn voorafgegaan aan het Vredesverdrag van 1996. Sindsdien werden reeds enkele presidenten bij algemeen stemrecht verkozen en onderging het land grote veranderingen. Afgelegen dorpen kregen eindelijk elektriciteit en het schoolbezoek nam toe. De militaire macht werd sterk teruggeschroefd en er zijn maatregelen getroffen om de socio-economische situatie van een groot deel van de bevolking te verbeteren. Het land doet alles om het toerisme aan te moedigen. Toerisme staat immers gelijk met werkgelegenheid en deviezen. Bij gebrek aan paradijselijke stranden, worden andere troeven uitgespeeld: natuur en cultuur. Ironisch genoeg schuilt de toeristische aantrekkingskracht van het land niet zozeer in de koloniale charme van steden als Antigua, maar in de Mayacultuur die lange tijd onderdrukt is geweest. Buiten de opmerkelijke archeologische sites, wordt de bezoeker vooral gefascineerd door de ontmoeting met de indianen die ondanks de onderdrukking hun tradities hebben bewaard. Kortom, Guatemala is een fascinerend en gastvrij land, dat zich zowel tot culturele als avontuurlijke circuits leent. Het ecotoerisme staat er nog in zijn kinderschoenen, maar ontwikkelt zich razendsnel. Net als het wegennet. Vandaag bereik je Tikal over een geasfalteerde weg. Maar de busjes blijven voorlopig nog even folkloristisch en… oncomfortabel als vroeger.


Guatemala door de eeuwen heen

Volgens de meest gangbare theorie zouden 20.000 jaar geleden volkeren uit Azië de Beringstraat zijn overgestoken om zich vervolgens over het Amerikaanse continent te verspreiden. Sommige nakomelingen hiervan zouden zich in Centraal-Amerika hebben gevestigd waar ze van de visvangst, de pluk en later van de landbouw leefden. Terwijl in Egypte ptolemeïsche tempels als paddestoelen uit de Nijlvallei schoten, hadden de Olmeken San Lorenzo reeds verlaten en bouwden de Tolteken Monte Alban. De gebouwen van dit tempelcomplex getuigen van een indrukwekkende beschaving die zich vooral in het centrum van het huidige Mexico gedurende het oude en midden 'preklassieke' tijdperk (2000 tot 300 v.Chr.) ontwikkeld heeft. De grote Mayacomplexen werden iets later opgetrokken (250-900), voornamelijk tijdens de klassieke periode. Gedurende deze periode bloeiden talrijke pre-Colombiaanse steden en werden steeds hogere, fraaiere en opmerkelijkere tempels opgetrokken. Door veroveringen en handelscontacten begonnen culturen zich te vermengen. Een mooi voorbeeld hiervan is Tikal. De koningen die aan het hoofd stonden van deze 'onafhankelijke staten' genoten politieke, militaire en spirituele macht. De steden waren sterk hiërarchisch gestructureerd en regeerden over uitgestrekte gebieden die overigens niet samenvallen met de huidige politieke grenzen. Rond die tijd was bij ons het Romeinse Rijk in verval, Europa was verbrokkeld en overspoeld door invallers. Het zou dus nog enkele eeuwen duren vooraleer de eerste kolonisten uit Spanje voet aan wal zetten in Guatemala en de teloorgang van de inlandse volkeren in de hand zouden werken. De plaatselijke bevolking werd uitgeroeid, onderworpen of tot slaaf gemaakt. Het hoogtepunt van de Maya en de Tolteekse beschavingen was reeds voorbij, lang voor de komst van de conquistadores. De Mayacultuur heeft een plotse en verbazende neergang gekend op het einde van het 'recent' klassieke tijdperk. Tussen de 10de en 13de eeuw waren hun steden zo goed als volledig verlaten. In die periode veroverden de Tolteken Yucatan, waar ze de prachtige stad Chichen Itza oprichtten vooraleer ook op hun beurt op mysterieuze manier te 'verdwijnen'. De Itza, wellicht van Mayaorigine, namen de fakkel over en trokken via Peten en Belize tot in Yucatan waar ze Mavapan stichtten. Hun heerschappij duurde slechts twee eeuwen. Opstanden en rivaliteiten verscheurden de stadstaten. Mayapan werd verwoest en verlaten en het gebied viel ten prooi aan conflicten. Toen in 1523 Pedro de Alvarado Guatemala en het Mexicaanse Chiapas veroverde, trof hij verzwakte en onderling verdeelde volkeren aan. De inheemse bevolking stond niet sterk tegen de veroveraar en een eeuw later waren ze aan hem onderworpen.

EEN BEWUSTZIJN GROEITE, EEN ANDER VERDWIJNT…

Alvarado leidde een wrede veroveringstocht. De indianen werden met geweld onderworpen aan een handvol grondbezitters die hen tewerkstelde op de encomiendas. Voor hen startte een lange periode van sociaal en cultureel verval. Van hun schitterende cultuur bleven slechts enkele gebruiken over. De Spaanse verovering was echter niet het enige ongeluk van het land. Natuurrampen volgden elkaar op, waardoor de hoofdstad driemaal van locatie verhuisde. Van Santiago de los Caballeros (1527) naar Antigua (1543) en vervolgens naar Ciudad de Guatemala (1773). Met de jaren groeiden de kolonisatoren uit elkaar. Spanjaarden van zuivere afkomst hadden het voor het zeggen in de sterk hiërarchisch gestructureerde maatschappij. De anderen, de afstammelingen van conquistadores (de Creolen) en in mindere mate de halfbloeden, hadden geen toegang tot de macht. Er braken opstanden uit in Mexico en de nederlaag van Spanje tegenover Napoleon was voor de onafhankelijkheidsstrijders de aanleiding om in actie te schieten. In 1821 verklaarde het land zich onafhankelijk. Maar de macht bleef in handen van diegenen die de economie beheersten: de eigenaars van de plantages (fincas) en de industriëlen. Conflicten werden vanaf dan op intern niveau gevoerd en er brak een burgeroorlog uit. Net als elders in Centraal-Amerika. Tot aan het derde millennium is de verdere geschiedenis van Guatemala getekend geweest door een continue guerrillastrijd. Na de onafhankelijkheid hebben de Creolen meer macht verkregen. De Maya's daarentegen werden nog voortdurend beschouwd als een verwaarloosbare groep, ondanks hun numerieke overwicht. De 'liberale' maatregelen van de nationale held Rufino Barrios (1873-1879) zetten een onmiskenbare modernisatie op gang en onder zijn bewind groeide de koffieteelt uit tot de economische motor van het land. Maar kleine boeren zagen hun grond opgeëist. Talrijke indianen uit het hoogland werden gedwongen om als seizoenarbeiders en later als wegenwerkers (onder het bewind van Ubico, in de jaren 1930-1940) aan de slag te gaan.

Guatemala vandaag

Dictatuur, onderdrukking, politiemacht en 'bananenrepublieken' die de belangen van een select groepje buitenlandse en plaatselijke rijken behartigden, waren de grote leidmotieven die de geschiedenis van Guatemala en van Centraal-Amerika in de 19de en 20ste eeuw beheersten. Enkele lichtpunijes waren het zachtmoedige bewind van Arevalo (1945-51), die 25 militaire staatsgrepen te verduren kreeg, en dat van Arbenz Guzman (1951-54) die de moed had om het machtige United Fruit Company te onteigenen. Zijn poging om het land te herverdelen werd in 1954 ingedijkt door een militaire interventie van de Verenigde Staten. Arbenz Guzman werd gedwongen af te treden om plaats te maken voor een militaire macht. Deze verstevigde de dictatuur, maar deed ook de economie heropleven, al kwam deze slechts een kleine minderheid ten goede. De groeiende miserie van het volk schudde in de jaren '60 de guerrilla wakker. De strijd en de gewelddadige repressie die volgden, maakten in een decennium meer dan 55.000 slachtoffers. Een tragedie die niet alleen kwam, want in 1976 werd het land getroffen door een zware aardbeving die 21.000 doden en 50 keer zoveel daklozen eiste. Sinds de jaren '80 voert de, van oorsprong Amerikaanse, evangelische Kerk een arglistige kolonisatie onder het mom van humanitaire 'missies'. Het aantal bekeringen en evangelische centra nam toe. In 1982 pleegde José Efrain Rios Montt een staatsgreep. Deze weldenkende evangelist bleek echter geen haar beter te zijn dan de militairen. Hij vernietigde honderden indiaanse dorpen en martelde en vermoordde zowat 15.000 mensen in een poging om de guerrilla de kop in te drukken. Maar zijn acties hadden een omgekeerd effect en de burgeroorlog laaide op, zelfs na zjjn afzetting door een militaire staatsgreep in 1983. Een resem presidenten volgde elkaar op. Het geweld nam toe en de Amerikanen trokken hun steun terug. De militairen gaven uiteindelijk de macht over aan een civiele regering, zonder echter de controle over de situatie volledig te verliezen. Het werd een lange en moeizame weg naar de vredesonderhandelingen van 29 december 1996.

De verkozen president, Alvar Arzu lrigoyen, zette zich in om de indianen hun rechten terug te geven, het analfabetisme terug te dringen, sociale integratie programma's op te starten, het leger in te krimpen en alle bevolkingsgroepen van de economische groei te laten meegenieten. Zijn vier regeringsjaren hebben een positieve weerklank gehad waardoor de taak van zijn opvolgers Alfonso Portillo en Oscar Berger. Er is echter nog veel werk aan de winkel want er bestaat nog steeds een grote sociale ongelijkheid. Deze zal niet weggewerkt worden zolang 70% van de grond in handen blijft van 3 % van de bevolking. Een van de oplossingen die aangewend wordt om de socio-economische problemen op te lossen, is het toerisme. Het creëert werkgelegenheid, brengt deviezen binnen en haalt qua impact de primaire sector in. Bovendien zorgt het toerisme voor een nieuwe bewustwording, van ecologische aard ditmaal. Het toeristisch potentieel van Guatemala berust grotendeels op zijn natuurpracht - die echter bedreigd wordt door ontbossing. Het land telt tegenwoordig meer dan 40 beschermde zones: 'nationale parken', 'natuurreservaten' of 'biosferen'. En hun aantal neemt toe, vooral in de regio van Peten waar, bovenop de 575 km2 van Tikal, anderhalf miljoen hectaren oerwoud wordt beschermd. Uit ecologische overwegingen, maar ook om de duizenden Mayaruïnes die in dit dicht tropisch bos verscholen liggen, te beschermen.


Reisroutes

De geografische verscheidenheid van Guatemala is opmerkelijk. De alluviale kustvlakte aan de Stille Oceaan gaat over in een keten van 30 vulkanen waarvan de hoogste tot 4220 meter reikt. Achter deze versperring strekt zich een hoogvlakte uit, de Altiplano. Dit plateau schommelt tussen 1500 en 2500 meter en wordt hoogland genoemd. We onderscheiden het westelijk hoogland van de Alta Verapaz, die iets minder hoog en niet vulkanisch is, maar wel kalkhoudend en vol grotten. De vlaktes van het hoogland bevinden zich op en grote breuk in de Stille Oceaan en zijn dan ook onderhevig aan aardschokken. De laatste aardbeving dateert van 1976 en steden, waaronder Antigua, dragen er nog zichtbare sporen van. In de vlaktes van het hoogland liggen de indiaanse dorpen dicht bij elkaar, omgeven door maïsvelden en koffieplantages. De vlaktes aan de Craïbische kust, in het oosten, en Peten, in het noorden, maken deel uit van het laagland. In de Oriente, waar het grootste meer van het land (het Lago Izabal) zich tussen twee min of meer parallele cordilleras uitstrekt (Sierra Santa Cruz en Sierra de las Minas) maakt een semi-woestijn naar de zee toe plaats voor een tropische vallei met bananenbomen. We bevinden ons hier op de grens met Belize, waarvan Guatemala de ‘afsplitsing’ nog altijd niet goed verteerd heeft. Het immense kalkplateau van Peten, dat amper 200 meter boven de zeespiegel ligt, is bedekt door oerwoud dat zich verder naar Belize en Mexico uitstrekt. Di gebied is dunbevolkt, maar rijk aan archeologische ruïnes. In de dichtbegroeide bossen zijn zo goed als geen wegen en de rivieren blijven de voornaamste transportwegen. Vanuit Ciudad de Guatemala, gelegen in de vulkanische zone van de hoovlakte, gaan we op verkenning van de Altiplano van de Alta Verapaz, rond Coban, alvorens door te trekken naar het Lago Atitlan, Antigua en Chichicastenango, in het westelijk hoogland. Van de Caraïbische kust varen we de Rio Dulce op tot aan het Lago Izabal, om vervolgens Peten en Tikal te bereiken. We trekken dus niet verder naar het westen en de Stille Oceaan waar het toerisme zich zo goed als niet ontwikkeld heeft bij gebrek aan betoverende landschappen of opmerkelijke sites. Voorzie voor de reisroute die wij je voorstellen minstens 4 tot 4 weken.

CIUDAD DE GUATEMALA

La Nueva Guatemala de la Asunción (de oorspronkelijke naam van Ciudad de Guatemala) is sinds het begin van de kolonisatie de derde hoofdstad van het land. De stad heeft haar hestaan te danken aan de aardbeving die, tussen 1773 en 1775, de macht van Antigua naar de vallei van Ermita verplaatste. De nieuwe hoofdstad werd gesticht op de plaats van een Kaminaljuyu stad, waarvan nog enkele sporen terug te vinden zijn in Zone 7 en in het Archeologisch en Etnografisch Museum. Tegenwoordig reikt de stad tot aan de uitlopers van het plateau en palmt ze heel de vallei in. Ciudad de Guatemala werd in 1917,1918 en 1976 eveneens door aardbevingen getroffen. Ik stad bezit, in tegenstelling tot Antigua, weinig sporen uit haar koloniale periode. Ondanks zijn barokke aanblik is zelfs het Paleis van de Gouverneur, op de Plaza Mayor, niet ouder dan 1943. Het oude stadsgedeelte telt slechts een handvol huizen met neoklassieke gevel en een kathedraal die verscheidene malen verbouwd werd. Voor de rest bestaat het historisch centrum uit betonnen laagbouw. Buiten het stadscentrum is de verstedelijking chaotisch en zijn er 21 'zones'. Voor een buitenlander is een plattegrond van de stad, met uitzondering van het centrum dat volgens een rechtlijnig stadsplan opgetrokken werd, zo goed als onleesbaar. Voeg hier druk verkeer en vervuiling aan toe, en je eerste indruk van de stad is weinig positief. En eerlijk gezegd betert dat niet echt na een paar dagen. Eigenlijk kan je Ciudad de Guatemala best in het begin van je reis bezoeken. Zo kan je alleen maar aangenaam verrast worden door de rest van het land.

CITY TOUR

De zones 12, 18 en 21 genieten een slechte reputatie. Ze worden 'Los Barrios Marginales' genoemd, probleemwijken, waar de werkloosheid, de armoede en bijgevolg de criminaliteit welig tieren. Je vermijdt dus beter deze krottenwijken, die op toeristisch vlak niets te bieden hebben, tenzij een vrij realistisch beeld van schrijnende miserie. Deze buurten staan in schril contrast met zones 10 en 14 en de 'Highway' richting Salvador, waar luxevilla's en het groot kapitaal geconcentreerd zijn. Je krijgt niet zomaar toegang tot deze zones; je moet je vooraf legitimeren. De meeste toeristen die in een luxehotel verblijven, verkennen eerst de 'Zona Viva' (zone 10). Ze heeft haar bijnaam te danken aan de talrijke trendy restaurants en discotheken die er naast hoge bankgebouwen en andere grote bedrijven gevestigd zijn. Ze geven de stad een hedendaagse look. Een van de voornaamste verkeersassen van de stad is de Avenida Reforma, waar dure monumenten opgericht werden in opdracht van Barrios. De laan geeft uit op de Avenida de las Americas. Deze werd verfraaid met reusachtige meesterwerken die de verschillende naties van Latijns-Amerika uitbeelden. Maar ze trekt vooral volk omwille van andere redenen: je vindt hier een indrukwekkende aaneenschakeling van fastfoodrestaurants, waaronder een 'El Campero', gekend voor zijn kipgerechten. Dit 100 % Guatemalteeks product kent een ongelooflijk succes en wordt naar buurlanden uitgevoerd. In het weekend moet je er zelfs aanschuiven, want 'El Campero' is de zondagse familie-uitstap bij uitstek. Nog in zone 10 tref je twee van de meest interessante musea aan, na die van zone 13. Het Museo Popol Vuh is gewijd aan Mayaaardewerk, maar stelt ook mooie traditionele maskers, kleding en geweven stoffen tentoon, naast andere inheemse voorwerpen uit de koloniale of pre-Colombiaanse periode. Het Museo Ixchel del Traje Indigena is specifiek gewijd aan de indiaanse cultuur met een tentoonstelling van handwerk en foto's.

De Calle 16, met zijn hoge en dure appartementsblokken, leidt van de Avenida de las Americas naar zone 14. Maar de Cañada, zoals deze zone door de plaatselijke bevolking wordt genoemd, wordt gecontroleerd en de enige toegang tot de Calle 10 wordt 24u op 24 bewaakt. De slagbomen gaan enkel omhoog als je jezelf kunt identificeren en als je naam op de lijst van de bezoekers voor de dag prijkt. Deze Guatemalteekse versie van Beverly Hills beslaat niet meer dan 2 km2, maar concentreert het gros aan mondain volk van de hoofdstad: officiëlen, ambassadeurs en enkele gefortuneerde families. Hun rijkdom is omgekeerd evenredig aan de sociale situatie van het land. Aangezien deze buurten aan toeristen weinig te bieden hebben, beginnen de meesten hun verkenning van de stad met een bezoek aan het historisch centrum of de voornaamste musea. Het Museo de Arqueologica y Etnologica en ertegenover het Museum van Hedendaagse Kunst bevinden zich in zone 13, niet ver van de luchthaven. Vooral het eerste is een omweg waard, ook al kan het niet rivaliseren met het nationaal museum van Cáiro of Athene, en nog minder met het British Museum of het Metropolitan van New Vork. Maar het bezit een groot aantal stèles afkomstig van archeologische sites en een uitzonderlijke 'jadezaal' (gesloten in het weekend). Een deel van het museum is gewijd aan de bevolking van het land, andere ruimtes aan de klederdracht, karakteristiek voor de verschillende etnieën van Guatemala.

Ook voorwerpen die bij opgravingen in TikaI, Kaminaljuyu (in Zone 7) of op andere sites gevonden werden, staan hier opgesteld. De maquettes van de archeologische sites bieden een mooie introductie tot een bezoek aan de sites zelf. Een van de hoogvliegers van deze prachtige collectie, die niet altijd even goed tot haar recht komt, is een sobere, maar fraaie troon die gevonden werd in Piedras Negras, in de provincie Peten. Nog steeds in zone 13 maar dichter bij de luchthaven, loopt langs een oude aquaduct de Avenida de la Liberación die verderop van naam verandert en de Avenida Roosevelt wordt. Ook hier tref je fastfoodrestaurants en supermarkten, naast het moderne Tikal Futura, de enige 'mall' (winkelcentrum) van de stad. Het aquaduct is slechts het zichtbare gedeelte van het immense Parque Aurora. De dierentuin in het park lokt in het weekend talrijke stedelingen. We bereiken het historisch centrum via de Avenida 7. Ze doorkruist de zone 9 en loopt onder de Torre del Reformador. Deze metalen structuur doet denken aan de Eiffeltoren, maar dan in een kleine doe-het-zelf uitvoering. Ze werd in 1935 opgericht om de honderdste verjaardag van de geboorte van Barrios te herdenken. Bovenop het geraamte prijkt een klok die in 1945 door België werd geschonken. lets verderop dringt de Avenida 7 het Centro Civico van de zone 4 binnen. De Banco de Guatemala, het Hoog Gerechtshof, het Ministerie van Financiën en dat van Toerisme (Inguat) werden in de jaren '60-'70 in beton opgetrokken. Ze zijn bewust laag gebouwd om beter bestand te zijn tegen aardbevingen. Ze werden in wit of blauw geverfd of verfraaid met bas-reliëfs geïnspireerd door Mayastèles. Toen ze opgetrokken werden, hadden de gebouwen iets avant-gardistisch. Maar het beton is met de jaren verloederd en de gebouwen vormen nu een vreemd architecturaal openluchtmuseum. Niet ver daarvandaan verrijzen de ruïnes van het Castello de San Jose.

Van dit fort is slechts een deel van de indrukwekkende wal overeind gebleven. De ruïnes ondersteunen een in treden oplopend stadion. De zone 5, niet voor niets Zona Olympica genoemd, bevindt zich vlakbij. Je vindt er een hele resem stadia, een zwembad en andere sportcomplexen die opgericht werden om de pan-Amerikaanse spelen te verwelkomen. In zone 4, op een steenworp van de gebouwen van het administratief centrum, vindt de volksmarkt plaats. De stalletjes strekken zich uit op de trottoirs van de Avenida 5 en Calle 18 en genieten van de drukte van de nabijgelegen busterminal. Op zondag krijgt de markt concurrentie van de Avenida 6. Vanaf 15u wordt deze drukke winkelstraat afgesloten voor alle verkeer (tussen de Plaza Mayor en de Calle 17). Kleuren en geuren vermengen zich tussen de kraampjes waar de meest uiteenlopende artikels verkocht worden. Toeristen zoeken eerder de Mercado Central op, onder een parking, achter de kathedraal. Het oorspronkelijke complex werd bij de aardbeving van 1976 vernietigd. Je vindt er enkel souvenirs die vaak heel wat duurder zijn dan in de dorpen waar ze vervaardigd worden. De Plaza de la Constitución, in het hartje van zone 1, is dé blikvanger van de hoofdstad. Ze wordt in tweeën gesneden door de Avenida 6 en heeft ook twee namen: Parque Central (of Plaza Mayor) en Parque Centenario.

Op zondag komen de Guatemalteken hier wandelen. Ze nemen foto's van hun kinderen op levensgrote plastieken paarden die je op feestdagen ook elders in het land aantreft. Ook op architecturaal vlak valt het plein in twee delen uiteen. Van het voormalige 'castello' blijft enkel nog de herinnering over. De andere historische gebouwen hebben evenmin de laatste aardbeving en de modernistische bevlieging van de jaren '60 overleefd. Gelukkig staat het palacio Nacional nog overeind, veruit het interessantste gebouw van de stad. Dit voormalig Paleis van de Gouverneur, dat onlangs in 'Nationaal Paleis van de Cultuur' werd herdoopt, is geen echte 'antiquiteit'. Het werd ingehuldigd in 1943. De bouw ervan duurde zeven jaar en gebeurde in opdracht van president Jorge Ubico. Het paleis strekt zich uit over 9.000 m2 en kostte een slordige 2,8 miljoen Quetzals (die toen evenveel waard waren als de US dollar). Achter de indrukwekkende koloniale gevel in pastel groen graniet gaan talrijke schatten schuil. Aan de ingang leidt een trap naar de eerste verdieping. De muren zijn verfraaid met historische fresco's die afsteken tegen de stijl van de twee voornaamste zalen. De rechtse zaal is bestemd voor officiële recepties. Bewonder het prachtige mudejar plafond en de glasramen. Ze beelden de deugden uit die de regering moeten inspireren. Er ontbreken drie glasramen, waaronder dat van de gerechtigheid. Vreemd toch? De glasramen in de troonzaal beelden Maya's (links) en conquistadores uit. Het vreemde teken op de grond symboliseert de nulkilometer. Van hieruit worden alle afstanden opbewegwijzeringen berekend. De gangen op de eerste verdieping omgeven twee grote binnenpleinen. De data op de plafonds geven een overzicht van de verschillende revoluties. Dagelijks leggen zeven militairen om 11 u een witte bloem neer aan het 'Vredesmonument' dat zich in een van de patio's bevindt. Elke eerste dag van de maand krijgt deze kleine ceremonie een officieel karakter wanneer een regeringslid, of zelfs de president in eigen persoon, eraan deelneemt. Het andere belangrijke monument op de Plaza Mayor is de Catedral Metropolitana. Ze werd opgericht in 1782, maar heeft door de aardbevingen bijna alles van haar oorspronkelijk cachet verloren. De gevel is het oudste deel van het gebouw en werd in de loop der eeuwen verscheidene malen verbouwd. Binnen is er weinig overgebleven dat de moeite waard is. Opmerkelijk zijn wel de schilderijen die overgebracht werden uit de San Francisco in Antigua. Jammer dat ze hier niet tot hun recht komen. De kathedraal wordt vooral bezocht omwille van een zwart Christusbeeld dat driftig vereerd wordt binnen de syncretische cultus. Zone 2 ligt in het verlengde van de historische wijk. Het Parque Minerva is een voormalige hippodroom die nu tot een groot park omgevormd werd. In het weekend komen gezinnen zich neervlijen op de grasperken en overal staan drank- en andere kraampjes opgesteld. Achter een hoge haag ligt de «Mapa en relieve», een reliëfkaart van het land op een schaal van 1/10.000. Het reliëf van het land werd zorgvuldig in beton geboetseerd, al lijken de bergen en vulkanen ons ongewoon puntig. Er zijn twee uitkijktorens van waaruit je een beter uitzicht hebt op dit miniatuurland. Net zoals op een kaasplank dragen de steden, meren, vulkanen en archeologische sites een vlaggetje met hun naam. Een mooie inleiding tot de rest van je reis.


Het hoogland van de Alta Verapaz

Coban ligt in de Alta Verapaz, op 210 kilometer, of zowat drie uur rijden, ten noorden van Ciudad de Guatemala. Zodra je de hoofdstad verlaat, verandert het landschap drastisch. Je dringt het bergachtige decor van het departement El Progreso binnen. Ter hoogte van kilometerpaal 80 verlaat de CA-14 de pan-Amerikaanse weg en klimt ze naar de hoogtes van de Altiplano. Traditiegetrouw stoppen auto's en bussen een veertigtal kilometer verderop, aan La Cumbre. Je kan het niet echt een dorp noemen, eerder een opeenhoping van eetkraampjes waar indiaanse vrouwen voor enkele Quetzals tortilla's met kip bereiden. Hier splitst de weg zich op. Links leidt hij naar Salama en zijn koloniaal kerkje, - maar als je van plan bent Antigua te bezoeken is het niet echt een omweg waard. Rechts zigzagt de weg naar boven waar de wolken vergroeid lijken met de bergtoppen. De chipi-chipi, een hardnekkige nevel, zal ons trouwens niet meer loslaten tot we opnieuw afdalen. Het microklimaat dat hier heerst, heeft de teelt van orchidecën bevorderd. Een bepaalde soort, de 'monja blanca' is zelfs de symbolische bloem van het land geworden. Op de flanken van de bergen merk je grote donkere zeilen. Ze doen dienst als geïmproviseerde serres waaronder orchideeën, maar ook geneeskrachtige planten worden gekweekt. Met uitzondering van enkele dorpjes, waaronder Santa Barbara, liggen de huizen verspreid in het landschap. Soms zijn ze uit beton opgetrokken, maar meestal bestaan de hutjes uit houten planken en een golfplaten dak. Het landschap is prachtig en door de permanente vochtigheid, heel groen. Op de grens tussen Baja en Alta Verapaz ligt het 'Biotopo del Quetzal'. Een beschermd natuurgebied waar je een wandeling kunt maken naar zeer mooie watervallen of door het bos waar de laatste quetzals zouden leven. Deze opmerkelijke vogels met lange pluimen hebben hun naam gegeven aan de nationale munt. Met een beetje geluk vang je er een glimp van op in het bos. Zoniet zal je moeten tevredenstellen met hun afbeelding op de bankbiljetten.

De overgang naar de Alta Verapaz gaat gepaard met een wijziging in het landschap: meer dorpen en wolken, minder bossen. We naderen Coban en het wordt beduidend drukker op de weg. Talrijke indianen stromen toe naar de belangrijkste markt van de regio. Hun traditionele klederdracht wordt vaak verhuld door vuilniszakken die dienst doen als regenjas. Coban heeft zijn groei te danken aan zijn zilvermijnen. In de koloniale periode genoot het de status van keizerlijke stad. Vandaag doet het plaatsje dienst als 'hoofdstad' voor dit stukje van de Altiplano. Zilver heeft tegenwoordig plaats geruimd voor koffie, die trouwens zoals in de rest van het hoogland de eerste bron van inkomsten vormt. Naast de teelt van koffie neemt ook die van orchideeën een belangrijke plaats in. Voordat we de stad bereiken, lassen we een halte in aan Vivero Verapaz, een opmerkelijke plantage. Juan leidt ons in het Spaans rond. 18 jaar geleden heeft hij zich van expert in koffieplanten omgeschoold tot specialist in orchideeën. Volgens hem bestaan er meer dan 40.000 soorten van deze bloem. Hij kweekt eveneens een hele reeks 'mini-minis'. Piepkleine exemplaren die hij op bonsais ent. Sommige zijn zo klein dat je ze enkel met een vergrootglas kunt bewonderen. De stad zelf is ontgoochelend, maar bezit dankzij haar bewoners toch een zekere charme. De kleine betonnen huisjes zijn banaal, maar vaak kleurrijk geschilderd waardoor de heersende grijsheid wat doorbroken wordt. De klederdracht van de vrouwen is een compromis tussen traditie en moderniteit. Naar het schijnt zouden de Kekchi-indianen het meest openstaan voor de vooruitgang. Ze sturen hun kinderen naar school, soms zelfs naar de universiteit, en zijn ruim vertegenwoordigd in het congres. In de straten kruis je jongeren in jeans, GSM in de hand, terwijl hun moeder en zussen gekleed gaan in plooirokken met traditionele motieven en een synthetisch kanten bloesje. Eind juli wordt hier de 'Rabin ajau' gevierd, met de verkiezing van de 'Princesa Tezulutlan', de plaatselijke versie van 'Miss Guatemala'. Naar aanleiding van dat feest wedijveren de huizen naar de eer voor de eer van mooist versierd huis.

Voor het overige valt er in de stad weinig te beleven, met uitzondering van de grote markt vlakbij het busstation. Coban heeft trouwens zo goed als geen gebouwen uit zijn koloniaal verleden bewaard. De enige echte bezienswaardigheid is de 'Calvario', een Maya-Kekchi heiligdom uit de 16de eeuw. De kerk bevindt zich op de top van een heuvel. Het sobere monument is niet echt mooi te noemen, maar de syncretische cultus die er plaatsvindt, is heel aangrijpend. Beneden aan de trap worden in een klein winkeltje kleurrijke kaarsen verkocht. Elke kleur stemt overeen met een bepaalde wens: professioneel geluk, een goede gezondheid, geluk in de liefde... Kekchi komen soms van heinde en verre om de treden te beklimmen en bij het altaar neer te knielen. Het houten Christusbeeld dat over het altaar waakt, zou op een dag op eigen kracht naar de kapel zijn teruggekeerd waar het weggehaald was. De geIowigen houden een soort minikruisweg in de kerk: met een of meerdere kaarsen voor hun gezicht draaien ze achterwaarts rond de kapel. Enkel en alleen al omwille van deze religieuze vurigheid die volksgeloof met religieuze cultus verenigt, is het de moeite om tot aan de kerk te klimmen. Bovendien word je beloond met een prachtig panoramisch uitzicht over de stad. In de verte onderscheid je de kathedraal. Achter de kerk strekt zich het Parque de las Victorias uit, een mooi stukje groen waar je aangename wandelingen kunt maken. Het hartje van de stad wordt gevormd door de Plaza Mayor. Op het plein verrijst de kathedraal, heel wat minder interessant dan de calvariekerk, en officiële gebouwen in neoklassieke stijl waarvan de pleisterkalk afgebladderd is. Een muziekkiosk en de kantoren van het plaatselijke telecommunicatiebedrijf zijn van beton, dat in het begin van de jaren '70 zeer in trek was. Ze moesten de stad een futuristische look geven. Tegenwoordig komt het eerder oubollig over. Gelukkig hebben de zeldzame posadas hun koloniale sfeer en bloemrijke patio's weten te bewaren. De kamers zijn in de toenmalige stijl ingericht en hun typische restaurant is een welkome charmante halte. Vanuit San Pedro Carcha, de andere 'grote' stad in de omgeving, vertrekt een onverharde weg naar Lanquin. Met een terreinwagen leg je de 58 kilometer af in drie uur tijd. Met de lokale bus ben je nog langer onderweg. Je rug wordt onderweg niet gespaard, maar het fantastische landschap waar je doorrijdt, maakt veel goed.

Op deze hoogte zijn de valleien vaak in de wolken gehuld. Als de nevel optrekt, ontdek je heuvels met weelderige plantengroei, maïs en bonenvelden, bananen- en koffieplantages. We doorkruisen indianen dorpen, niet meer dan een verzameling van houten krotten met een dak uit bananenbladeren. De beste manier om de dorpsbewoners te ontmoeten, is met hen te voet een stuk van de weg tussen twee dorpen af te leggen. Maar opgelet: het weer is wisselvallig en de weg gevaarlijk. Vaak kruisen gehaaste bussen en vrachtwagens elkaar en er gebeuren regelmatig ongelukken die het verkeer urenlang in de war kunnen brengen. Lanquin ligt hoog in de wolken, afgesloten van de wereld. Op het kerkplein geniet je van een schitterend uitzicht over de plantages begroeide heuvels. In dit dorpje leven bijna uitsluitend Kekchi-indianen. Het plaatsje heeft buiten zijn authentiek karakter en zijn grotten (Grutas de Lanquin) weinig te bieden en ligt dus buiten de klassieke toeristische parcours. De grotten bevinden zich op een dertigtal minuten wandelen. De wandeling ernaartoe is vrij gemakkelijk, maar het bezoek aan de grotten zelf niet echt. Hoge treden leiden naar de eerste zaal. Een loopbrug naar de tweede. Vervolgens moet je metalen ladders die in de rotsen zijn vastgemaakt beklimmen om de rest van de site te verkennen. Als dit soort acrobatiewerk niet aan jou besteed is, zal je moeten tevredenstellen met het kijken naar het water dat met veel gedruis naar beneden stort. De vele rivieren die de streek rijk is, zorgen soms voor een prachtig schouwspel. Zo bijvoorbeeld in Semuc Champey, 11 kilometer verderop. Kleine watervallen monden uit in bassins en terrassen met smaragdgroen water - door de plaatselijke bevolking wat overhaastig als achtste wereldwonder beschouwd. Om de watervallen te bereiken bestaan er vier manieren: ofwel boek je vanuit Coban een georganiseerde uitstap bij een van de operators, ofwel wandel je ernaartoe (veel klimmen en dalen), ofwel probeer je te liften (met een beetje geluk pikt een boer op weg naar zijn veld je op) ofwel huur je een 4x4. Welke optie je ook kiest, de tocht is de moeite waard.

Vooral de oversteek van de Rio Cahabon, over de houten balken van een ijzeren brug... De kleine stad San Juan Chamelco had tot voor kort niets anders te bieden dan haar koloniale kathedraal. Vandaag leggen toeristen massaal de slechte weg ernaartoe af om de Balneario Rey Marcos te bereiken. Enkele jaren geleden ontdekte een geoloog-speleoloog deze grotten. Je kan ze enkel met een plaatselijke gids verkennen. Het bezoek heeft veel weg van een Challenge Trophy parcours en vraagt om een zekere lenigheid. Bij het betalen van de toegang krijg je meteen ook je uitrusting: een helm en laarzen die achteraf overbodig blijken, want het water stijgt tot aan je middel. De grotten zijn prachtig, rijk aan natuurlijke sculpturen en worden doorkliefd door de rivier. De commentaren in het gastenboek van het kleine bezoekerscentrum zijn unaniem: het avontuur maakt een sterke indruk op de bezoekers! Als dit avontuur je niet aanspreekt, kan je wandelen tot aan een van de twee hangbruggen boven de rivier. Het pad dat er naartoe leidt, is glad en modderig, maar het uitzicht is schitterend.

HET WESTELIJKE HOOGLAND: La Antigua Guatemala

Antigua is samen met Tikal ongetwijfeld de meest bezochte site van Guatemala. De stad bevindt zich in het hartje van een vallei die omgeven wordt door drie vulkanen, de Agua, de Fuego en de Acatenango (de hoogste reikt tot 3.976 m). Deze koloniale stad was tussen 1527 en 1773 de tweede hoofdstad van het land. Ze vormt een waar openluchtmuseum, ondanks de schade die ze door vulkaanuitbarstingen en aardbevingen geleden heeft. In de geplaveide straatjes gaan achter de kleurrijke en lage huizen met bloemen versierde patio's schuil. Je kan er een glimp van opvangen doorheen de smeedijzeren vensters. De fraaie gevels van talrijke kerken en kathedralen wedijveren in pracht met de universiteit, de kloosters, de binnenpleinen van prachtige panden die soms tot hotel werden verbouwd, en van paleizen die voor officiëlere doeleinden werden ingepalmd. Santiago de Los Caballeros werd voor het eerst in 1527 verplaatst. De stad werd in 1543 volledig heropgebouwd in de vallei van Panchoy nadat de vulkaan Agua twee jaar eerder een modderstroom had uitgespuwd die heel de stad bedekte. De stad, toen nog steeds hoofdstad, werd zes jaar later de zetel van een district dat zich uitstrekte tot in Chiapas (Mexico) en Panama. Haar architecturale pracht en culturele uitstraling trokken tal van kunstenaars en religieuze ordes aan (hetgeen het veertigtal religieuze gebouwen in de stad verklaart). Vandaar ook haar ronkende bijnaam 'La Muy Noble y Muy Leal Ciudad de Santiago de los Caballeros de Guatemala'. Twee aardbevingen, in 1717 en 1773, veranderden de stad in ruïnes. De regering zag zich gedwongen om 45 kilometer verder te trekken. Santiago werd heropgebouwd, maar verloor zijn titel en rijkdom. Vanaf dan werd de stad La Antigua Guatemala genoemd om niet verward te worden met haar rivaal.

Van dan af leefde ze van de koffie- en advocatenplantages en de teelt van schildluizen. Ook al is de stad vandaag slechts een schim van haar oorspronkelijke versie, ze blijft een juweeltje dat als nationaal monument wordt beschermd en ingeschreven is op de lijst van werelderfgoed van de Unesco. Ondanks de ruïnes die niet meer werden opgetrokken na de aardbeving van 1976, blijft een bezoek aan Antigua een waar feest. Je kan je bezoek om het even waar aanvatten, ze is overal even boeiend... Zoals in vele andere steden klopt het hart van Antigua op de Plaza Mayor. Rond het Parque Central verrijzen de kathedraal en officiële gebouwen: het Stadhuis, dat ondergebracht werd in het voormalige Paleis van de Gouverneur en het Districthuis. Het zijn de enige gebouwen met verdiepingen. Ze worden ondersteund door een zuilengalerij waardoor beneden lange, schaduwrijke trottoirs ontstaan. Van de kathedraal herinnert enkel de gevel (580) aan de praal van weleer. Slechts één kapel heeft de laatste aardbeving overleefd, maar de mooie meesterwerken die haar versierden zijn naar Ciudad de Guatemala overgebracht. Momenteel zijn er volop restauratiewerken aan de gang, maar het gebouw blijft open voor het publiek. Tegenover de zij-ingang (5a Calle Oriente) bevindt zich de Universidad San Carlos (1675), tegenwoordig een museum. Het gebouw heeft zijn prachtige patio in Moorse stijl bewaard. Iets meer naar het oosten vormt de fraaie barokgevel van San Pedro Apostol een van de hoeken van het Parque La Union. Hier vindt dagelijks een kleine indiaanse markt plaats waar heiligenbeelden, ambachtskunst, jade van twijfelachtige afkomst en enkele valse antiquiteiten verkocht worden. De inwoners hebben hun geliefde kerk mooi versierd. Vandaag is er een liefdadigheidsinstelling in ondergebracht die gesubsidieerd wordt door rijke families. Het cybercafé aan de overkant is steeds stampvol. Het behoort toe aan een van de vele Spaanse scholen waar studenten privé-les krijgen aan kleine tafeltjes in de tuin van de patio. Het publieke washuis (Tanque) aan de overkant van het plein is een fotogeniek plekje. Indiaanse vrouwen komen er hun was doen terwijl kinderen in het water ravotten. Achter de wasplaats verrijst Santa Clara. Het klooster werd gesticht door vijf clarissen uit Oaxaca (Mexico) en groeide uit tot een van de belangrijkste kloosters van de 17de eeuw. Zijn rijkdom had het niet te danken aan het geloof, maar aan de vervaardiging van snoepjes. Deze nuns candies houden ook vandaag nog de plaatselijke business draaiende. De kerk, waarvan enkel nog de fraai bewerkte barokgevel overeind staat, is van buiten niet te zien. Het klooster en de kerkgang zijn tot ruïnes vervallen, maar blijven niettemin indrukwekkend. De San Francisco iets verderop heeft meer geluk gehad. Het grootste deel van dit reusachtig klooster isverwoest, maar het gebouw dat op het kerkplein verrijst, is een waar pareltje.

Achter de gevel, versierd met kleine zuilen en heiligenbeelden, gaat een sober interieur schuil dat met de tijd verscheidene malen veranderd werd. Hier bevindt zich het graf van 'Hermano' Pedro de San Jose de Bethancourt, een plaatselijke held uit de 17de eeuw die door de Guatelmalteken vereerd wordt. Er worden kaarsjes verkocht in de vorm van beeldjes van de broeder of zelfs in de vorm van een bepaald lichaamsdeel, afhankelijk van welk deel van het lichaam de gelovige genezing komt vragen. Voor meer algemene wensen, dienen kleuren als geheugensteuntje: rood voor hartproblemen, groen voor goede zaken - en voor wie een hele resem verzoeken heeft, zijn er veelkleurige kaarsjes. Gelovigen stromen van ver, zelfs uit buurlanden, toe om Pedro een mirakel af te smeken. Zijn graf is bedekt met metalen plaatjes met dankbetuigingen. Een gedeelte van de kerk werd als museum ingericht om de beelden en de ex-voto's die aan de muren hingen, veilig weg te hangen. Aardbevingen, verbouwingen en diefstal hebben de kerk kaal achtergelaten. Slechts enkele gouden altaren en engels blijven over. Het kerkplein van de San Francisco geeft uit op de Calle de los Passos. Dertien kapelletjes vormen er de haltes van een kruisweg die een kilometer verder eindigt aan het 'Calvario', op de andere oever van de Rio Pensativo. We nemen de 8a Calle Oriente in zuidelijke richting en komen zo voorbij het Hotel Antigua, een van de meest luxueuze van de stad. Het hotel werd ingericht in een voormalig koloniaal pand. Vanop het binnenplein heb je een mooi uitzicht op de kleine San Jose kerk, die jammer genoeg gesloten is voor het publiek. Je bevindt je hier vlakbij de Tostaduria Antigua (12A 6a Avenida Sur). In deze piepkleine sombere boetiek kan je drie soorten koffie proeven. De bonen worden gebrand volgens artisanale methodes en op vraag gemalen. Als je er koffie koopt, mag je ook gratis proeven. Wanneer je rechtdoor gaat, westwaarts, bereik je de Mercado de Artesanias (artisanale markt). De stalletjes staan opgesteld voor de ruïnes van een oude barokke kerk (Compañia de Jesu). Sinds de jezuïeten uit het land werden gezet, werd de kerk voor verschillende profane doeleinden aangewend. Er werd op een bepaald moment zelfs een textielfabriek in ondergebracht.

De vlakbij gelegen Casa K'ojom is gewijd aan de traditionele muziek, aan de verschillende facetten van het dagelijks leven en aan het volksgeloof. Het beeld van Maximom, een heidense godheid die door de indianen wordt aanbeden en waarvan het originele beeld zich in Santiago de Atitlan bevindt, is op zich al de omweg waard. De Avenida 6 geeft uit op een plein. AIle blikken zijn er gericht op de felgeel geschilderde Merced. De gevel van de kerk is versierd met beelden, maar ook met verrassende motieven in wit stucwerk. Lianen, ananassen en bladeren illustreren de 'churrigueresque' stijl die hier 'Antiguaanse barok' wordt genoemd. Wilde dieren, die veel weg hebben van spookachtige jaguars, omgeven de koepel van de domkerk. Waarschijnlijk hadden de Spanjaarden opdracht gegeven tot het uitbeelden van leeuwen en hebben de kunstenaars op hun manier deze dieren, die ze zelf nog nooit gezien hadden, uitgebeeld. Het binnenplein van het klooster wordt ingepalmd door een reusachtige fontein: de Fuente de los Peces. Rechts van de Merced vertrekt de 5a Avenida Norte. Ook wel de Calle del Arco San ta Catharina genaamd omwille van de boog met klokkentoren die de straat overspant. Wellicht is dit gebouw het meest symbolische van Antigua. Vroeger diende de boog als brug tussen twee gebouwen van een klooster. Met uitzondering van de kerk blijft er vandaag niets meer over van het kloostercomplex. De gebouwen zijn omgevormd tot een hotel dat de charme van het oord heeft weten te bewaren. Een huizenblok verder kan je in de Posada de Don Rodrigo overnachten in een authentiek koloniaal huis. De drie patio's zijn versierd met bloemen en onder de gewelven staan prachtige antiquiteiten. 's Avonds kan je er eten op de tonen van de marimba, een soort reusachtige xylofoon die in de 16de eeuw door slaven werd ingevoerd. Vanbuiten gezien heeft het klooster van Las Capuchinas weinig te bieden. Maar als je de kleine deur rechts van de kerk betreedt, ontdek je achter de wal een enorm kloostercomplex - een kerkgang met massieve steunpilaren, een fontein en meditatiecellen van de nonnen. Het Santo Domingo klooster op het einde van de 3a Calle Oriente is eveneens tot een vijfsterren hotel omgebouwd. Aan de receptie kan je nog een indrukwekkend tabernakel bewonderen en het vroegere altaar doet nu dienst als toog. Via de tuinen, waar een zwembad werd aangelegd voor de klanten, bereik je een bijzonder museum dat vrij toegankelijk is op misdagen. Het betreft een openluchtkerk die door een aardbeving vernietigd werd en nu gerestaureerd wordt. Onlangs werden onder de kerk een kapel en een onderaardse gang ontdekt die naar andere kloosters leidde.

Ook werd een begraafplaats blootgelegd. Tombes en enkele skeletten worden beschermd achter glas en maken nu deel uit van het museum. Een van de overledenen werd opnieuw aangekleed om de bezoeker een beter beeld te geven van hoe doden van welgestelde families begraven werden. In een piepkleine boetiek aan de overkant worden de werken van een plaatselijke kunstenaar, Cruz Enrique España, verkocht. Hij maakt bijzondere portretten op basis van foto's. Verder vervaardigt hij op vraag kleine beeldjes in verschillende houdingen. Zijn precisiewerk combineert een naïeve stijl met een zeker realisme. We sluiten ons bezoek af met hetgeen overblijft van de La Coneepción kerk. Voor je de stad verlaat, kan je nog een halte inlassen aan de Casa Popenoe - een privéhuis dat zijn deuren enkel tussen 14u en 16u openstelt (gesloten op zondag). Je ontdekt er patio's vol bloemen en decoratieve voorwerpen en meubels uit de koloniale periode, bij elkaar gebracht en gerestaureerd door een Amerikaans koppel. Om in schoonheid te eindigen, kan je vanaf de ruïnes van de Candelaria kerk klimmen tot aan de Mirador de la Cruz. Het uitzicht over Antigua en haar rechtlijnige straten is adembenemend.


Chichicastenango

De weg die vanuit de hoofdstad naar Chichicastenango (of kortweg Chichi) leidt, werd onlangs verbreed en doorkruist vier departementen. Met de hoogte verandert ook de begroeiing die plaats maakt voor dennen, cipressen, aardbeienvelden en andere teelt. De oogst wordt in de kraampjes langs de weg verkocht. Of rechtstreeks naar de markten in de omgeving of naburige landen vervoerd. Vaak zie je trouwens langs de weg pakken fruit en groenten die op de vrachtwagen wachten. We bevinden ons hier in het land van de Quiche-indianen. De vrouwen dragen prachtige «huipils» (veelkleurige blouses) en hun zwarte «corte» (rok) is versierd met een enkele horizontale lijn (als teken van celibaat) of een verticale (eens ze getrouwd zijn). Naar het schijnt zouden de Quiche-indianen meer traditionalistisch zijn dan andere indianen, vooral op religieus vlak. Velen oefenen nog de voorvaderlijke erediensten uit en leven volgens de 260 dagen kalender (de tzolkin) . Ze lijken vrij ongevoelig voor de aanwezigheid van toeristen die op donderdag- en zondagmorgen de artisanale markt overrompelen. Met de jaren is het aantal kraampjes toegenomen. Ze beslaan het hele plein dat zich uitstrekt tussen de twee 'heilige' kerken: die van Santo Tomas en de Calvario. Fruit- en groentestalletjes zijn verhuisd naar de overdekte markt. Ga er zeker een kijkje nemen. Het is een streling voor oog en neus. Op de artisanale markt vind je tal van souvenirs: houten maskers, juwelen, hoeden, huipils, sjaals, dekens en andere felgekleurde geweven stoffen. Maar de markt is niet de enige bezienswaardigheid van Chichi. Bijna dagelijks vinden er boeiende rites plaats die je, met wat geluk, kunt bijwonen. De spectaculairste gaat door op de heuvel van Pascual Abaj, op een kilometer van het hoofdplein. Je moet de Calle 9 uitlopen, het binnenplein van een kleine maskerfabriek oversteken en vervolgens maïsvelden doorkruisen vooraleer je het heiligdom bereikt. 'Pascual' is een soort kleine menhir met vage menselijke trekken. De evangelische kerk heeft ooit de menhir onthoofd in de hoop de heidense rite te doen verdwijnen en de indianen te bekeren. Maar ze stuitte op hevige weerstand van de Quiche. De indianen hebben hun stenen idool opnieuw aan elkaar 'gelijmd' en blijven offers brengen: kaarsen, vuur, alcohol, kippen,...

De toeristen lijken hen niet te storen. Je mag ze fotograferen, maar vaak wordt je een bijdrage van 5Q gevraagd. De meeste gelovigen dalen daarna af naar de Calvario waar ze de sjamaan opzoeken die in een kleine donkere kamer, rechts van het altaar, de gelovigen ontvangt. Hij ziet een 20 tot 30 'klanten' per dag aan wie hij, mits betaling, raad geeft en voorspellingen doet. Net zoals in Antigua en Coban branden de gelovigen vervolgens kaarsen. De kleur ervan wordt hen deze keer 'voorgeschreven' door de Mayapriester. Op de treden van de Santo Tomas, die dienst doet als Mayatempel, branden ze voortdurend dennennaalden en wierrook waardoor de gevel van de kerk achter een grote rookwolk verdwijnt. De kerk werd opgericht in de 16de eeuw en herbouwd in de 18de eeuw. Ze werd gebouwd op de plaats van een vroeger heiligdom dat de Spanjaarden met de grond gelijk maakten in de hoop op die manier de indianen naar hier te lokken. Een praktijk die ze ook in andere steden toepasten. Vandaar dat Santo Tomas, katholiek of niet, een heilige plaats is voor de Quiche-indianen. Ze zien buitenlanders 'hun' trap niet graag gebruiken om de kerk te betreden. Je kan dit verbod best respecteren (ga binnen langs de zijdeur), net als dat om binnen te fotograferen. Enkel de heiligenbeelden en het kruisbeeld wijzen erop dat we ons in een kerk bevinden. Een tapijt van kaarsen bedekt de centrale gang waar gelovigen neerknielen. Aan de muren kan je prachtig houtwerk bewonderen dat jammer genoeg door de vochtigheid aangetast wordt. Drie praalwagens met grote gekleurde pluimen, spiegels, synthetisch fruit en bloemen wachten op de volgende processie om San Tomas, San Sebastian en San Jose rond te dragen. Het Regionaal Museum op het plein trekt weinig bezoekers aan. Je vindt er voorwerpen die in de omgeving werden opgegraven. Maar niets opwindends.

Rond het Lago Atitlan

Net als een bezoek aan Antigua en Chichicastenango staat een uitstap naar het Atitlan-meer op het programma van de meeste georganiseerde reizen. Niet verwonderlijk, aangezien deze voormalige caldeira voor een toverachtig decor zorgt. Het meer is op sommige plaatsen 500 meter diep. Het wordt omgeven door drie vulkanen die sinds de 15de eeuw gedoofd zijn en tussen 3.020 en 3.535 meter hoog zijn. Rond het meer zijn een twaalftal gemeenschappen gevestigd. Ze leven er van de maïs- en advocatenteelt, het weven en de visvangst. Aan vis geen gebrek in het meer, maar de zwarte baars die er 40 jaar geleden werd ingevoerd, heeft zo goed als alle andere soorten verslonden. Panajachel is het enige pluri-etnische plaatsje. Elders leeft elke groep in een eigen dorp. Ze onderscheiden zich door hun klederdracht en hoeden. De ontmoeting met deze indianen, die trouw zijn gebleven aan hun voorvaderlijke tradities, maakt de verkenning van deze streek dubbel zo interessant. In Panajachel zelf is vooral het uitzicht op het meer en de vulkanen vanop de oever de moeite. De hippies die zich hier in de jaren '70 kwamen vestigen, hebben intussen rustigere oorden opgezocht. Sommigen hebben hun wilde haren geknipt en verdienen thans hun brood in de toeristische sector. Ze baten een restaurant of hotelletje uit, of een van de winkeltjes met artisanaal werk langs de Calle Santander. Het dorp heeft op zich weinig charme. Het plaatsje is vooral bekend geworden door zijn bars, discotheken en hotels. Je kan er inschepen voor een boottocht je naar de andere dorpjes, die een pak interessanter zijn. Je kan ook te voet de andere dorpen opzoeken, maar de meesten schepen in een lancha (schuit) of een kleine ferryboot die de verschillende dorpen aandoet. Meestal vertrekkcn deze bootjes 's morgens. Het is dan helder en het water is kalm. In de namiddag steekt de wind op en zijn de vulkaantoppen in nevel gehuld. Je maakt 's morgens ook meer kans om de wasvrouwen aan het werk te zien aan de oever van het meer, Of eenzame vissers, op hun «cayuco», die de komst van de «xocomi» vrezen. Deze sterke bries is volgens het volksgeloof de adem van een verliefde ziel die sinds eeuwen wanhopig op zoek is naar zijn verdronken geliefde. Als je niet alle dorpjes kunt bezoeken, kies dan voor Santiago Atitlan, veruit het interessantste en ook het grootste na Panajachel. De inwoners zijn Tzutuhiles, herkenbaar aan de «toyocal» die door de vrouwen gedragen wordt. Deze zware vrouwenmutsen in de vorm van een schijf bestaan uit een smal geborduurd rood lint dat tot 20 meter lang kan zijn en rond het hoofd gewikkeld wordt. De boten zetten hun klanten aan wal op een schamele aanlegsteiger. Via de hoofdstraat, met zijn toeristenwinkeltjes, bereik je de hoofdplaats waar boeren uit de omgeving hun advocaten komen uitstallen, vlakbij het busstation en de gemeenteschool. Op vrijdag vindt hier de markt plaats, de belangrijkste uit de omgeving.

Op de marktdag moet je drummen om de enige 'attractie' van het plaatsje te bereiken: de parochiekerk, gebouwd in 1547 door franciscanen en intussen verscheidene malen verbouwd. Op deze plaats werd in 1981 een Amerikaanse priester vermoord - een feit dat veel aandacht in de media kreeg. Veel meer overigens dan de moord op een twaalftal inwoners die er in 1990 gefusilleerd werd tijdens de burgeroorlog. Tegenwoordig heeft het plaatsje zijn rust hervonden en spelen kinderen onbezorgd met hun vliegers op het kerkplein. De talrijke gekleurde ballonnen die tegen het plafond van de kerk hangen wijzen crop dat geloofsbelijdenis hier weinig met katholicisme te maken heeft. Kijk maar naar de heiligenbeelden tegen de muur: ze dragen schreeuwerige kleuren en halsdoeken. Bezoekers worden aangesproken door bedelaars en kleine meisjes. Ze proberen om met hun ontwapende glimlach sleutelhangers, geweven armbandjes of gepersonaliseerde balpennen te verkopen. Ze spreken een aardig mondje Engels en weven met veel handigheid je naam. Net zoals op andere plaatsen bouwden de Spanjaarden de kerk op een heilige plaats om de Maya's te blijven aantrekken. Ze lieten toe dat er een plaatselijke 'heilige' werd ingevoerd. Maximom (een vervorming van Heilige Simon) heeft met zijn hoed, boots, halsdoek, sigaar en brandewijn in zijn hand, meer weg van een gringo dan van een heilige. Maar aangezien sigaar en alcohol toch niet helemaal strookten met het beeld dat de missionarissen van een heilige hadden, werd Maximom buitengezet. Dit belette de inwoners en «cofradias» (broederschappen) echter niet om hun rituelen thuis voort te zetten. Sinds die dag is het een waar privilege om het beeld van Maximom te mogen herbergen. Elk jaar verandert het beeld van 'pleeggezin' en er is zelfs een hele handel rond ontstaan dankzij 'offerandes' en de verkoop van alcohol. Met het opkomend toerisme is het zelfs een winstgevend zaakje geworden om Maximom in huis te hebben. Gidsen vragen 2Q om bezoekers naar het 'huis van Maximom' te brengen en daar wordt je nog eens 10Q gevraagd om een foto te mogen nemen. Om de gastheer niet aan te moedigen het geld aan verderfelijke alcohol uit te geven, kan je beter naar de kerk zelf gaan waar het spektakel gegarandeerd is en de foto's gratis zijn. Op de temgweg naar de aanlegsteiger, hou je best even halte in de Calle Principal, in de kleine boetiek van Maria Pacach Mesia, die 20 jaar geleden als model diende voor het profiel dat gegraveerd staat op de muntstukjes van 25 cents. Maria lacht haar gouden tanden bloot, zonder er geld voor te vragen. Ze verkoopt handgeborduurde tapijten (een Mayakalender vergt 3 maanden werk) en biedt een Mayaversie van een sauna aan, die veel weg heeft van een pizzaoven. Iets verderop heeft Salvador Freanda Quirjo een kllnstgalerij geopend. Hij stelt er beeldhouwwerk tentoon in ceiba-hout (kapokboom) en vooral naieve schilderijen over het leven op de plantages, hyperrealistische portretten van oudere mensen en stillevens. Zijn werken hebben een zekere bekendheid verworven en worden vaak afgebeeld in magazines en reisgidsen. De kunstenaar is met andere woorden een soort 'bezienswaardigheid' geworden.


Het dodenfeest in Santiago de Sacatepequez

Reeds in de vroege uurtjes schuiven auto’s en bussen op 1 november aan op de weg naar Dantiago de Sacatepequez, op 38 kilometer van de hoofdstad. De feestelijkheden vinden plaats op het lokale kerkhof. Ze starten rond 10 u ‘s morgens en duren heel de dag. Deze syncretische eredienst is intussen uitgegroeid tot een toeristische attractie. Operators brengen hun klanten per minibusjes vanaf de luchthaven, Ciudad de Guatemala of Antigua. Gullukig vallen ze in de massa niet teveel op. Het aantal bezoekers wordt geschat op 25.000, maar dit cijfer is moeilijk verifieerbaar. Om het kerkhof te bereiken, moet je 2 tot 3 kilometer afleggen in een verzengde hitte. En ware kruisweg. Want het volk dat naar beneden komt, kruist de mensen die naar boven klimmen en bovendien wordt de weg versperd door geïmproviseerde kraampjes. Maar eens boven bent, word je voor je inspanningen beloond. De graven, die de dag voordien of ‘s morgens vroeg met bloemen versierd werden, worden door gezinnen die er hun picknick uitpakken, ingepalmd. Op de grond liggen kleurrijke papieren schijven. Ze zijn bevestigd aan een bamboestructuur en versierd met geometrische motieven –soms ware meesterwerken! Enkele van deze « barriletes » (vliegers) hebben een diameter van meer dan 5 meter en voor sommige zijn meer dan 10 man nodig om ze in de lucht te krijgen. Volgens het volksgeloof treden deze barriletes in contact met de geest van de overledenen. Maar tegenwoordig hebben de boodschappen die op de vliegers geschilderd op getekend zijn eerder politieke connotaties. De semi-religieuze rite is uitgegroeid tot een ‘sportieve’ confrontatie en verse graven worden met weinig respect met de voeten getreden.

HET LAAGLAND: DE CARAÏBISCHE KUST.

1. Van Ciudad de Guatemala naar Puerto Barrios Als je de pan-Amerikaanse weg naar Puerto Barrios neemt, rijd je eerst langs de Sierra de las Minas, waarvan de beboste toppen meestal in wolken gehuld zijn. De weg zakt geleidelijk af richting zee en dringt het laagland binnen, waar vlaktes en dorre heuvels het landschap bepalen. Dankzij irrigatie is deze woestijn, waar vanaf 600 meter hoogte cactussen groeien, behouwbaar geworden. Aan kilometerpaal 150 splitst de weg naar Zacapa, Belize en Copan, in Honduras. De pan-Amerikaanse route loopt verder en leidt naar een andere archeologische site: Quirigua, op 210 km van de hoofdstad. De onverharde weg ernaartoe is omgeven door uitgestrekte bananenplantages van Del Monte. In Puerto Barrios wordt het fruit ingescheept in reusachtige cargo's van de maatschappij. Puerto Barrios heeft trouwens zijn ontstaan grotendeels te danken aan de United Fruit Company, een Amerikaanse maatschappij die lange tijd een bananenrepubliek in stand hield en monopoliseerde. Maar hier kwam een einde aan toen de maatschappij een deel van haar grond moest teruggeven en de rest aan Del Monte verkocht. Om niet ontgoocheld te worden, raden wij je aan om Quirigua vóór Tikal te bezoeken. De site, die opgenomen werd op de lijst van werelderfgoed, heeft haar bekendheid niet zozeer te danken aan de drie kleine paleizen rond de agora, maar eerder aan de enorme zoömorfe stenen en hoge stèles, waarvan de grootste tien meter hoog is. Ze zijn versierd met bas-reliëfs en Mayageschriften. Na de afslag naar Rio Dulce en Tikal, voert de weg naar de Caraïbische kust. Je doorkruist heuvels begroeid met exotische planten en palm- en loofbomen. Je treft er vooral veel ‘luminas’ aan. De schors van deze boom wordt gebruikt voor de vervaardiging van het fameuze ‘groen biljet’, hetgeen de aanwezigheid van Amerikaanse bedrijven, die de boomsoort exploiteren, verklaart. Een aaneenschakeling van tankstations, garages, kruidenierszaken, ijzerwinkels, cafés, superettes, enz., kondigt Puerto Barrios aan.

Als je de massa volk ziet die zich te voet, op tweewieler of met de auto een weg baant door de modderige straten, zou je een reuzegrote haven verwachten. Maar met uitzondering van de kaaien waar de cargo’s van de fruitmaatschapijen aanmeren, zijn de aanlegsteigers piepklein, chaotisch en kleurrijk. Net als in Livingston is de bevolking vooral zwart en nonchalanter, aldus de Ladinos. 2. Livingston Livingston is ontegensprekelijk een ander stukje Guatemala. Er leidt geen weg naartoe zodat je verplicht wordt een kleine ferryboot of lancha-taxi te nemen om er te geraken. Wanneer je de Caraïbische kust volgt tot aan de haven van Livingston, geraak je compleet ontheemd. Een jungle van palm- en andere kokosbomen strekt zich uit tot aan de azuurblauwe zee. Piepkleine huttendorpjes duiken op en af en toe zie je een afgelegen guesthouse aan het water liggen. Livingston dankt de bijnaam 'eiland' niet alleen aan zijn afgelegen ligging, maar ook aan zijn gekleurde huisjes en de Caraïbische sfeer die er heerst. In de straatjes met pittoreske winkeltjes, restaurants en cafés heerst een gezellige drukte. Uit elk winkeltje klinkt reggae en in de cafés is het een en al salsa. De Kekchi en een handvol Aziaten leven hier samen met de Garifunas, Zwarten die beduidend de meerderheid vormen. Ze stammen af van vluchtende slaven en spreken een bijzonder soort Creools. Bij gebrek aan bezienswaardigheden en paradijselijke stranden is het deze vreedzame samenleving die het plaatsje pittoresk en interessant maakt. Buiten een wandeling door de twee hoofdstraten en lange haltes aan de caféterrasjes, zijn er vanuit Livingston slechts twee uitstapjes te plannen: een wandeling tot aan de Siete Altares en een tocht op de Rio Dulce. Je bereikt de 'Zeven Altaren' door te voet of per lancha het strand te volgen tot aan een pad dat naar het bos leidt. Hier stromen kleine watervallen die net als in Semuc Champey uitkomen in natuurlijke bassins met smaragdgroen water. De weg ernaartoe is lang en kan je best niet op je eentje afleggen. Sommige toeristen zouden onderweg overvallen zijn. Maar misschien wordt deze slechte reputatie in stand gehouden om de toeristen aan te moedigen beroep te doen op een plaatselijke gids. In het droogseizoen, als er weinig water is, is de uitstap niet echt de moeite waard. 3.

Lago Izabal via de Rio Dulce

In de haven van Livingston wachten tal van motorbootjes de toeristen op. Tenzij je een supplement betaalt, zal de boot je afzetten aan Rio Dulce waar een weg naar het meer leidt. Tijdens de boottocht vang je een glimp op van enkele indianendorpen en kruis je vissers op hun lange, smalle boten. Ter hoogte van het Biotopo Chocon Machacas is het later bedekt met een tapijt van waterlelies. De rivier wordt breder en draagt hier de naam El Golfete, tot aan Rio Dulce waar, na een twintigtaI kilometer, het Lago lzabal opduikt. Nadat je onder de enige brug bent gevaren, bereik je het Castello San Felipe dat sinds 1652 over het rustige water van het grootste meer van het land waakt (48 km lang op 24 km breed). Het fort werd door piraten verwoest, vervolgens identiek gerestaureerd, verscheidene keren door vandalen beschadigd en voorlopig gesloten voor het publiek. Maar het park, waar het fort deel van uitmaakt, blijft druk bezocht, vooral door inwoners van naburige dorpen die er in familieverband komen picknicken. Los hiervan hebben San Felipe en de Rio Dulce niet zo heel veel te bieden. Net zoals Fronteras zien deze plaatsjes vooral plezierboten en dagjestoeristen passeren die hier even stoppen om te eten vooraleer hun weg te vervolgen of terug te keren naar Livingston. Ze genieten trouwens geen goede faam, want deze doorvaart heeft oneerlijke handel in de hand gewerkt. Verder zijn de bars en nachtclubs ook niet echt aan te bevelen. Een tweede 'minicruise' vaart verder op het Lago Izabal, tot aan de Finca Paraiso. Deze boerderij, aan een zwart zandstrand, stelt enkele bungalows ter beschikking. Je kan hier in volle natuur genieten van een rudimentaire badkuur. De toegang tot de site omvat het transport per kar, voortgetrokken door een tractor. De laatste 800 meter tot aan het 'thermaal zwembad' moet je te voet afleggen. Je bereikt de voet van een warmwater en zwavelrijke waterval die zich met veel gedonder in een natuurlijk zwembad stort en waaraan de indianen geneeskrachtige daden toekennen. Om terug te keren, moet je wachten tot de kar andere passagiers afgezet heeft of proberen een afspraak te maken met de chauffeur.


1.PETEN

Wie Peten bezoekt, maakt kennis met een prille vorm van het ecotoerisme. Je kan beter niet schuw zijn van een vleugje avontuur, want om de meeste sites te bezoeken, met uitzondering van Tikal en Yaxha, ben je aangewezen op motorbootjes, paard en soms terreinvagens op onverharde wegen. In het gebied werd een dertiental steden of ceremoniële centra blootgelegd, maar een honderdtal andere zijn nog steeds door de jungle overwoekerd. Als de staat over de nodige middelen beschikte, zou Peten ongetwijfeld de grootste voor het publiek toegankelijke archeologische site ter wereld zijn. De meeste sites zijn slechts gedeeltelijk gerestaureerd. Dit doet niets af aan hun pracht, maar vraagt soms wel wat verbeeldingskracht. Tikal is hier een uitzondering op, ook al werd slechts een deel van de complexen opgeknapt. Peten is het grootste departement van het land en bedekt ongeveer een derde van het grondgebied. Officieel leven hier slechts 500.000 inwoners, maar wellicht ligt dit aantal intussen hoger. Gezinnen tellen gemiddeld zeven kinderen, soms twaalf. De kindersterfte is taag, het eten gezond en voldoende aanwezig dankzij de veeteelt en kleine landbouw. Indianen en Ladinos zoeken sjamanen en de natuurlijke geneeskunde op als ze ziek zijn. Een goede kennis van de geneeskrachtige werking van planten is trouwens onontbeerlijk voor deze mensen die ver van alles, diep in de jungle of aan de oever van een rivier, wonen. Tot op het einde van de jaren '70 had Peten geen echte wegen en was het geïsoleerd van de rest van Guatemala. Met uitzondering van de weides en akkers bestaat Peten uit 17.000 km2 oerwoud. Een waar paradijs voor avonturiers die ecotoerisme willen combineren met cultuur. Het grootste probleem blijft het gebrek aan transport en verharde wegen.

Om Piedras Negras te bereiken bijvoorbeeld, moet je verscheidene dagen varen. Maar niets is onmogelijk, zolang je 'time and money' hebt. 1. Florès Florès is de 'hoofdstad' van Peten. Ze bezit de tweede internationale vlieghaven van het land. Een giller, als je de tarmac ziet. In feite is florès een eiland, midden in een meer, dat naar het schijnt langzaam wegzinkt. Op een uur tijd heb je het stadje bezocht. Klim even tot aan het Parque Central, met zijn kerk en de Mirador Cho Kin die een mooi uitzicht biedt over het meer. Beneden zie je de kleurrijke huisjes, winkels en hotels. Vlakbij de brug die Florès met Santa Elena verbindt, wachten bootjes die een tochtje op het Peten Itza aanbieden, het derde grootste meer van Guatemala.

2. Vanuit Sayaxché

De sites van El Ceibal en Aguateca Vanuit Santa Elena leidt een hobbelige weg naar Sayaxché, 65 kilometer verderop. Na een twintigtal kilometer is de weg plots verhard. Twintig jaar geleden was dit gebied nog een en al oerwoud, totdat men in de omgeving van Rio Pasión petroleum ontdekte. Er werd asfalt gelegd om het de vrachtwagens van de raffinaderij te vergemakkelijken. De rest van de weg naar Florès is dan weer onverhard en stopt aan de rivier. Om Sayaxché, op de andere oever te bereiken, moet je een motorbootje in. Deze lange, smalIe boten doen dienst als 'pendelbussen' en vervangen auto's die hier niet alleen zeldzaam, maar ook vrij overbodig zijn. Ten zuidwesten van Florès, op de Mexicaanse grens, liggen verscheidene archeologische sites, die tot de voornaamste van 'EI Mundo Maya' behoren. De aanwezigheid van vele rivieren is wellicht de voornaamste reden waarom deze steden net hier ontstaan zijn. De waterwegen werden druk gebruikt om handel te drijven. Er is sindsdien weinig veranderd. De rios worden nog steeds gebruikt om mensen, oogst en vee te vervoeren. Vissers gooien er hun netten uit en vrouwen komen er de was doen.

EL CEIBAL

Vanuit Sayaxché vertrekken bootjes naar het zuiden, via de Rio Pasión. Na een uur varen op deze brede rivier bereiken we El Ceibal. De oevers zijn door mangroven ingepalmd en in de buurt van velden en weilanden staan enkele hutjes. We dringen het dichte oerwoud binnen. De weelderige vegetatie wordt beschermd door het statuut van 'nationaal park'. Je treft hier een grote diversiteit aan fauna en flora, waaronder reuzetarantula's, slangen en twee soorten apen: de spinaap en de brulaap waarvan de kreet indrukwekkender is dan zijn gestalte. We stappen de boot uit en staan meteen met onze voeten in de modder. De parkwachter komt uit zijn hut om ons te verwelkomen. We beginnen aan onze lange tocht door het dichte oerwoud. Muggen zoemen rond ons hoofd en het duurt niet lang of we zijn doornat van de vochtige hitte. Het pad klimt langzaam en wordt door onze gids met een hakmes vrijgemaakt. We verwachten ons aan een met lianen en mos overwoekerde tempel. Maar El Ceibal werd gerestaureerd en we kunnen het niet laten een tikkeltje ontgoocheld te zijn. Er is weinig geweten over dit ceremonieel centrum dat in de 9de eeuw tot de voornaamste van Peten behoorde. Uit de prachtige bas-reliëfs op de stèles leiden we wel de invloed van andere volkeren dan de Maya's af. Een mooi voorbeeld hiervan is 'Het Apenmasker' (‘El Mascaron del Mono' of stèle 2), een van de meest intrigerende grafzuilen van de site. Op deze plek tref je ook de enige ronde tempel van Peten aan, die door de plaatselijke bevolking de 'pannenkoek' wordt bijgenaamd. Andere paden leiden naar verschillende ruïnegroepen waaronder die van Groep A, met ongetwijfeld de mooiste stèles van El Ceibal. Ze bevinden zich voor een kleine piramidale tempel die mooi gerestaureerd werd. Ondanks de 'bescherming' van de ruïnes, tiert de handel in antiquiteiten welig. Sommige stèles werden afgebroken of zelfs met een cirkelzaag in stukken gezaagd. Ook de 'ceibas', heilige bomen bij de Maya's, worden geveld en het kostbare hout wordt illegaal verhandeld.

AGUATECA

Om vanuit Sayaxché Aguateca te bereiken, moeten we een andere rivier opvaren. Ook hier kondigt de vegetatie de nabijheid van de site aan. De 'rio' wordt door mangroven overwoekerd en onze boot moet zich een weg banen door de plantengroei tot aan een modderige aanlegplaats. Ook hier moeten we klimmen en de drukkende hitte en zoemende muggen trotseren om de site te bereiken. Maar het prachtige decor doet ons al deze ongemakken snel vergeten. Aguateca is schitterend gelegen, bovenop een klif, en mooi beschermd door een lange ravijn. Het vergt inspanningen om de Plaza Mayor te bereiken. Dit plein wordt omgeven door paleizen die nog steeds in restauratiefase zijn. De meeste gidsen leiden hun bezoekers eerst door het bos - kwestie van hen een kleine les in natuurlijke farmacopee te geven. Ook al zijn de ruïnes zelf wat ontgoochelend, de wandeling ernaartoe is de moeite waard.

3. Yaxha Yaxha ligt op 62 km van Florès.

De laatste 8 km weg zijn onverhard. Vroeger strekten de 500 structuren van Yaxha zich op zo'n 5 km van het gelijknamige meer uit. Yaxha werd tussen de 1ste en 9de eeuw bewoond en was na Tikal de belangrijkste stad van Peten. Aan de géimproviseerde parking waar een handvol stèles verrijst, vertrekt rechts een weg naar de piramide van de Oost-Acropolis, de hoogste en ongetwijfeld mooiste van de site. Als je gehaast bent, kan je dit pad volgen en zo bereik je snel het voornaamste. Het 900 meter lange pad naar de Noord-Acropolis en de 'Maler Groep' is in vergelijking met de wegen naar El Ceibal en Aguateca, een makkie. Onderweg kom je voorbij verscheidene 'plazas': ophopingen begroeid met bomen. Volgens de plattegrond van de site zou hier vroeger een astronomisch observatorium hebben gestaan (Plaza C, vlakbij de parking), een tempel en een balspelveld. Iets verderop wijst een bord de weg naar het meer. Vroeger leidde een trap naar het water. Wellicht bestaan de treden nog, maar zijn ze overwoekerd door vegetatie. Voorbij de piramide van Groep G, die je met houten ladders kunt beklimmen, bereik je een van de mooiste complexen: de Maler Groep en de Noord-Acropolis, die ook wel als Centrale Acropolis wordt beschouwd. De Maler Groep bestaat uit twee mooi gerestaureerde tempels en een derde die in zijn oorspronkelijke staat werd gelaten opdat de bezoekers een beter beeld zouden krijgen van het werk dat de archeologen met de twee andere tempels hebben verricht. Van de Noord-Acropolis werd slechts één tempel ontruimd en gedeeltelijk gerestaureerd. Een trap leidt naar de top vanwaar je een adembenemend uitzicht geniet op dé blikvanger van Yaxha: de Oost-Acropolis, die uit het oerwoud opduikt en boven de toppen an de reuze grote bomen uitsteekt. Ook het Oost-complex kan je beklimmen, al is het uitzicht iets minder spectaculair. Bij wijze van spreken dan...

4. Tikal

Het beroemdste 'archeologisch park' van Peten bevindt zich op 67 km van Florès en 35 km van EI Remate. Dit plaatsje heeft het grootste hotelaanbod van de provincie en dient vaak als uitvalsbasis om de streek te verkennen. Tikal wordt door gidsen vaak omschreven als het ‘Maya Manhattan'. Het fungeerde als een van de voornaamste religieuze, commerciële en administratieve centra in de klassieke peliode (292-869). De hoge tempels staken uit boven een indrukwekkend aantal (tot hiertoe werden er 3.000 geteld) plazas, paleizen en andere piramiden. Vandaag zijn deze grotendeels overwoekerd door mos, aarde, lianen en bomen. Tijdens zijn hoogdagen (de tweede helft van de 7de eeuw tot het begin van de 9de eeuw) leefden in Tikal meer dan 100.000 mensen. Rond het jaar 900 was de stad zo goed als verlaten. De vraag waarom deze bloeiende stad plots in de steek werd gelaten, is nog steeds onbeantwoord en past binnen het mysterie dat rond heel de antieke Mayabeschaving hangt. Sommigen spreken van een aanhoudende droogte met hongersnood en een vlucht van de bevolking tot gevolg. Het duurde niet lang of de plantengroei overwoekerde de volledige site. Naar het schijnt zouden indianen uit de streek van het bestaan van de site op de hoogte zijn geweest. Ze hielden er enkele erediensten. Het zou echter tien eeuwen duren vooraleer archeologen de eerste gebouwen vrijmaakten en nog eens honderd jaar voordat Tikal opgenomen werd op de lijst van Werelderfgoed van de Unesco (1979).

Het Nationaal Park van Tikal strekt zich uit over 576 km2, maar de archeologische site 'beperkt' zich tot 16 km2 - een miniem deel dus van de oorspronkelijke oppervlakte van de Mayastad. Er werden opgravingen verricht door Maler en door de Universiteit van Pennsylvania, maar tegenwoordig is het de Guatemalteekse regering die de site en de onderzoeks- en renovatiewerken beheert. Er is echter een chronisch gebrek aan middelen en daarom is er sprake van privatisering. Een optie die zowel de plaatselijke bevolking als de liethebbers van archeologie verontrust. Ze vrezen dat Tikal ooit in een groot pretpark zal veranderen. Voorzie voor een verkenning van Tikal een volledige dag of liefst twee. Tijdens je bezoek maak je kans op het zien van slangen, jaguars, enkele van de 300 vogelsoorten (waaronder toekans), apen en wasberen. De muggen krijg je als extraatje. Hier is de 'ceiba' heer en meester en groeit hij naast 1.400 andere plantensoorten. Om het magnifieke decor ten volle te appreciëren moet je abstractie maken van de vele toeristen en je proberen in te beelden hoe deze stade er oorspronkelijk uitzag. Want enkel de tempels, paleizen, balspelvelden en andere officiële of ceremoniële gebouwen die in steen waren opgetrokken, hebben de tand des tijd doorstaan. Verder lijn ook 'chultunes' bewaard gebleven, grote putten die in de kalkgrond gegraven werden om graan op te slaan. De archeologische site omvat 27 complexen. Ze groeperen verscheidene structuren die vroeger door brede lanen met elkaar verbonden waren. Gelukkig liggen de voornaamste complexen in dezelfde zone, al moet je soms een kleine kilometer tussen twee tempels afleggen. Het museum is enkel interessant omwille van de foto,s die de site tonen zoals zij door archeologen in 1896 ontdekt werd. Je kan er een aantal goede gidsen verkrijgen die verhelderend zijn voor een bezoek.

De meeste toeristen bezoeken eerst de Tempel IV, de 'Mundo Perdido' (Plaza del Mundo Perdido), de Plaza Mayor en de Inscriptie Tempel (Tempel VI), op anderhalve kilometer van de vorige. Eerstgenoemde is bijna volledig door planten overwoekerd. Enkel de top ervan werd ontmimd en steekt boven het oerwoud uit. Je kan de tempel via een houten trap beklimmen en zo van een magnifiek uitzicht op de Tempels I en II genieten. De gebouwen van de 'Mundo Perdido' lijken minder indrukwekkend. De hoogste tempel is slechts 32 meter hoog. In feite vormt het de top van een opeenstapeling van vijf piramides en diende het vroeger als observatorium. Ook vandaag nog is het een schitterende plaats om de zonsondergang te bewonderen. De Plaza Mayor (of Gran Plaza) is ongetwijfeld de blikvanger van Tikal. Rond een centraal plein verrijzen de beroemde Tempels I (of Jaguar Tempel) en II (Maskertempel) tegenover elkaar, net als twee acropolissen. Je kan ze beklimmen (let op voor de gladde en steile treden) en genieten van het uitzicht over de negen terrassen van Tempel I, over het balspelveld tussen de piramide en de lange, platte paleizen Vlil de Centrale Acropolis, de drie verdiepingen van Tempel II, de stèles en altaren op het eerste platform van de Noord-Acropolis, de graven en de twee enorme maskers die in de holtes ervan uitgehouwen werden. De Inscriptie Tempel wordt minder bezocht en dankt zijn naam aan de hiërogliefen die in de nok gegraveerd zijn. De afgelegen ligging van dit complex schrikt de meeste bezoekers af. Bovendien doen de geruchten de ronde over de onveiligheid onderweg. Ga er alleszins niet alleen naartoe. Hoewel de Tempel VI kleiner is en minder goed gerestaureerd dan Tempels I en Il, is hij interessant omwille van zijn aparte architectuur. De overwoekerende plantengroei verleent de tempel een zekere charme. Een rond altaar en een prachtige stèle met apenmotieven maken de omweg trouwens meer dan waard. Met Tikal ronden wij ons bezoek aan Guatemala af. De site vormt trouwens met Antigua de grootste toeristische troef van het land. Hoewel het toerisme nog in zijn kinderschoenen staat, heeft het de bezoekers heel wat meer te bieden dan deze twee beziénswaal'digheden: trektochten op vulkanen, een onuitputtelijke culturele en menselijke rijkdom, gevarieerde en exotische landschappen... en niet te vergeten de vriendelijkheid van de plaatselijke bevolking! Prettige reis!


GUATEMALA PRAKTISCH

Hoe ernaartoe?

Zie www.reiswereldmagazine.be / online reserveren / georganisserde reizen en rondritten. Waar overnachten? De hieronder vermelde lijst is verre van volledig, moor bevat hotels die we zelf bezocht hebben en die we je kunnen aanbevelen.

CIUDAD DE GUATEMALA

-Hotel Chalet Suizo: 7 Calle 14-34, Guatemala City Zona 1. Tel: 2251-3786. Fax: 2232-0429. -Best Western Stofella: 2 Av. 12-28, Guatemala City Zona 10. Tel: 2338-5600. Fax: 2338-0607. www.stofella.com

-Hotel Colonial: 7 Av. 14-19, Guatemala City Zona 1. Tel: 2232-6722 or 2232-2955. Fax: 2232-8671. www.hotelcolonial.net

-Pan American: 9 Calle 5-63, Guatemala City Zona 1. Tel: 2232-6807. Fax: 2232-6402. www.hotelpanamerican.com -La Casa Grande: Av. La Reforma 7-67, Guatemala City Zona 10. Tel: 2332-0914. www.casagrande-gua.com

-Posada Belen: 13 Calle A 10-30, Guatemala City Zona 1. Tel: 2232-9226 or 2254-4530. Fax: 2251-3478. www.guatemalaweb.com/posadabelen

-Westin Camino Real: 14 Calle and Av. La Reforma, Guatemala City Zona 10. Tel: 2333-3000. Fax: 2337-4313. www.westin.com

-Quinta Real: Prolongación Blvd. Los Próceres, Km. 9. Zona 15. Tel: 2365-5050. Fax: 2365-5051. www.quintareal.com

ANTIGUA

-Casa Azul: 4 Av. Norte 5. Tel: 7832-0961 or 7832-0962. Fax: 7832-0944. www.casazul.guate.com

-Posada Asjemenou: tel: 832-2670 (5a av. Norte, 31).

-Hotel Covento Santa Catalina Martir: 5 Ave Norte, 28. Tel:502-8323-080. Fax:502-8323-079 -Hotel Las Farolas: 5a. Avenida y 9a. Calle Poniente. Tel: 832-1913. Fax: 832-1821.

-Casa Santo Domingo: 3 Calle Oriente 28. Tel: 7832-0140. Fax: 7832-4155. www.casasantodomingo.com.gt

-Villa Antigua: 9a. Calle Poniente, Carretera a Ciudad Vieja. Tel: 832-0011. Fax: 832-0237 COBAN

-La Posada: 1a. Calle 4-12, Zona 2. Tel: 952-1495. Fax: 951-0646. -Hostal Dona Victoria: 3a. Avenida 2-38, Zona 3, Barrio Sto. Domingo. Tel/Fax: 952-2213.

LANQUIN

-Ecolodge El Recreo: tel: 952 2160. Fax: 951-1492.

CHICHICASTENANGO

-Maya Inn: tel: 756-1176 of 1202. Ongeveer 115$. -Hotel Santo Tomas: tel: 756-1061 ou 1316/1219/1269. Ongeveer 120$.

PANAJACHEL

-Posada de Don Rodrigo: tel: (502) 762-2326 / 762-2329 / 762-2331. www.posadadedonrodrigo.com/locations.htm

-Hotel Atitlan: tel: +502 5412 0014 & +502 5583 8328. Vanaf 132$. www.atitlan.com/hotelatitlan.htm

LIVINGSTON

-Tucan Dugu: tel: 947-0078. -Hotel Posada El Delfin. Tel: (502) 7947-0694 (502) 7947-0077. Vanaf 93$. www.turcios.com/eldelfin/home.asp

-La Casa Rosada, Barrio Marcos Sanchez Diaz. Tel: 502-7-947-0303. Fax: 502-7-947-0304. vanaf 20$. www.hotelcasarosada.com

PETEN

-La Casa de Don David: tel: (502)306-2190.

-Parador Ecologieo El Gringo Perdido: tel/fax: 332-7683.

-Hotel El Mirador del Duende: tel: 926-0269.

-Westin Camino Real: tel: 926.0204. Fax: 926-0222.

Flores en Santa Elena:

-La Mesa de los Mayas: tel/fax: 926-1240.

-Hotel Peten Esplendido. Tel: (502)7926-0880. www.petenesplendido.com

YAXHA

-Campamento Ecologico El Sombrero: Parque Nacional Yaxhá-Nakúm-Naranjo. Tel: (502) 7861-1688 / 7861-1691 / 7861-1687. www.ecosombrero.com

TIKAL

-Hotel Jaguar Inn: tel: 7926-0002. Vanaf 35$. www.jaguartikal.com

-Hotel Jungle Lodge: tel: 7926-0519. http://www.tikalpark.com/tikalhotels.htm

-Hotel Tikal Inn: tel: 594-6944. Vanaf 80$.

SAYAXCHE

-Posada Caribe: tel: (502)5304-1745 www.posadacaribe.com

Documenten

Paspoort (minstens 6 maanden na terugkeer geldig) + vertrekbelasting (ongeveer 30$).

Gezondheidsmaatregelen

Malariabehandeling voor een langdurig verblijf in de Peten-regio. Munteenheid Quetzal (1 GTQ = ± 0,10€).

Uurverschil -7u in de winter en -8u in de zomer.

Elektriciteit 110V (220V in sommige grote hotels). Een adapter is nodig.

Voor meer info

info bij de ambassade of per mail: Dit e-mailadres is beschermd tegen spambots. U heeft Javascript nodig om het te kunnen zien. Ambassade: Winston-Churchilllaan 185 1050 Brussel Tel: 02 3459047 Inlichtingen op internet: www.visitguatemala.com

Laatst aangepast op maandag, 05 april 2010 18:10