Afdrukken
Tweet

FRANKRIJK

CANNES: de «Iles de Lérins»

Sinds de Britten de geneugten van het overwinteren aan de Côte d’Azur ontdekt hebben, leeft Cannes, net als Nice overigens, grotendeels van het toerisme. Een toerisme dat het hele jaar door, in hoog- én laagseizoen, blijft draaien en zich de afgelopen decennia gediversifieerd heeft. Nochtans is alles begonnen vóór de kust, op de Iles de Lérins. Heel wat bezoekers weten tot op heden niet eens van hun bestaan af. Monniken vestigden zich op een van de twee eilanden. Het buureiland vervulde de rol van haven onder de Romeinen en van garnizoen voor de Spanjaarden en zou vervolgens als ballingsoord hebben gediend voor de Man met het IJzeren Masker. Door hun ligging stralen beide eilanden ongetwijfeld iets aparts uit. Ze bevinden zich voor de kust van Cannes met zijn Palais des Festivals, casino, La Croisette en paleizen die deze prestigieuze en charmante badstad de nodige glamour en glitter verlenen.

Geschiedenis…

Niet de kleine kuststrook aan de Middellandse Zee trok de Liguriërs en later de Romeinen aan, maar wel de twee minuscule eilanden 3,2 kilometer verderop. Ze vormden als het ware een voorpost, ideaal om zowel de zee als de kust te bewaken. Aardewerk, resten van omwallingen en wateropslagplaatsen die teruggevonden werden op de zeebodem en op Léro (later omgedoopt tot Sainte-Marguerite) getuigen van het bestaan van een grote militaire basis en een handelshaven. Rond 410 gingen twee monniken aan wal op Lérina. Ze richtten er een klooster op en een van beiden, Sint-Honorat, verleende het eiland zijn huidige naam. Nog geen eeuw later werd het klooster algemeen beschouwd als het meest indrukwekkende van het christendom. Halverwege de 6de eeuw voegde Sint-Aygulf er de Sint-Benedictusregel in en de kleine kloostergemeenschap behoort nu nog tot de benedictijnerorde. Het kloostercomplex werd in de loop der eeuwen regelmatig uitgebreid en verbouwd. De machtige monniken aarzelden niet om de kust in te palmen. In de 13de eeuw bezaten ze een uitgestrekt gebied: van Antibes tot aan het Estérel-massief, over Mougins, Valauri en Valbonne in het binnenland. Grote namen van kloosterlingen en evangelisten, stuk voor stuk heilig verklaard, zijn afkomstig van de Iles de Lérins: Sint-Patrick (die erop uittrok om Ierland te bekeren), Saint-Loup (de latere bisschop van Troje die tegen Atilla streed), Sint-Hilarius, beschermheilige van Arles enz.

Cannes heeft zijn ontwikkeling dus aan monikken te danken. Ze viel gedeeltelijk onder de macht van de graaf van de Provence en onder die van de geestelijken. Maar in de 15de eeuw ging het bergaf met de streek: epidemieën woedden in het binnenland, piraten dreven hun aanvallen op en de strijd tussen de graaf van de Provence en de Aragonezen leidde tot een handelsblokkade voor de hele Provençaalse kust. Cannes maakte van de gelegenheid gebruik om zich aan het juk van het feodaal systeem en de macht van de monniken op de Lérins-eilanden te onttrekken. Beetje bij beetje bloeide de stad, dankzij de landbouw en de visvangst, op. De 16de eeuw betekende echter opnieuw een stap terug. Hongersnood, oorlogen, dSpaanse en daarna de Oostenrijkse bezetting zaten de ontwikkeling van de haven in de weg. Het nieuwe regime bracht overigens amper enige verbetering aan hun situatie, totdat Napoleon er orde op zak stelde. Halfweg de 19de eeuw zwengelde de handel opnieuw aan. Britse boten hadden de eerste snow birds aan boord: toeristen die in de winter op zoek waren naar een blauwere hemel en zachtere temperaturen. In 1870 telde de stad al 34 hotels en 215 luxewoningen. De Europese elite kwam er samen. Verder liep je er in die dagen ook al leden van vorstenhuizen, schrijvers en andere artiesten tegen het lijf. Men nam de stedenbouw onder handen en begon met de aanleg van La Croisette, de tegenhanger van de Promenade des Anglais in Nice. Begin 20ste eeuw verbleef 75% van de bevolking er slechts twee à zes maanden per jaar. De eilanden tellen amper een twintigtal inwoners - monniken niet meegerekend. Saint-Honorat is enkel een klooster rijk en het laatste hotel van Sainte-Marguerite heeft inmiddels zijn deuren gesloten. Maar dat betekent niet dat niemand ze bezoekt natuurlijk! De Iles de Lérins zijn een andere, discretere en apartere, weg ingeslagen dan het prestigieuze en wereldlijke Cannes...


Sainte-Marguerite, beschermd gebied

Het grootste van de twee Iles de Lérins is in het beheer van de Nationale Dienst voor Bossen en is inderdaad voor drie vierden bedekt met een overheidsbos. Verder omvat het eiland enkel een minuscuul gehucht en het Fort Royal, dat al dienst deed als kazerne en gevangenis en de titel van beschermd historisch monument verwierf. Het gebouw wordt vaak ten onrechte toegeschreven aan Vauban die, ten tijde van de constructie van dit indrukwekkende bouwwerk, amper vier was. Veel later bracht Vauban er weliswaar enkele wijzigingen aan... In de 7de eeuw v.Chr. trokken de Liguriërs er een burcht op, die een eeuw later dienst zou doen als factorij voor de Marseillanen. Midden 2de eeuw waren de Romeinen aan de beurt om er een haven aan te leggen. Ze vestigden er zich tot de val van hun rijk. Indertijd onderhielden de eilanden contacten met het vasteland. Honorat installeerde zich op Lérina en lijfde kort nadien ook Léro in. Beide eilanden ondergingen hetzelfde lot: plunderingen door de moren, naamswijzigingen, wisselende eigenaars en tenslotte, in 1400, de voogdij van de abdij van Saint-Honorat. Maar in 1635 zag Richelieu de strategische voordelen van de eilanden in, eiste in naam van de koning Sainte-Marguerite op en liet er het Fort Royal optrekken.

De burcht werd echter grotendeels door de Spanjaarden afgewerkt, tijdens een korte bezettingsperiode. Eenmaal terug in handen van Frankrijk, werd de burcht uitgebreid met een gevangenis. Hier zou de Man met het IJzeren Masker verbleven zijn. Dit mysterieuze personage lokt ongetwijfeld de meeste bezoekers naar het fort, dat inmiddels omgebouwd werd tot Musée de la Mer. Over het algemeen wordt aangenomen dat de Man met het IJzeren Masker de tweelingsbroer van Lodewijk XIV betrof, maar ook Molière, een bastaardzoon van Lodewijk IVX, Fouquet, een zoon van Cromwell, een dominicanermonnik, Pascal en een zestigtal andere personages (waaronder zelfs een vrouw) behoren tot de mogelijkheden. In ieder geval zat de mysterieuze figuur elf jaar opgesloten in de gevangenis van Sainte-Marguerite. Eerder had hij al een decennium lang in Piemonte doorgebracht. Na zijn verblijf op Sainte-Marguerite werd hij overgebracht naar de Bastille, waar hij in 1703 stierf, na een gevangenschap van 37 jaar. Ook al is de cel van de Man met het IJzeren Masker de blikvanger van het Musée de la Mer, toch telt het museum tal van andere bezienswaardigheden. Bovendien geniet je er een schitterend uitzicht over de baai van Cannes. In 1940 verlieten de garnizoenen het eiland. Dat was waarschijnlijk een hele opluchting voor deze afgezonderde troepen die vaak te kampen hadden met watertekort (tijdens hittegolven) en werkloosheid. Fort Royal en zijn zes gevangeniscellen (en amper evenveel gevangenen) werd immers pas echt actief tijdens de verovering van Algerije. Toen ‛kregen’ 650 moslims, aanhangers van Abdel Kaber, ‛huisarrest’ in de kazernes. In 1978 werden de Romeinse waterreservoirs gerestaureerd. Sinds 1991 herbergen ze amfora’s en andere archeologische vondsten uit de antieke periode en uit de Middeleeuwen. Op de zeebodem zouden nog meer brokjes geschiedenis verspreid liggen...

Ook de fresco’s van Jean Le Gac op de muren van vier cellen zijn de moeite. Dat geldt trouwens ook voor de tijdelijke tentoonstellingen (die vaak ‛reizen’ als thema hebben). Aan de voet van de burcht strekt zich ‛le village des cabanons’ uit. Men begon met de bouwvan deze buitenhuisjes vanaf 1936, na de aanleg van waterleidingen op het eiland. Ooit waren deze huisjes niet meer dan een onderkomen voor hengelsportliefhebbers, een populaire vrijetijdsbesteding van de toenmalige arbeiders. Dat verklaart waarom ze zo fel verschillen van de villa’s op La Croisette. Sommigen brachten er hun vakanties, en later hun oude dag, door. Anderen werken nog steeds op de scheepswerf op zo’n honderd meter van de aanlegsteiger. De hutjes van weleer zijn inmiddels huizen. In het hoogseizoen ontvangt Sainte-Marguerite dagelijks 6.000 bezoekers, maar het merendeel ervan brengt zijn picknick mee. Van die 6.000 wandelen er zo’n 1.500 tot aan het fort en slechts de helft ervan bezoekt tevens het Musée de la Mer. De anderen verkennen de zuidelijke kust, waar de kreekjes garant staan voor rust of een gezellige picknick. Het woud, dat tussen het einde van de Middeleeuwen en de 19de eeuw zo goed als volledig verdwenen was, werd bijna ten dode opgeschreven. Gelukkig ging het geplande verkavelingsproject niet door en wordt het bos sinds 1930 beschermd én heraangelegd. De 18.000 bomen en 4.500 struiken die aangeplant werden, woekeren voort, ondanks de storm van 1986 die 4.000 exemplaren ontwortelde. Sainte-Marguerite telt talrijke, al dan niet geasfalteerde, wegen. Ze kronkelen over het eiland en rond de Etang du Batéguier, in het westen van het eiland. De Allée des Eucalyptus, die het fort met de zuidkust verbindt, en de Sentier Botanique, het fort, het bos en het zoutwatermeer, zijn ongetwijfeld de drukste. Er worden ook geleide wandelingen, met of zonder vogelobservaties, georganiseerd... Wanneer de rijke, maar schaarse snow birds en die paar wandelaars de talrijke zomergasten van de Côte d’Azur aflossen, is Sainte-Marguerite een ware oase van rust.

Saint-Honorat en de abdij van Lérins

De monniken van Saint-Honorat veroorzaakten een klein schandaal in Cannes: ze verboden de bootmaatschappijen die instonden voor de verbinding met het vasteland om aan te meren op het eiland. De abdij van Lérins verzekert zelf het transport tot aan het eiland, waar ze overigens eigenaar van is. Wil je beide eilanden bezoeken, dan zal je twee aparte ticketjes moeten kopen. Natuurlijk heeft men er de monniken van beschuldigd om het monopolie op het winstgevende handeltje op te eisen. De monniken volgen een heel andere logica: Sainte-Marguerite, eigendom van de stad Cannes en drie keer zo groot als Saint-Honorat, ontvangt (in de zomer) moeiteloos 6.000 bezoekers per dag. Het voormalige Lérina wil zo’n stormloop van toeristen en de bijbehorende excessen vermijden. Sommigen lagen naakt te zonnen in de buurt van het klooster of trokken erop uit in zijn wijn- en olijfboomgaarden. De geestelijken voelen zich niet geroepen om agent te spelen en de overtreders van de goede zeden te bestraffen en uit te wijzen En het bordje waarop vriendelijk verzocht wordt om, uit respect voor het klooster en de monniken, passende kledij te voorzien, houdt de liefhebbers van nudisme niet tegen. De abdij wou de toeloop van toeristen dan ook beperken om de rust van de monnikengemeenschap te vrijwaren. Uiteindelijk wonnen ze het pleit, al moesten ze een aanzienlijke schadevergoeding betalen aan de enige restauranthouder en de bedrijven die de overzet vanuit Cannes verzorgden en die hun handeltje moesten opdoeken als gevolg van de maatregel. Het is inmiddels zestien eeuwen geleden dat de heilige Honorat een van de belangrijkste kloostergemeenchappen uit het christendom oprichtte en het eiland zijn naam meegaf. We laten het intermezzo na de Franse Revolutie even buiten beschouwing - het eiland en zijn klooster gingen toen over in de handen van de Franse staat, de bisschop van Fréjus kocht ze in 1859 terug en sinds 1869 is het klooster terug bewoond.

Vandaag telt de cisterciënzer gemeenschap nog zo’n dertig monniken. Ze leven er volgens de Sint-Benedictusregel en zijn op zoek naar sereniteit en authenticiteit. Sommigen onder hen zijn buitenlanders. Ze beheren de wijngrond, die zich rond de abdij uitstrekt over zeven hectaren (enkel het centrum van het eiland is bebouwbaar) en jaarlijks gemiddeld 33.000 liter rode en witte wijn per jaar voortbrengt witte. En dan is er nog de Lérina, een gele of groene likeur waarvan het recept zorgvuldig geheimgehouden wordt... Het moderne klooster bestaat grotendeels uit 19de-eeuwse gebouwen en bevindt zich in het midden van het eiland. De kloostergang, de kapittelzaal en de refter van een nog ouder gebouw bleven behouden. De abdij stelt 37 kamers met een of twee bedden ter beschikking van liefhebbers van afzondering en rust. Wie hier logeert, krijgt ook toegang tot de gedeeltes die meestal gesloten zijn voor het publiek. Dat publiek mag overigens enkel de kerk (1880) bezoeken. Maar Saint-Honorat telt nog meer bezienswaardigheden. Zo is er de als historisch monument beschermde slot- en schuiltoren. Hij werd opgericht in de 11de eeuw en voortdurend vergebouwd tot in helft van de 15de eeuw. Eenmaal af, vormde het complex een heus versterkt klooster, dat drie eeuwen lang bewoond werd door monniken én een militair garnizoen. De overblijfselen die je vandaag kan bezoeken geven slechts een beperkt idee van het veel groter en complexer gebouw van weleer. De donjon is een schoolvoorbeeld van feodale stijl: 25 meter hoog, twee verdiepingen, bekroond met een terras van uitkijkposten omringd met kantelen. De muren zijn drie meter dik en beschermden de 90 kamers (waarvan 41 gevangeniscellen) en de enorme watertanks. Enkele onderdelen boden weerstand tegen de tand des tijds: twee kloostergangen, enkele kapellen, de kapittelzaal, de refter en de keuken, de oude bakkerij en enkele vervallen cellen... Het bouwwerk beschermde de monniken tegen de aanvallen van piraten, moren, Genuezen, Spanjaarden en Oostenrijkers, maar kon niet voorkomen dat de Spanjaarden het gedurende twee jaar (1635-1637) innamen en dat er zich tot aan de Revolutie militairen vestigden Ten tijde van de eerste bewoners van Lérina, verkozen enkele monniken om zich in kleine kluizenaarswoningen verspreid over het eiland terug te trekken. Later werden zeven ervan omgebouwd tot kapel, waarvan enkele gerestaureerd werden. Twee ervan (die van Saint- Michel en Saint-Caprais) zijn tot een ruïne vervallen. De vijf andere kan je bezoeken tijdens een drie kilometer lange tocht op Saint-Honorat: de achthoekige, 11de-eeuwse St-Sauveur (vlakbij de aanlegsteiger en onlangs gerenoveerd), St-Porcaire (1775), St-Cyprien (1934), St-Pierre (in ere hersteld in 1964) en, vooral, de kapel van de Heilige Drievuldigheid (9de en 10de eeuw) met zijn apart klaverbladpatroon. Ten oosten van het eiland, verrijst het eilandje Saint-Ferréol, waar het stoffelijk overschot van de violist Paganini gedurende vijf jaar zou zijn begraven. Saint-Honorat zelf deed overigens tot in de 17de eeuw dienst als kerkhof voor de inwoners van Cannes. Ook een bezoek aan het winkeltje van de abdij behoort tot het standaard parcours op Saint-Honorat. Je vindt er, natuurlijk, de wijnen en likeuren die de monniken vervaardigen. Binnenkort zouden ze ook abdijproducten van elders verkopen, waaronder enkele Belgische abdijbieren. De liefhebbers zijn gewaarschuwd!


Info

HOE ERNAARTOE MET HET VLIEGTUIG

De dichtstbijgelegen luchthaven is die van Nice Côte d’Azur. Je kan er met een rechtstreekse vlucht heen met Virgin Express/SN Brussels Airlines.

VOOR MEER INFO…

www.cannes.fr OF www.cannes-on-line.com www.crt-riviera.fr OF www.guideriviera.com Voor meer info over de abdij van Lérins en de verblijven in de abdij www.abbayedelerins.com

DE OVERTOCHT

•Niet minder dan vier bedrijven verzorgen de overzet naar Ste-Marguerite. Ze vertrekken aan de Gare Maritime of aan de Albert Edouard-pier (naast het Palais des Festivals). Prijs van de H/T boottocht: ongeveer 10€. Kinderen (5 -10 jaar) betalen de 1/2 van de prijs.

•Naar St-Honorat: Planaria (Albert Edouard-pier). Duur: ongeveer 25 minuten Prijs: ongeveer 11€ (ongeveer 6€ voor kinderen).

Laatst aangepast op woensdag, 07 april 2010 10:13