Naam:
Email:
Artikels


De Balearen: Mallorca
PDF Afdrukken E-mailadres

Startpunt: Palma de Mallorca

De stranden van Palma waren de eersten waar in de jaren ’50 de hotels als paddenstoelen uit de grond rezen. Maar de hoofdstad van Mallorca heeft een grondige facelift achter de rug: vandaag is het een van de mooiste badsteden van het eiland. Vanaf de haven heb je een prachtig zicht op de oude stad. Als een gigantisch schip torenen het Almudaina-paleis en de kathedraal Sa Seu boven de golven uit - een bijzonder indrukwekkend panorama. Bent u hier maar even, dan moet u zeker de oude stad (La Portella) gaan verkennen. Veel merk je er vandaag niet meer van, maar dit stadsgedeelte gaat terug tot de Moorse periode. Na de Reconquista werd de stad volledig herbouwd, maar het labyrint van smalle straatjes bleef, en roept vandaag nog altijd de sfeer van een Arabische medina op. In de gigantische waterpartij van het Parc de la Mar zie je het paleis en de kathedraal weerspiegeld, omgeven door een hele resem terrasjes. Let in het voorbijgaan zeker ook op het fresco van Miro, dat de muur richting kust siert. Een eind verder loopt u de trappen op tegen de stadsmuur, langs de smalle Koninklijke Tuinen met hun langwerpige bassins en fonteinen. Ondertussen valt uw blik ongetwijfeld op het Palau March, waar nu het museum voor moderne kunst huist. Hoewel het eigenlijk van eind Tweede Wereldoorlog dateert, werd het helemaal opgetrokken in libertystijl, zoals de gelijknamige miljardair dat wou. March verzamelde een gigantisch fortuin: in de stad zie je dan ook nogal wat banken die zijn naam dragen. Maar door zijn megalomanie en gebrek aan scrupules werd hij eigenlijk nooit aanvaard door de high society van het eiland - hoe graag hij dat ook wilde. Eens bovenaan de trappen komt u terecht op een terrasplein: hier ligt het ‘Palacio Real’ van Almudaina broederlijk tegenover de kathedraal Sa Seu. Van hieruit hebt u een schitterend uitzicht op de haven en de baai. Het Palau Reial werd in de tiende eeuw door de Moren opgetrokken, maar werd na de Reconquista volledig heropgebouwd in gotische stijl. Vandaag doet het gedeeltelijk dienst als museum en vinden er ook koninklijke recepties en ceremoniën plaats. Dé publiekstrekker blijft de indrukwekkende kathedraal Sa Seu, die prachtig gesculpteerde toegangspoorten heeft.

Ook die werd opgetrokken ter vervanging van een moskee, in de dertiende eeuw. De bouw zelf nam meer dan een eeuw in beslag, en later stond de kathedraal nog decennialang in de steigers om gerestaureerd te worden. Wat vandaag te zien is, is eigenlijk nog van veel recentere datum, want het gebouw werd begin twintigste eeuw onder handen genomen door de Catalaanse bouwmeester Gaudi, en dat is eraan te zien. Hij ontwierp ook het prachtige baldakijn boven het hoofdaltaar met zijn 35 lampen. Maar er vallen nog wel meer schatten te ontdekken in de kathedraal, zoals de 19 kapellen (met als hoogtepunt die van Corpus Christi, erg barok en met véél goud) of de middenbeuk, waar het licht binnenstroomt langs prachtige rosassen en glas-in-loodramen. Wandel gewoon verder langs het terrasplein door de borden te volgen naar de Arabische baden (10e eeuw), de enige Moorse overblijfselen in de oude stad die nog in goede staat zijn. De route brengt u langs het Museu de Mallorca, ondergebracht in een oud bisschoppelijk paleis en helemaal gewijd aan de geschiedenis van het eiland. Maar eerlijk is eerlijk: het zijn vooral de baden die de moeite waard zijn. Ze liggen verstopt in het groen: wellicht hebben de soldaten van de Reconquista ze gewoon niet gezien, en zijn ze er tijdens hun vernieltocht simpelweg aan voorbij gelopen. Een zeer bescheiden ingang brengt u naar een hangende tuin en naar de oude hammam even verderop: indrukwekkend! Loop de straat uit naar beneden, onder een van de poorten van de stadsomwalling: zo komt u uit aan de andere kant van het waterbekken van Parc de la Mar, waar de terrasjes wachten. Dé plek om eventjes te pauzeren of om een blitzbezoek aan het oude Palma in schoonheid te eindigen.

BEZOEK AAN PALMA, DE 'UITGEBREIDE' VERSIE...

In de buurt rond de kathedraal staan de meest karakteristieke gebouwen van de stad allemaal vlakbij elkaar. Wie de wandeling wil voortzetten, komt terecht in het drukke dagelijkse leven van Palma (behalve op zondag!), dat zich afspeelt in de vele verkeersvrije steegjes en winkelstraatjes. Dit stadsgedeelte begint eigenlijk bij de Boog van Almudaina, de vroegere toegangspoort van de medina, en de Plaça Cort. Hier bevindt zich het stadhuis, in een zeventiende-eeuws gebouw dat wel ‘ondersteund’ lijkt te worden door prachtige houten kariatiden. Maar voor de ambiance moet u vooral op de Plaça Major zijn, een plein dat omzoomd is met gebouwen in gele steen en perfect geritmeerde zuilengalerijen. Hier scholen de verkopers van beignets en gefrituurde churros samen, die ze vullen met pudding, chocolade of honing. Ook muzikanten en ballonnenverkopers komen hier graag - een ideale plek dus om op een terras de sfeer op te snuiven, bij een koffie of een ijsje. Loop verder langs Sant Miquel - let hier op de Fundación March, ondergebracht in het art-nouveaugebouw van een van de banken van de weinig populaire bankier-miljardair. Even verder komt u langs de grootste overdekte markt van het eiland (Mercat de l’Olivar), waar u een schat aan regionale producten vindt. Via de verkeersvrije wandelstraatjes, de boulevards, de kerkjes en de pleintjes komt u uit bij het Gran Hotel, een prachtig staaltje art-nouveau-architectuur. Vroeger verbleven hier de grootheden van weleer, vandaag is er een museum gehuisvest. Ertegenover staat Cas Casassayas, een appartementsgebouw dat u ongetwijfeld aan Gaudi’s La Pedrera in Barcelona zal doen denken. Wandel verder langs de populairste boulevard van de stad: langs Passeig des Born staan een aantal prachtige gebouwen en luxeboetieks. De rambla loopt ten einde bij de stadsmuur, vlakbij de haven en Parc de la Mar… Wandel gerust eens langs de haven, neem de tijd om de prachtige jachten of cruiseschepen te bewonderen, geniet van het zicht op de indrukwekkende stadsmuren en op een paar oude molens, ... en neem dan zeker eens een kijkje in Castell de Bellver, vanwaar u een schitterend uitzicht hebt op de stad. 80 jaar bouwde men aan dit kasteel, vooraleer het in 1309 eindelijk ‘af’ was. De ronde verstevigde burcht, dubbel omwald, deed lang dienst als gevangenis, maar is nu een geschiedkundig museum. Rond de cirkelvormige binnenkoer loopt een verdieping met Romaanse zuilen, en daarbovenop een gotische zuilenrij - een heel aparte plek.

De mooiste dorpen van Mallorca

Dat het noordwesten van het eiland bergachtig is, had voor de dorpjes in de omgeving nogal wat voordelen: het bood indertijd een natuurlijke bescherming tegen de piraterij - iets waar de dorpsbewoners zich trouwens zelf al eens durfden aan bezondigen. Het verklaart meteen de vele zware constructies die je hier aantreft, met hun dikke muren in gele steen. De dorpjes van de Sierra liggen te hoog om alleen van visvangst te leven, daarom doet men er sinds de Moren ook aan landbouw in terrascultuur. Naast de dennenbomen en beschermde bossen bepalen dus ook wijngaarden, fruitbomen (vooral citrusvruchten), tomatenplanten en olijfbomen het bergachtige landschap. Daartussen tref je her en der ook weiden aan, waar kuddes schapen grazen. Op een duizelingwekkende hoogte boven de zee slingert de weg zich verder, terwijl in de diepte klippen en inhammetjes in elkaar overlopen: echt goed bereikbaar zijn die dus niet. Ten westen van Palma kan je maar beter in een wijde boog heenlopen om de mondaine stranden zoals dat van Portals Nou, de met hotels bezaaide badplaatsen of de nog ietwat charmante dorpjes zoals Estellencs of Banyalbufar. Maar op slechts een half uurtje rijden van de stad kom je terecht in Valldemossa, de poort tot de Sierra de Tramuntana - een van de mooiste uitstappen die je in Mallorca kan maken. Daar zijn redenen te over voor: het dorpje zelf is prachtig, en er is bovendien een schitterend kartuizerklooster, La Cartoixa, dat men in de 15de eeuw begon te bouwen.

Nadat het in 1835 geseculariseerd was, gaf het in de winter van 1838-1839 onderdak aan Chopin en zijn geliefde Aurore Dupin, ofte barones Dudevant, beter bekend als George Sand. Aan de geliefden zijn twee cellen gewijd (n° 2 en 4), die vol staan met partituren, manuscripten, kopieën van het boek dat Sand over die periode schreef (‘Een winter in Mallorca’) en de piano’s waarop Chopin onder meer de prelude van zijn Opus 28 componeerde. Er zijn ook portretten te zien en persoonlijke spullen van de schrijfster en de componist. Hun verblijf mag dan inspirerend zijn geweest, echt gelukkig waren ze er blijkbaar niet: de vochtigheid van de gebouwen was niet bevorderlijk voor de gezondheid van Chopin, die aan tuberculose leed. Georges Sand van haar kant was geen al te graag geziene gast bij de lokale bevolking: die kon haar reputatie van schaamteloze deerne niet erg appreciëren. Vandaag wordt daar met geen woord meer over gerept: de herinnering aan de twee kunstenaars zijn een al te dankbaar marketinginstrument voor het vroegere Moorse fort. In de toegangsprijs is een bezoek aan het museum inbegrepen (met onder meer een oude apotheek en een prachtige monnikenbibliotheek) en ook toegang tot het kleine koninklijke paleis ernaast. Dat laatste is iets minder interessant, maar je kan er wel regelmatig een pianoconcert meepikken. In augustus vindt hier ook het Chopinfestival plaats, dat steevast getalenteerde internationale pianisten naar Mallorca haalt. De andere ‘vedette’ van Valldemossa komt uit eigen streek: Catalina Thomas, geboren in 1531, werd zalig verklaard op 28 juli en wordt dan ook op die dag gevierd. Haar geboortehuis werd omgebouwd tot kapel en de kerk van de benedenstad, Sant Bartomeu, is grotendeels aan haar gewijd. Dat lager gelegen stadsgedeelte is een stuk minder toeristisch, maar de bebloemde straatjes en mooie stenen huisjes met gekleurde luiken zijn er niet minder fotogeniek om.

Op weg naar Deia komt u langs twee prachtige domeinen (Son Miramar en Son Marroig): twee residenties van aartshertog Salvador van Oostenrijk, die tijdens een doorreis helemaal voor de charmes van Mallorca viel. Hij kocht er verschillende domeinen, maar na zijn dood raakte alles verdeeld over verschillende eigenaars. Het paleis van Son Marroig werd wel omgebouwd tot museum, maar los van enkele luxueus gemeubelde zalen is vooral het uitzicht vanaf het zuilenterras de moeite waard: u kijkt er uit over de indrukwekkende kliffen en rotsen van Punta de Sa Foradada. Twee kilometer verder duikt achter een bocht Deia op. Het dorp ligt verspreid over verschillende niveaus, waarboven de kerk als een echt bastion uit prijkt: oorspronkelijk deed die immers dienst als verdediging tegen piratenovervallen. Veel van de huizen hier dateren uit de zestiende of zeventiende eeuw. Vandaag worden ze bewoond door buitenlanders - de prijzen swingen hier dan ook de pan uit. Een van de duurste hotels van het eiland is hier te vinden: een complex van huisjes waar je niet zomaar binnenkomt, kwestie van de privacy te verzekeren van de sterren die hier tot rust willen komen. Onder andere Michael Douglas investeerde in de renovatie van Valldemossa en zou hier in de buurt ook een eigendom hebben. Hij was niet de eerste om de charmes van de plek te ontdekken: al in de negentiende eeuw wist dit dorp artiesten aan te trekken. Later volgden de meer gefortuneerden. In hun zog streken hier een heleboel restaurants, charme- en luxehotels neer, maar toch heeft de plek niets aan schoonheid ingeboet. Een deel van de inwoners leeft zelfs nog altijd van landbouw en veeteelt, net als ten tijde van de Romeinen. De volgende halte is Soller, dat ook een haven heeft. Het dorpje ligt aan de voet van een vruchtbare vallei, in de schaduw van de hoogste heuvel van het eiland, de Puig Major (1443m). Het is de belangrijkste regio voor fruitteelt van het eiland – niet voor niets ligt hier een oude rechtstreekse spoorlijn naar Palma. Soller werd door de Arabieren tot Suliar (‘de gouden vallei’) gedoopt. Het is een klein stadje, waarvan vooral de haven een toeristische trekpleister is. I

n de stad zelf draait alles rond de Plaça Constitucio: het plein ligt verdeeld over twee niveaus en wordt doorkruist door de oude tramsporen die het dorp met de kust verbinden, 3 km verderop. De lijn werd al in 1913 ingehuldigd. Altijd leuk hier is het moment waarop de tram eraan komt. Die rijdt tussen de cafétafeltjes de esplanade over, alvorens zich tussen het stadhuis en de kerk van Sant Bartomeu te wringen. Die kerk werd in de dertiende eeuw gebouwd in de plaats van een moskee, vooraleer ze 300 jaar later nog eens werd aangepast. De haven van Soller ligt beschermd in een baai, langs weerskanten ingesloten door twee klippen met een vuurtoren. De tramlijn slingert zich verder langs het water tot aan de badplaats, waar hij de passagiers oppikt alvorens rechtsomkeer te maken. Soller is een sympathieke plek met eerder bescheiden hotelletjes, ideaal voor een lunch in één van de vele visrestaurants… Na Soller klimt de weg naar de col van Puig Major, langs de zogeheten ‘panoramische weg van het noorden’, die indrukwekkender is dan die in het zuiden. Maak zeker een omweg langs Fornalutx, één van de mooiste dorpjes van het eiland. Het dorp wordt omgeven door rotsen, en heeft charmante steegjes en steile trappen die teruggaan tot de Arabische periode. Samen met de vele planten die zich langs de gevels omhoog slingeren, zorgen de middeleeuwse vibes hier voor een pittoreske sfeer. Wie er stilaan genoeg van krijgt, kan hier een bezoek aan de mooiste kant van het eiland beëindigen. Heeft u nog een beetje tijd, rij dan nog 12 kilometer verder langs de kronkelende, panoramische weg, tot in Sa Calobra. Zo weet u ineens waar het haventje (letterlijk ‘de slang’) zijn naam vandaan haalt. Je kan je trouwens afvragen waarom men hier in 1932 in godsnaam de hulp van een Italiaanse ingenieur inriep. Die ontwierp een complexe constructie met bruggen en haarspeldbochten, voor een nochtans kleine baai met wat keien en een klein gehuchtje erlangs. Een dat overigens geen enkele andere reden van bestaan lijkt te hebben dan hele autobussen of boten vol toeristen op te vangen. Als die er niet zijn, kan je het hier ‘vrij rustig’ noemen...

Wandelaars appreciëren hier vooral het natuurschoon: een prachtig strand met imposante rotswanden waar de Torrent de Pareis in zee uitmondt. De beklimming van de canyon is een van de mooiste wandelingen van het eiland, maar ook een van de zwaarste. Eens terug op de kustweg bent u op slechts een tiental kilometer van het klooster van Lluc. In dit grote, sobere complex eindigen heel wat pelgrimstochten. Reden daarvoor is de Zwarte Maagd, de patroonheilige van het eiland. Pelgrims en bezoekers op doortocht kunnen hier zelfs vrij goedkoop logeren, in het gasthuis vlakbij de kerk. Er is ook zangschool verbonden aan het klooster, waar kinderen voor het koor worden opgeleid. De school is bijzonder gereputeerd – het is één van de oudste van Europa (1531). Wie ‘verdwaalt’ achter het publiekelijk toegankelijke gedeelte, kan af en toe horen hoe de kerkgezangen er ingeoefend worden... Het klooster straalt niet dezelfde charme uit als het kartuizerklooster van Valldemossa, maar de kerk maakt veel goed. Alleen mocht er wat meer licht zijn: dan zou je beter het prachtige barokke interieur met al zijn fonkelende ex voto’s kunnen bewonderen. Maar alle aandacht gaat hier natuurlijk naar de beroemde Maria met Kind. Ze staat beschut achter het hoofdaltaar, in een kapel met zilveren nis. Hoe klein het beeldje ook mag zijn, zonder haar was dit klooster er nooit geweest. Een paar wonderlijke voorvallen zorgden er immers voor dat men het beeldje miraculeuze krachten ging toeschrijven. Zo wil de overlevering dat een herder op een dag het beeldje op de grond vond, half ingegraven. Hij bracht het naar de priester van het naburige dorp, die haar prompt in zijn kerk zette. De volgende dag was het beeldje echter gewoon verdwenen: teruggekeerd naar de plek waar de herder haar gevonden had. Opnieuw zette men het beeldje in de kerk, maar telkens keerde ze terug. Tot men uiteindelijk een heiligdom oprichtte voor de Maria: dat leek haar dan toch in de kerk te houden. Sindsdien komen elk jaar duizenden pelgrims bidden bij het kleine vrouwtje… De uitlopers van de Sierra de Tramuntana strekken zich verder uit tot ze uiteindelijk, met pieken en kliffen, in zee verdwijnen, op het schiereiland Formentor. Vanaf de Mirador Mal Pas geniet u van de woeste schoonheid van dit stukje land. Hier geen dorpjes meer, wel echte steden als Pollença en Alcudia, elk met hun badplaats. Via de grote baan bent u van hieruit op minder dan een uur terug in Palma. Om de panoramische route langs de kust te volgen daarentegen trekt u best twee dagen uit. En nog eens een week wil u ten volle kunnen genieten van de lokale keuken en de bijzondere gastvrijheid op de finca’s… Geniet ervan!



Laatst aangepast op woensdag, 07 april 2010 20:47