Naam:
Email:
Artikels


PDF Afdrukken E-mailadres

CUBA

Van oost naar west door Cuba

Sinds ons eerste bezoek (1997), lijkt er maar weinig veranderd te zijn op het grootste Caribische eiland. Het door de VS opgelegde embargo maakt het leven van de Cubanen nog steeds even moeilijk. Maar dankzij een gezonde dosis vindingrijkheid en plantrekkerij slagen ze erin om de eindjes aan elkaar te knopen. Toegegeven, Trinidad en het historische centrum van Havana, opgenomen op de lijst van het Werelderfgoed van de Unesco, tellen alsmaar meer gerestaureerde gebouwen en plukken - waarschijnlijk meer dan de andere steden van het eiland - de vruchten van het toerisme. Dat neemt niet weg dat ze er nog steeds ietwat futloos bijliggen. Achter de façades, die de sporen dragen van een halve eeuw van armoede, straalt de glimlach van het land. De Cubanen hebben ritme in het bloed, de landschappen zijn soms ronduit schitterend en het erfgoed getuigt van culturele rijkdom. Noch de dictatuur van Batista, noch het Amerikaanse imperialisme, noch de vier decennia van communisme hebben deze gediversifieerde schoonheid kunnen onderdrukken.

Een vleugje geschiedenis

Wanneer Christoffel Columbus er in 1492 neerstrijkt, is Cuba bevolkt met indianen, voornamelijk Taïno-indianen. Men weet weinig over dat volk, behalve dan dat ze waarschijnlijk tot de grote familie der Arawaks behoren, een volk dat tevens op de Antillen woonde. Maar Columbus, die eerst niet beseft dat hij op een eiland beland is, toont er maar weinig interesse voor. Pas twee eeuwen later verovert Diego de Velázquez het eiland en richt er zeven steden of villas op, waaronder Santiago en Havana. De indianen worden uitgeroeid door de conquistadores of tot dan toe onbekende ziektes en al gauw krijgen de kolonisten te kampen met een groot tekort aan arbeidskrachten, nodig voor de exploitatie van de tabaks- en, later, de suikerrietplantages die ze overal in het land aanleggen. Daarom 'importeren’ ze Afrikaanse slaven naar Cuba. Het eiland, dat al geteisterd wordt door piratenaanvallen, wekt de interesse op van de Engelsen, die het in 1762-63 veroveren om het later tegen Florida ruilen met de Spanjaarden. Eind 18de eeuw draait Cuba’s economie volledig op de plantages en de slavenarbeid. Die slaven worden pas in 1886 bevrijd, bijna een eeuw later dan de Haïtianen. Cuba produceert op dat ogenblik een derde van de suiker die wereldwijd uitgevoerd wordt. Geen wonder dat de kolonisten zich wilden bevrijden van de Spaanse kroon. Maar er zijn meer dan dertig jaar strijd (1868-1898) - aangevat door Carlos Manuel de Céspedes, de vader van het land - en twee oorlogen nodig vooraleer het eiland de onafhankelijkheid verwerft.Uit deze bewogen periode onthouden geschiedschrijvers, naast de Céspedes, drie nationale helden: Maximo Gómez, de halfbloed Antonio Maceo en Martí.

Tijdens deze jarenlange strijd worden de oogsten geplunderd en de plantage-eigenaars geruïneerd. De VS doen gouden zaken met de aankoop van Cubaanse grond aan zeer lage prijzen. Bovendien mengen ze zich in het conflict uit vrees om hun zopas verworven eigendom te verliezen. Sommigen beweren zelfs dat de Amerikanen niet helemaal vrijuit gaan in de zaak van de ontploffing van het Amerikaanse schip de US Maine dat voor anker lag in de haven van Havana. Het levert hen immers het excuus om Spanje de oorlog te verklaren. Deze hulp blijkt beslissend te zijn en wanneer in 1898 een vredesverklaring getekend wordt, vestigt het Amerikaanse leger zich op Cuba. Het leger blijft er vier jaar, tot de Amerikanen de Cubanen een 'beperkte autonomie’ voorstellen, nieuwe structuren en een administratie invoeren, de justitie hervormen, het onderwijs publiek maken en werk maken van een grondwet en algemeen kiesrecht. In 1902 ziet de Republiek Cuba het levenslicht, met een (verkozen) president, Tomas Estrada Palma. Zijn macht is beperkt door het grondwettelijk amendement Platt, dat in de praktijk tot het VS-protectoraat leidt. Wanneer de revolutie nakende is, heffen de Amerikanen het amendement op, maar houden de economie in hun greep en behouden hun legerbasis in Guantánamo. Havana krijgt de reputatie het bordeel en de goktent van Florida te zijn. De stad is in handen van de maffia, die er, op eigen gebied gemuilkorfd door de drooglegging, hotels en casino’s optrekt. De sociale ongelijkheid wordt alsmaar scherper en op het platteland richt de armoede een ravage aan bij de plantage-arbeiders. Corruptie is schering en inslag en dictator Machado biedt geen antwoord op de toenemende vraag naar verandering. Stakingen en opstanden worden gewelddadig onderdrukt, maar blijven alsmaar toenemen - ondanks het feit dat de president verplicht aftreedt. Door middel van een staatsgreep komt Batista aan de macht. Deze halfbloed van eenvoudige komaf werkt zich op in het leger, dat hem dan ook steunt. Hij gaat een verbond aan met de VS en voert een hoopgevend sociaal beleid. Maar na de volgende verkiezingen wordt hij afgezet en in 1952 grijpt hij, na een tweede staatsgreep, opnieuw de macht.

Dan begint een dictatoriale periode die gefinancierd wordt door de VS, hetgeen uiteindelijk tot de Revolutie leidt. Deze staat onder leiding van een jonge advocaat geboren in 1926: Fidel Castro. Zijn eerste poging in 1953 mislukt en hij wordt gevangen genomen. Twee jaar later wordt hem amnestie verleend. Castro trekt naar Mexico, werkt er een verzetsprogramma uit, de Beweging van de 26ste juli, en keert op 2 december 1956 naar Cuba terug. Hij is in het gezelschap van zijn broer en tweeëntachtig 'patriotten’, waaronder Cienfuegos en een Argentijn met een doktersdiploma op zak, omwille van zijn stopwoordje Ché bijgenaamd. De Granma die hen naar de oostkust van het eiland vaart, is vandaag omgebouwd tot het Museo de la Revolución en bevindt zich achter glas vlakbij het presidentieel paleis van Havana. De guerrilla begint in de Sierra Maestra, rond Santiago, maar verspreidt zich al gauw over het hele land en de strijd zal twee jaar duren. Wanneer in januari 1959 een nederlaag dreigt, vlucht Batista. Hij heeft veertig miljoen dollar op zak, waarmee hij de rest van zijn dagen comfortabel doorbrengt in Spanje. Vanaf 1960 verslechteren de banden met de VS, op dat ogenblik in volle Koude Oorlog met de Sovjetunie. De nationaliseringen van Castro en de macht die hij installeert zijn veel te communistisch. Het vervolg van het verhaal is bekend: Cuba zoekt toenadering tot de USSR en de VS voert een embargo in, waarop Castro de economie en de Amerikaanse bedrijven op Cuba volledig nationaliseert. De diplomatieke relaties worden stopgezet, de CIA steunt de anti-Castristische beweging en de Varkensbaai-invasie zorgt voor een definitieve breuk. Aangezien Kennedy er niet in slaagt om het regime omver te werpen of om Castro te overtuigen zijn beleid te wijzigen, versterkt hij het embargo. Vanaf juni 1961 is de boycot zo goed als internationaal. De crisis rond de kernraketten in 1962 versterkt het geschil alleen maar en is, ondanks het einde van de Koude Oorlog, sindsdien amper bedaard. De ineenstorting van de Sovjetunie heeft een negatieve invloed op de Cubaanse sociaal-economische situatie. Het land is de hulp van zijn machtige bondgenoot kwijt - ook al bleef die steun door de schaarste die in de USSR heerste beperkt. Enkele nutteloze werken - verlaten fabrieken en centrales - getuigen van de toenmalige grootse projecten, die door een gebrek aan middelen waarschijnlijk nooit gerealiseerd zullen worden en die inmiddels totaal verouderd zijn (in Cienfuegos bijvoorbeeld) In 1993 wordt de situatie nog kritieker: naast het verdwijnen van de Oost-Europese afzetmarkten en de stijging van de olieprijzen als gevolg van de Golfoorlog, wordt Cuba getroffen door een wervelstorm die de plantages enorme schade toebrengt. Castro kondigt een speciale periode af, hetgeen voor de Cubanen neerkomt op nog strengere rantsoeneringen.

Armoede, schaarste en opgehoopte frustraties zetten de eilandbewoners massaal aan tot vluchtpogingen. Men schat dat in één maand tijd, tussen augustus en september 1994, dertigduizend (t.t.z. tien keer meer dan het jaarlijkse gemiddelde) mannen, vrouwen en kinderen te allen prijze naar Florida proberen te vluchten. De crisis blijft duren en dwingt Castro om zijn economie te liberaliseren en de deuren open te zetten voor eventuele buitenlandse investeerders. In ruil voor die inspanningen, stelt de VN voor om de economische blokkade op te heffen. Bij de stemming van november 1999 stemmen honderdvijfenvijftig leden voor, acht onthouden zich en twee stellen hun veto (de VS en Israël). Het Europese parlement, gevolgd door het Russische parlement, verklaart daarentegen dat de Torricelliwet in strijd is met het internationaal recht. Die wet was in 1992 ingevoerd door George Bush om de boycot nog meer kracht bij te zetten. Zo’n vierhonderd buitenlandse ondernemingen (Spaanse, Canadese, Franse, Italiaanse en vooral Mexicaanse) vestigen zich op Cuba. De Cubaanse staat heeft in vele gevallen een meerderheidsparticipatie. De relatie tussen Amerika en Cuba wordt er met de verkiezing van Bill Clinton en Bush junior niet beter op: de zaak rond de kleine Elián (voor wie een standbeeld opgericht werd op de Malecón van Havana, goed in het zicht van het Amerikaanse consulaat...) drijft het nationalisme ten top en de vijf spionnen die op bevel van Bush aangehouden worden, groeien uit tot helden in de strijd tegen het Amerikaanse imperialisme. De Cubanen worden als het ware gegijzeld in een conflict waarvan ze de bestaansreden niet meer vatten en betalen een dubbele prijs: de boycot en een regime dat, ondanks de positieve elementen, geen ruimte laat voor vrijheid van meningsuiting. Wat gebeurt er met Cuba na Castro? De onzekere toekomst baart zorgen nmaar is tegelijk een bron van hoop.



Laatst aangepast op maandag, 05 april 2010 15:38