Naam:
Email:
Artikels


CHINA. Van Beijing naar Chengde
PDF Afdrukken E-mailadres

DE POLITIEK VAN HET ENIGE KIND

In 1978 wordt, onder Deng Xiao Ping, een nieuwe vorm van geboortebeperking geïntroduceerd: de politiek van het enige kind. Vanaf dan wordt de familie met één kind als ideaal gesteld. Het heeft echter lang geduurd vooraleer de bevolking deze regel aanvaard heeft. Ondertussen hebben de Chinezen zich vrij goed aangepast. Al moet gezegd dat er hen een hele reeks afschrikmaatregelen te wachten staan als ze de regels overschrijden. In de eerste plaats gaat het om een aantal financiële nadelen (opheffing van de kinderbijstand, de verplichting om het tweede kind in een betalende privé-school in te schrijven enz.). Het kroostrijk gezin is niet volledig verdwenen, maar evolueerde tot een privilege van de rijken. Op het platteland, waar vaak een tekort aan arbeidskrachten heerst (de plattelandsvlucht van de afgelopen twee decennia heeft heel wat regio's hard geraakt) mogen de gezinnen een tweede kind hebben. Zij het pas vier jaar na de geboorte van het eerste kind én op voorwaarde dat het eerste kind een meisje is. Deze voorkeur voor jongens die, eenmaal volwassen voor hun ouders moeten zorgen, leidt nog steeds tot verschrikkelijke praktijken: meisjes worden kort na de geboorte verkocht of omgebracht. Gevolg: buiten de steden ligt het percentage jongens veel hoger dan dat van de meisjes. Dat zal ongetwijfeld tot nieuwe problemen leiden. Chinese kinderen staan enorm onder druk en zijn, meer dan vroeger, het slachtoffer van zenuwinzinkingen. Ze worden vertroeteld en verwend en hebben te kampen met karakterstoornissen en zwaarlijvigheid. In China is tegenwoordig 80% van de bevolking jonger dan 18 jaar en de toekomst van het land rust dan ook volledig op hun schouders. Laten we hopen dat die stevig genoeg zijn...

GODSDIENSTEN

Het taoïsme, het confucianisme et het boeddhisme zijn de drie belangrijkste relgieuze stromingen. Maar beweren dat deze alle Chinese godsdienstpraktijken omvatten, zou al te eenvoudig zijn. Zo leeft in een stad als Xi’an bijvoorbeeld een grote islamitische gemeenschap – verspreid over het hele Chinese grondgebied heeft de islam 14 miljoen aanhangers. Het oorspronkelijke animistische geloof heeft zich uitgebreid met een scala bestaande personen (voorouders bijvoorbeeld), goden en/of mythische figuren. Deze vormen samen een heus pantheon van goden en geesten die de Chinezen nog niet helemaal afgezworen hebben. In het dagelijks leven zijn ze meer bezig met het nastreven van success en van een geruststellende houding ten aanzien van de dood, de toekomst en de bescherming tegen boze geesten dan met ascese of filosofie – zij het een boedhistische, taoïstische of confucionistische. Sommige religieuze praktijken blijven bestaan, zoals het fortune telling, hetgeen eigenlijk niet meer dan een vorm van bijgeloof is. De Chinezen sussens nog steeds de geesten en proberen nog steeds hun bescherming te verwerven. Natuurlijk predict de regering, sinds de invoering van het communisme, het atheïsme. Maar, onder andere om aanvaringen met de minderheden te vermijden, liet ze ook – onder het wakend oog van de staat weliswaar – godsdienstpraktijken toe. En zodoende bleven de Chinezen wierook branden, offers brengen, temples bezoeken en profeten raadplegen. De temples werden tijdens de culturele revolutie gedeeltelijk vernietigd. Vandaag worden ze volop gerestaureeerd. Het feit dat het toerisme in de lift zit en dat het religious erfgoed hoog op het lijstje van die buitenlandse bezoekers staat, stimuleert de renovatietendens.

PEKING ONTWAAKT

De dag breekt aan in het slapende Beijing. De straten liggen er rustig bij. Een gezegend, want korstondig, moment. Vanaf 7 uur pompt de stad zichzelf leven in. Wegens plaatsgebrek in hun appartementjes zoeken de Chinezen de straat en de meest absurde plekjes op om hun ochtengymnastiek te doen of hun (uitgebreid en warm) ontbijt te verorberen. Het kleinste plekje groen tussen twee boulevards moet eraan geloven. Om 7u30 lijkt de stad al een mierennest. Fietsen krioelen in alle richtingen, bussen lopen vol, het verkeer zwelt aan en slibt langzaam dicht. Dat blijft zo tot zonsondergang. Het is een hele onderneming om, per bus of mer taxi, de interessante sites te bezoeken : ze liggen versreid over de vier uitgoeken van de stad en de afstanden ertussen zijn te groot om op een dag te voet af te leggen. Je weet nooit op voorhand hoe lang je erover gaat doen om je bestemming te bereiken. Een auto huren is al helemaal onbegonnen werk, want het verkeer is chaotisch. Zo is de richting van de eenrichtingsstraten afhankelijk van het uur van de dag – maar niets wijst daarop, behalve misschien een Chinese indicatie. De metro is vuil en overvol en zijn traject beperkt zich tot een grote rechthoek rond het stadscentrum. Blijft er nog de fiets over : dat lijkt al bij al het beste transportmiddel om Beijing te doorkruisen – typisch en handig, maar niet altijd even veilig. Enkele plaatselijke operatoren bieden zelfs rondleidingen per fiets aans om, samen met een gids, de hutongs, te ontdekken. Het voordeel van zo’n fietstocht is dat je de doolhof van straatjes kan penetreren, iets wat per auto uiterst moeilijk zoniet onmogelijk is. Deze overbevolkte wijken,waar zich de afgelopen decennia water, gas, elektriciteit en televisie (maar nog steeds geen privébadkamer) aan het basiscomfort van de bewoners toegevoegd hebben, is waarschijnlijk de plek waar je het makkelijkst contact zal kunnen leggen met de Pekinezen. Het is niet meteen een sympathiek en hartelijk volk. Bovendien hebben ze de reputatie xenofobisch, bureaucratisch en stuurs te zijn. Op het eerste gezicht lijkt alles die theorie te bevestigen. Maar je moet weten dat communiceren met een doorsnee Chinees nu eenmaal moeilijk is omwille van de taalbarrière. De meesten spreken geen woord Engels. Zelfs de taxichauffeurs niet. Om duidelijk te maken waar je heen wil, moet je op een plan je bestemming aanduiden of aan de portier van je hotel vragen om de Chinese naamgeving op een sukje papier te noteren, zodat je dat aan de chauffeur kan tonen.

BEIJING

Hoewel de oorsprong van de stad teruggaat tot 2.400 jaar v.Chr., was Peking slechts sporadisch de hoofdstad en droeg ze verschillende namen, totdat de Ming haar omdoopten tot Beijing (hoofdstad van het noorden) en haar boven Nanjing (Nanking, hoofdstad van het zuiden) verkozen. De Qing regeerden er tot in 1912, maar de nationalistische republiek trok tijdelijk naar Nanking (van 1928 tot 1949). Sinds het communistische bewind heeft Beijing opnieuw zijn statuut van hoofdstad verworven. Dat geldt niet voor zijn voormalige aanblik. Beijing kreeg gedurende lange tijd de bijnaam van ‘ommmuurde stad’ en heeft niet veel uit de periode van de oude dynastieën bewaard. De stadsmuur is inmiddels verdwenen en heeft plaats gemaakt voor de metro. Brede stalinistische boulevards en vier ringen (de vijfde is in opbouw) doorkruisen de wooneilandjes. Heel wat gebouwen werden tijdens de culturele revolutie gesloopt en vervangen door afschuwelijke, functionele panden. Maar de Verboden Stad hield stand, de gezantschapswijk, waar sinds de 19de eeuw de ambassades en de andere westerse instellingen plaats vatten, beslaat nog een groot gedeelte van de stad en enkele tempels hebben de grote schoonmaak overleefd. Op die overblijfselen na is Beijing een cluster van hutongs, volkse buurten met kleine grijze huisjes, voorzien van een gebouw met gemeenschappelijk sanitair, goedkope huurflats en moderne flatgebouwen die steeds vaker in staal en glas opgetrokken worden. Beijing is een vervuilde, gonzende en woelige stad. Ze is verre van mooi en ze verwart meer dan dat ze verleidt. Op de onvermijdelijke sites na, kan je maar beter weten welke wijken van de stad je best wel en welke je best niet aandoet. Want de hoofdstad wordt alsmaar cosmopolitischer en telt ook enkele buurten waar het ‘s avonds zalig flaneren is, chique winkelwijken, een straat voor liefhebbers van antiquitieiten en een regio waar de informatcaisector de plak zwaait. En dat allemaal zonder zijn typisch chinese trekjes te verliezen : op het kleinste groene plekje staat iemand tai-chi te beoefenen, de oudjes laten hun vogel uit zoals ze bij ons hun hond uitlaten (maar dan wel in een vogelkooi !) en rondtrekeknde kappers hanteren schaar en scheermes op de stoep…



Laatst aangepast op woensdag, 07 april 2010 12:06