Afdrukken
Tweet

CHINA

Van Beijing naar Chengde

“700 millions de Chinois Et moi, et moi, et moi!”... Sinds 1966, het jaar waarin Jacques Dutronc hiermee een hitje scoorde, kende China een exponentiële bevolkingsgroei. Vandaag telt het land 1.266 miljard inwoners, een mengeling van etnische groepen. China heft de oppervlakte van een continent en wordt begrensd door 20.000 kilometer aan landgrenzen en 14.000 kilometer kust. De hoofdstad Beijing alleen al telt evenveel inwoners als België. En daarmee is ze nog niet eens de meest dichtbevolkte stad van het land: Shangai verslaat met zijn 14,2 miljoen inwoners alle records. Met alle spectaculaire omwentelingen vandien. Maar ook Beijing is, na 52 jaar communisme, volop in beweging. De relikwieën die de grote schoonmaak van de Rode Gardisten overleefd hebben, worden in ere hersteld – de Olympische Spelen van 2008 zitten hier voor iets tussen. Het toennemende toerisme wijst, samen met andere tendensen, op een onmiskenbare openheid naar de vrijemarkteconomie. Steeds meer westerse bezoekers komen op ontdekkingstocht naar de overblijfselen van een geschiedenis die gedeeltelijk bespot is door de culturele revolutie, maar gelukkig niet uit ons geheugen en onze geschiedenisboeken gewist is.

Een zeer lange geschiedenis…

De Chinese beschaving is een van de oudste ter wereld, al is het moeilijk om een onderscheid te maken tussen de werkelijkheid en de legends over de goddelijke verklaarde keizers die al eeuwenlang – lang voordat men de eerste historische feiten heeft vastgelegd – de ronde doen. Vanaf de 16de of de 17de eeuw v.Chr. laat de Shangdynastie sporen na. Ze bouwt haar macht uit binnen een feodaal systeem en wordt opgevolgd door Zhou (of Tcheou: 11de – 3de eeuw v.Chr. ). Maar de aristocratie, die steeds meer delen van het rijk in handen krijgt, ondermijnt deze centrale macht en er onstaan interne strubbelingen. We schrijven ondertussen 4de en 3de eeuw v.Chr. Deze fase wordt omschreven als de periode van de Strijdende Koninkrijken. In datzelfde tijdperk worden er gigantische muren opgetrokken. Dat weerhoudt er de Qin (of Ts’in) niet van om beetje bij beetje de macht te grijpen en een heus keizerrijk uit te bouwen door de leenstaten een na een in te palmen. Uit deze chaos onststaan verschillende denkrichtingen. Filosofen zoeken naar wijsheid en waarheid te midden van deze verscheurde wereld. Twee ervan zullen hun stempel drukken op de filosofische-religieuze geschiedenis: Confucius, op moralistische en politiek gebied, en Lao Tseu, die een mystiekere weg inslaat en ‘eenvoudigweg’ het taoïsme opricht. De eerste keizer, Shi Houang-ti, is een toonbeeld van voorzichtigheid, maar ook van tirannie en overwinningsdrang. Onder zijn bewind worden de muren verder verstevigd en verlengd. Hij lijft ook extra gebieden in. Zijn macht is absoluut en hij verenigt zijn gebieden door overal dezelfde normen (muntstukken, maten, het schrift …) op te leggen en een stevige administratie uit te bouwen. De vooruitgang maakt grote sprongen, net als de handel. Beide tendensen maken dat China, bij de aanvang van onze jaartelling, waarschijnlijk het meest ‘beschaafde’ land is – op cultureel en technisch gebied althans.

Op menselijk vlak is her er heel andere koek: de intelellectuelen worden gesard, de slavernij houdt stan en de Han, die de Qin opgevolgen (206v.Chr.), voeren verplichte volksverhuizingen in – kwestie van een eventuele nationale opstand de kop in te drukken. Maar ze verleggen ook de grenzen van het land en ze bouwen de grote handelsroutes uit (waaronder de zo bekende zijderoute). In minder dan een eeuw tijd vormen ze China om tot een grote werledmacht, met Xi’an als hoofdstad. Daar zal met later in de buitenwij van de huidige stad het fameuze terracotta leger opgraven. Het lag er al sinds de Qin-periode begraven. Maar de macht van de Han brokkelt af. De laatste vorsten blijken veel minder efficient dan hun voorgangers en in nog geen drie eeuwen tijd komt het land in de ban van bloedige oorlogen en anarchie. Dat leidt uiteindelijk tot het einde van de dynastie. Het Chinese rijk valt uiteen. Er volgen vier minstens even bewogen eeuwen, waarin oorlogen en invasies centraal staan. Eerst wordt het land onderverdeeld in Drie Koninkrijken, die voortdurend tegen elkaar strijden. Daarna wordt China officiëel herenigd – dat brengt echter geen einde aan de wedijver, de invasies en de machtwissels tussen noord en zuid. Het boeddhisme – soms vermengd met het taoïsme – verspreidt zich daarentegen wél over het hele land. De eerstvolgende historisch belangrijke dynastie is die van Souei. Vanaf de 6de eeuw proberen ze het keizerrijk fundamenteel te herenigen, maar hun gezag is te broos. In 618 komen de Tang aan de macht. Ze verwerven nieuwe gebieden, voeren opnieuw een stevige administratie in en herstellen het confucianisme als officiële staatsdocrine. Dat alles stimuleert de vooruitgang van het land – het is overigens in die periode dat de boekdrukkunst er het daglicht ziet.

Na een regeerperiode van drie eeuwen gaat de Tangdynastie ten onder als gevolg van interne oorlogen en opstanden. Dat neemt niet weg dat ze tot de belangrijkste dynastieën van het land gerekend wordt. China kwijnt opnieuw weg. Vijf dynastieën en tien staten volgen elkaar op (907-960). Het land wordt bezet en ingenomen door invallers. Het Chinese territorium wordt kleiner. Het commercieel en politiek centrum verschuift naar het zuiden, waardoor het vanaf dan de rijkste regio van het land wordt. Dat is vandaag nog altijd zo. Uit die chaos verrijst de Songdynastie (960-1276). Die keizers slager erin om een zekere eenheid te vormen. Ondanks de invasies, lukt het hen om een vredig klimaat te creëren. Dat komt de commerciële en culturele ontwikkelingen ten goede. Beide worden getekend door het neo-confucianisme. Maar het rijk valt, opnieuw, ten prooi aan aanvallen en barst uiteen in drie staten om uiteindelijk onder de macht van een ‘buitenlandse’ dynastie te komen: de Mongolen installeren er de Yuandynastie (1276-1368). De hoofdstad, die de afgelopen eeuwen meermaals verhuisd was, wordt in Peking gevestigd. Maar de eerste Yuankeizer is er niet op uit om de Mongoolse beschaving op te dringen en maakt werk van de uitbreiding van de Chinese cultuur over zijn grondgebied – op dat ogenblik reikt het van de grenzen van Zuidoost-Azië tot aan het Oost-Europa. China stelt zich overigens open voor het westen, hetgeen Marco Polo bijvoorbeeld toelaat om deegwaren en kruiden te exporteren naar Italië.

Minder dan een eeuw later wordt heel China zowat overrompeld door opstanden. Een van de rebellenleiders grijpt de macht. Ondanks zijn plattelandsafkomst slaagt hij erin om zichzelf tot keizer uit te roepen. Daarmee legt hij de basis voor een van de bekendste dynastieën uit de Chinese geschiedenis: de Mingdynastie (1368-1644). De hoofstad verhuist voor korte tijd naar Nanking en komt dan terug naar Peking. Heel wat van de gebouwen die dan opgericht worden, hebben de tand des tijds doorstaan en kan je vandaag nog bewonderen. De Chinese muur wordt, uit vrees voor een terugkeer van de Mongolen, gerestaureerd en verstevigd. Dat blijkt niet nodig. Het gevaar komt vanaf nu immers uit de zee: piraten dwingen de Chinezen ertoe hun handelsrelaties op te geven en leggen zo elke invloed van buitenaf aan banden. Toch zien de Europeanen de kans om voet aan wal te zetten (onder andere de Portugezen in Macao), kort daarna gevolgd door jezuïtische missionarissen. Deze keer spelen decadentie en corruptie de machthebbers parten: de macht van de Mingdynastie wordt ondermijnd en de staatskas geplunderd. Opstanden en een burgeroorlog steken opnieuw de kop op. De Mantsjoes maken van deze zwakke plek gebruik om het land van noord naar zuid te bezetten. In 1644 zijn ze heer en meester over het rijk en stichten ze de Qingdynastie. Ook deze heersers verkiezen de Chinese beschaving boven die van de Mantsjoes. Ze verstevigen de administratieve structuren, breiden het Chinese grondgebied uit en stimuleren de culturele ontwikkeling. Deze kent vooral een hoogtepunt onder Kang-xi (1662-1722). De annexaties van het Middenrijk brengen hen steeds dichter bij het westen. Dat valt niet meteen in geode aarde bij de Europese grootmachten, te meer daar de Chinezen hen draconische handelsbeperkingen op hun grondgebied opleggen. Uiteindelijk leiden de conflicten tot een explosie: de Opiumoorlog (1840-1842) – gewonnen door de Britten – ontkracht eerst de politieke macht en daarna de economie. De buitenlandse aanwezigheid en de kritieke toestand van het land wakkeren de nationalistische gevoelens aan. Nationalistische bewegingen komen, met de hulp van de Europeanen, in opstand tegen het Mantjoesbewind. Ze onderdrukken de opstand van de Taiping (1850-1864), maar dit resulteert enkel in een grotere afhankelijkheid van het westen. Hoewel China niet officieel gekoloniseerd wordt, heeft Europa een flinke vinger in de pap onder de vorm van ‘concessies’ en een stevige economische kolonisatie. Ook de Japanse expansiepolitiek spaart China niet. Bij het eerste Chinees-Japans conflict verliest China niet alleen terrain, maar ook aanzien. Dat stimuleert dan weer de nationalistische beweging om pogingen tot hervormingen te ondernemen. Het blijft echter bij probeersels. De instabiele situatie komt de westerlingen goed uit en ze verstevigen hun greep op het land – en dit ondanks de opstand van de Boksers (1900).

Na de regeerperiode (meer dan 50 jaar lang) van de intrigerende Cixi gaat de troon over naar een kind – keizer Pou-Yi is op dat ogenblik amper drie jaar oud (1908). Diens vader neemt de macht waar. Dat houdt de opgang van de nationalisten, onder leiding van een zekere Sun Yat-Sen, echter niet tegen. In 1912 wordt ‘de laatste keizer’ tot aftreden gedwongen en wordt de republiek officieel gesticht. Dit is het definitieve einde van de dynastieën. Gedurende de volgende 37 jaar bidet het nieuwe regime geen antwoord op de binnenlandse strubbelingen. De Republiek China krijgt te maken met burgeroorlogen tussen de krijgsheren (die over heel uitgestrekte gebieden regeren), geschillen in haar eigen nationalistische partij, de strijd tussen de communisten (nieuwkomers op het politiek toneel in 1921) en de Kuomintang, na de dood van Sun Yat-Sen geleid door Tchang Kai-Check. De Chinese-Japanse oorlog duurt acht jaar (1937-1945) en zet de interne geschillen even op hold. Na het einde van de oorlog is de positie van de regering verzwakt en laaien de hetzes opnieuw hoog op. Eind 1949 neemt de Communistische Partij de macht over en sticht de Volksrepubliek, met Mao Tse Tung als leider. De nationalisten worden verjaagd en vluchten naar het eiland Taiwan. In 1965 barst de culturele revolutie los – uitgevoerd door de Rode Gardisten en onder leiding van Mao. De staatstructuren worden door elkaar geschud en de eeuwenoude cultuur barst in stukken uiteen. Men vernietigt de monumenten, verbrandt boeken en verwerpt het verleden. China betreedt het tijdperk van het Rode Boekje, de uniformen, de indoctrinatie, het geplande sociale leven en de planeconomie. Na de dood van Mao, in 1976, heet de nieuwe grote man Deng Xiao Ping. Zonder aan de staatseigendommen en het dictoriaal regime te raken, begeleidt hij China naar de weg van de ‘modernisering’. Dit heeft, in minder dan tien jaar tijd, een economische boom veroorzaakt. Maar deze semi-liberalisering heeft ook perverse gevolgen: een toenemende ongelijkheid tussen de stad en het platteland – met plattelandsvlucht en tal van andere problemen (werkloosheid, nog meer armoede) tot gevolg.

De corruptie is de regionaal gedecentraliseerde en steeds minder goed georganiseerde ambtenarij neemt toe, net als de politieke eisen van de bevolking. Om de bevolkingsexplosie halt te reopen, besluit hij in 1978 om de politiek van het enige kind in te voeren. Het duurt minstens twee decennia vooraleer deze maatregel aanvaard wordt. In 1989 veroorzaakt de gewelddadite onderdurkking van de studentenbetogingen een internationale kreet van protest en afkeuring. De EEG besluit tot economische sancties, die pas een jaar later – na de opheffing van het standrecht – in vroegere treden. Sindsdien is er veel veranderd in China. Vanaf 1988 regeert president Jiang Zemin (die in 1993 aftreedt) samen met de eerste minister Zhu Rongji over de ‘socialistische unitaire en multinationale republiek’. In juli 1997 vervoegt Hong Kong de 22 Chinese provincies en de 5 ‘autonome’ regio’s, in December 1999 gevolgd door Macao. In de belangrijkste grote steden heeft de introductie van de vrijemarkteconomie de sociale ongelijkheid verscherpt en 3% van de bevolking valt tegenwoordig onder de noemer ‘rijk’, ja zelfs multimiljonair. De Chinese bevolking past zich met vallen en opstaan aan aan de ‘nodige’ veranderingen, ‘Nodig’, als ze ten minste economische openheid wensen en in 2008 een goed gastland voor de Olympische Spelen willen zijn. De Chinezen geloven erin en zijn volop in de weer. De voorgevels in de hoofdstad krijgen een grote opknapbeurt, de vervuilende fabrieken verhuizen naar de buitenwijken van de stad, gloednieuwe high-tech buildings vervangen de butongs, de volksbuurten die steeds meer op krottenwijken gaan lijken. Maar Beijing blijft Shanghai achterna hinken. Shangai telt meer inwoners, is moderner en technologisch, gezien opmerkelijk vooruitstrevender …


DE POLITIEK VAN HET ENIGE KIND

In 1978 wordt, onder Deng Xiao Ping, een nieuwe vorm van geboortebeperking geïntroduceerd: de politiek van het enige kind. Vanaf dan wordt de familie met één kind als ideaal gesteld. Het heeft echter lang geduurd vooraleer de bevolking deze regel aanvaard heeft. Ondertussen hebben de Chinezen zich vrij goed aangepast. Al moet gezegd dat er hen een hele reeks afschrikmaatregelen te wachten staan als ze de regels overschrijden. In de eerste plaats gaat het om een aantal financiële nadelen (opheffing van de kinderbijstand, de verplichting om het tweede kind in een betalende privé-school in te schrijven enz.). Het kroostrijk gezin is niet volledig verdwenen, maar evolueerde tot een privilege van de rijken. Op het platteland, waar vaak een tekort aan arbeidskrachten heerst (de plattelandsvlucht van de afgelopen twee decennia heeft heel wat regio's hard geraakt) mogen de gezinnen een tweede kind hebben. Zij het pas vier jaar na de geboorte van het eerste kind én op voorwaarde dat het eerste kind een meisje is. Deze voorkeur voor jongens die, eenmaal volwassen voor hun ouders moeten zorgen, leidt nog steeds tot verschrikkelijke praktijken: meisjes worden kort na de geboorte verkocht of omgebracht. Gevolg: buiten de steden ligt het percentage jongens veel hoger dan dat van de meisjes. Dat zal ongetwijfeld tot nieuwe problemen leiden. Chinese kinderen staan enorm onder druk en zijn, meer dan vroeger, het slachtoffer van zenuwinzinkingen. Ze worden vertroeteld en verwend en hebben te kampen met karakterstoornissen en zwaarlijvigheid. In China is tegenwoordig 80% van de bevolking jonger dan 18 jaar en de toekomst van het land rust dan ook volledig op hun schouders. Laten we hopen dat die stevig genoeg zijn...

GODSDIENSTEN

Het taoïsme, het confucianisme et het boeddhisme zijn de drie belangrijkste relgieuze stromingen. Maar beweren dat deze alle Chinese godsdienstpraktijken omvatten, zou al te eenvoudig zijn. Zo leeft in een stad als Xi’an bijvoorbeeld een grote islamitische gemeenschap – verspreid over het hele Chinese grondgebied heeft de islam 14 miljoen aanhangers. Het oorspronkelijke animistische geloof heeft zich uitgebreid met een scala bestaande personen (voorouders bijvoorbeeld), goden en/of mythische figuren. Deze vormen samen een heus pantheon van goden en geesten die de Chinezen nog niet helemaal afgezworen hebben. In het dagelijks leven zijn ze meer bezig met het nastreven van success en van een geruststellende houding ten aanzien van de dood, de toekomst en de bescherming tegen boze geesten dan met ascese of filosofie – zij het een boedhistische, taoïstische of confucionistische. Sommige religieuze praktijken blijven bestaan, zoals het fortune telling, hetgeen eigenlijk niet meer dan een vorm van bijgeloof is. De Chinezen sussens nog steeds de geesten en proberen nog steeds hun bescherming te verwerven. Natuurlijk predict de regering, sinds de invoering van het communisme, het atheïsme. Maar, onder andere om aanvaringen met de minderheden te vermijden, liet ze ook – onder het wakend oog van de staat weliswaar – godsdienstpraktijken toe. En zodoende bleven de Chinezen wierook branden, offers brengen, temples bezoeken en profeten raadplegen. De temples werden tijdens de culturele revolutie gedeeltelijk vernietigd. Vandaag worden ze volop gerestaureeerd. Het feit dat het toerisme in de lift zit en dat het religious erfgoed hoog op het lijstje van die buitenlandse bezoekers staat, stimuleert de renovatietendens.

PEKING ONTWAAKT

De dag breekt aan in het slapende Beijing. De straten liggen er rustig bij. Een gezegend, want korstondig, moment. Vanaf 7 uur pompt de stad zichzelf leven in. Wegens plaatsgebrek in hun appartementjes zoeken de Chinezen de straat en de meest absurde plekjes op om hun ochtengymnastiek te doen of hun (uitgebreid en warm) ontbijt te verorberen. Het kleinste plekje groen tussen twee boulevards moet eraan geloven. Om 7u30 lijkt de stad al een mierennest. Fietsen krioelen in alle richtingen, bussen lopen vol, het verkeer zwelt aan en slibt langzaam dicht. Dat blijft zo tot zonsondergang. Het is een hele onderneming om, per bus of mer taxi, de interessante sites te bezoeken : ze liggen versreid over de vier uitgoeken van de stad en de afstanden ertussen zijn te groot om op een dag te voet af te leggen. Je weet nooit op voorhand hoe lang je erover gaat doen om je bestemming te bereiken. Een auto huren is al helemaal onbegonnen werk, want het verkeer is chaotisch. Zo is de richting van de eenrichtingsstraten afhankelijk van het uur van de dag – maar niets wijst daarop, behalve misschien een Chinese indicatie. De metro is vuil en overvol en zijn traject beperkt zich tot een grote rechthoek rond het stadscentrum. Blijft er nog de fiets over : dat lijkt al bij al het beste transportmiddel om Beijing te doorkruisen – typisch en handig, maar niet altijd even veilig. Enkele plaatselijke operatoren bieden zelfs rondleidingen per fiets aans om, samen met een gids, de hutongs, te ontdekken. Het voordeel van zo’n fietstocht is dat je de doolhof van straatjes kan penetreren, iets wat per auto uiterst moeilijk zoniet onmogelijk is. Deze overbevolkte wijken,waar zich de afgelopen decennia water, gas, elektriciteit en televisie (maar nog steeds geen privébadkamer) aan het basiscomfort van de bewoners toegevoegd hebben, is waarschijnlijk de plek waar je het makkelijkst contact zal kunnen leggen met de Pekinezen. Het is niet meteen een sympathiek en hartelijk volk. Bovendien hebben ze de reputatie xenofobisch, bureaucratisch en stuurs te zijn. Op het eerste gezicht lijkt alles die theorie te bevestigen. Maar je moet weten dat communiceren met een doorsnee Chinees nu eenmaal moeilijk is omwille van de taalbarrière. De meesten spreken geen woord Engels. Zelfs de taxichauffeurs niet. Om duidelijk te maken waar je heen wil, moet je op een plan je bestemming aanduiden of aan de portier van je hotel vragen om de Chinese naamgeving op een sukje papier te noteren, zodat je dat aan de chauffeur kan tonen.

BEIJING

Hoewel de oorsprong van de stad teruggaat tot 2.400 jaar v.Chr., was Peking slechts sporadisch de hoofdstad en droeg ze verschillende namen, totdat de Ming haar omdoopten tot Beijing (hoofdstad van het noorden) en haar boven Nanjing (Nanking, hoofdstad van het zuiden) verkozen. De Qing regeerden er tot in 1912, maar de nationalistische republiek trok tijdelijk naar Nanking (van 1928 tot 1949). Sinds het communistische bewind heeft Beijing opnieuw zijn statuut van hoofdstad verworven. Dat geldt niet voor zijn voormalige aanblik. Beijing kreeg gedurende lange tijd de bijnaam van ‘ommmuurde stad’ en heeft niet veel uit de periode van de oude dynastieën bewaard. De stadsmuur is inmiddels verdwenen en heeft plaats gemaakt voor de metro. Brede stalinistische boulevards en vier ringen (de vijfde is in opbouw) doorkruisen de wooneilandjes. Heel wat gebouwen werden tijdens de culturele revolutie gesloopt en vervangen door afschuwelijke, functionele panden. Maar de Verboden Stad hield stand, de gezantschapswijk, waar sinds de 19de eeuw de ambassades en de andere westerse instellingen plaats vatten, beslaat nog een groot gedeelte van de stad en enkele tempels hebben de grote schoonmaak overleefd. Op die overblijfselen na is Beijing een cluster van hutongs, volkse buurten met kleine grijze huisjes, voorzien van een gebouw met gemeenschappelijk sanitair, goedkope huurflats en moderne flatgebouwen die steeds vaker in staal en glas opgetrokken worden. Beijing is een vervuilde, gonzende en woelige stad. Ze is verre van mooi en ze verwart meer dan dat ze verleidt. Op de onvermijdelijke sites na, kan je maar beter weten welke wijken van de stad je best wel en welke je best niet aandoet. Want de hoofdstad wordt alsmaar cosmopolitischer en telt ook enkele buurten waar het ‘s avonds zalig flaneren is, chique winkelwijken, een straat voor liefhebbers van antiquitieiten en een regio waar de informatcaisector de plak zwaait. En dat allemaal zonder zijn typisch chinese trekjes te verliezen : op het kleinste groene plekje staat iemand tai-chi te beoefenen, de oudjes laten hun vogel uit zoals ze bij ons hun hond uitlaten (maar dan wel in een vogelkooi !) en rondtrekeknde kappers hanteren schaar en scheermes op de stoep…


ONVERMIJDELIJK...

HET TIANANMENPLEIN

Dit plein geniet jammer genoeg wereldfaam sinds het bloedig neerslaan door het leger van de protestacties in 1989. Het Tiananmenplein is het centrum van de stad en van de macht. Ten oosten wordt het afgegrensd door het Museum van de Chinese Geschiedenis (Zhongguo Lishi Bowuguan) en het Museum van de Chinese Revolutie (Zhongguo Geming Bowuguan) en ten westen door Grote Hal van het Volk (Renmin Dàhui Tang). Deze uitgestrekte esplanade meet 44 hectaren en is meer een memorabele plek dan een architecturaal hoogstandje. Het Paleis der Musea en dat van de Grote Hal zijn, met hun 171.000 m2, groter dan de hele Verboden Stad. Ze vormen slechts een onderdeel van de tien gebouwen die in tien maanden tijd opgetrokken werden naar aanleiding van de tiende verjaardag van de Volksrepubliek. Ze werden ingehuldigd in oktober 1959, ofte in de tiende maand van het verjaardagsjaar. Meer nog dan de gebouwen, zijn de Pekinezen de ware spektakelmakers op het plein: ze fotograferen elkaar, laten een vlieger op of komen 's morgensvroeg en bij zonsondergang naar het hijsen van de vlag kijken. Natuurtijk gaat de aandacht ook naar de tien bas-reliëfs die het onderste gedeelte van het Monument van de Helden van het Volk (Renmin Yingxiong Jinianbei) versieren. Samen vormen ze een ware geillustreerde geschiedschrijving van het China van de afgelopen 162 jaar. Voor het indrukwekkende (maar heel lelijke) Mausoleum van Mao (Mao Zhuxi Jinian Tang) staat een ellenlange file. Het gebalsemde stoffelijk overschot van de Grote Roerganger rust er in een klistallen kist. De gerestaureerde overblijfselen van de stadswal die de Chinese stad scheidde van het Tataarse gedeelte, Quianmen (een poort die in 1900 door de Boksers vemietigd werd en in 1977 opnieuw opgetrokken werd), is een begeerd foto-object. Maar op het grootste plein van de wereld, waar tot een miljoen mensen kunnen plaatsnemen, eist de indrukwekkende Tiananmen (De Poort van de Hemelse Vrede) alle aandacht op. In haar verlengde ligt een rode muur; erboven prijkt een enorm portret van Mao. Om de vijf bruggen die naar de vijf ingangen in de 'poort' leiden te bereiken, moet je onder de Changan Jie door - een brede houlevard van vijf kilometer die je niet kan oversteken en waar de militaire optocht van 1 oktober plaatsvindt. Deze 'poort' is eigenlijk een groot paviljoen met een tweelagig dak dat permanent bewaakt wordt door soldaten. Hier, op het terras dat boven het plein uitsteekt, riep Mao in oktober 1949 de Volksrepubliek uit. Vóór hem hadden de keizers er het volk toegesproken. Al wie het keizerlijk paleis durfde te betreden, bracht zijn leven in gevaar. Want de Poort van de Hemelse Vrede deed dienst als toegangspoort tot de Verboden Stad. Je bereikt de Verboden Stad via een langwerpig plein met ten westen het Zhongshan-park (onder de communisten herdoopt tot Sun Yat Sen Park) en ten oosten het gebouwencomplex van het Cultuurpaleis van de Arbeiders (Laodong Renmin Wenhuagong), dat voorheen dienst deed als Vooroudertempel en nu omgebouwd is tot recreatiecentrum. Een wandeling in deze histrorische omgeving - aangelegd in de 15de eeuw door de Ming en sindsdien meermaals gerestaureerd - is zeker de moeite waard, al blijft het maar een voorsmaakje van het Keizerlijk Paleis, ook wel Rode Stad, Purperen Stad of eenvoudigweg op z'n Chinees Gugong genoemd.

DE VERBODEN STAD

Naar het schijnt zouden 100.000 ambachtslui en meer dan een miljoen arbeiders aan deze volledig ommuurde stad gewerkt hebben. Het geheel meet ongeveer 100 hectaren, omvat zo'n 9.000 gebouwen en is omringd door een brede slotgracht. De Verboden Stad (Gugong) werd opgericht door de derde Mingkeizer, tussen 1406 en 1420, en werd helemaal afgewerkt onder de Qing. Haar oorspronkelijk ontwerp stond in het teken van de harmonie met de natuur, iets wat in de huidige stedelijke omgeving niet meer zo evident is. In totaal hebben tot 1911 veertien Ming- en tien Qingkeizers in de Rode Stad gewoond. In het daaropvolgende jaar werd de Verboden Stad eindelijk opengesteld voor het publiek en sindsdien is het uitgegroeid tot een van de meest bezochte nationale historische sites. Althans. als het op Chinese bezoekers aankom!... Eenmaal voorbij de massieve poort van de hoofdingang, volgen de verschillende paviljoenen elkaar op ze volgen een noord-zuid-as en liggen verspreid over terrassen, Uitgestrekte geplaveide pleinen scheiden hen van elkaar. Het eerste plein wordt doorkruist met de 'gouden rivier', overwelfd door vijf marmeren bruggen die elk een van de hoofddeugden symboliseren. Een klassieke foto waard! Vervolgens passeert het gebouw waar zich het officiële leven afspeelde de revue: drie verdiepingen van wit marmer, troonzalen en daken bedekt met gele pannen, Hier en daar staan grote koperen kuipen die in geval van brand dienst deden als waterreservoirs. De houten paleizen werden desondanks meer dan eens in de as gelegd.. Daarna tref je de privé-appartementen van de keizers aan. Vervolgens de tuinen, opgeluisterd met de traditionele heuvels, grotten en watervallen in miniatuur. Tussen deze met elkaar verbonden gebouwen staan tal van kleinere paviljoentjes, indertijd voorbehouden aan de familie van de keizer en hoogwaardigheidsbekleders, Sommige van die paviljoenen zijn toegankelijk voor het publiek, maar de meeste toeristen wagen het er niet op, Vaak staan ze immers voor een gesloten deur en de meeste huisjes bevinden zich in een erbarmelijke staat. Ze werden amper gerestaureerd en staan dan ook in schril contrast met het weelderige paleis, waar elk detail van de met draken versierde daken. de plafonds en het meubilair kreten van bewondering ontlokken. Van alle 'best of's' van de Verboden Stad. verdienen de Hal van de Behouden Hannonie (Baohedian) en de serie stenen bas-reliëfs - verspreid over 16m aan de voet van dat paviljoen - een aparte vermelding. Ook niet te missen: de Zes Westelijke Paleizen (Xi Liu Gong) - niet zozeer omwille van hun schoonheid, maar wel vanwege hun socio-economisch belang, Ze waren bestemd voor de 120 echtgenotes en concubines van de keizer, De dames werden onderverdeeld in drie hiërarchische rangen van 3, 9, 27 en 81 vrouwen, Aangezien de meeste gebouwen van het paleis gemeubeld zijn (met een troon of ander meubilair), ligt het zogezegde 'museum' verspreid over verschillende gebouwen, die jammer genoeg niet allemaal permanent open zijn (voor sommige moet je extra toegangsgeld betalen). Ten noordoosten van de omwalling, voorbij de Muur van de Negen Draken (Jiulongbi, 1771) , kan je een 29m lang fresco, samengesteld uit 271 keramieken tegeltjes, bewonderen. De noordelijke poort, iets minder opvallend dan die in het zuiden. geeft uit op de Kolenheuvel (ook wel Coal Hili, Jing Shan of Mei Shan genaamd), een park dat zich uitstrekt over vijf heuvels. Op allevijf prijkt een paviljoen. Aan het hoogste, op 43 meter, geniet je een schitterend uitzicht over de Verboden Stad, maar ook over het Beihai Park en omgeving.

BEIHAl

Naast het paleis werden meerdere meren en parken aangelegd. Ten westen van de omwalling strekt zich het Zhongnanhai (eigenlijk een combinatie van het Zonghai en het Nanhai of het zuidelijk en het centraal gelegen park) uit, voorbehouden voor de ambtenaren en de leden van de Partij en dus niet toegankelijk voor toeristen. Beihai (Park van het noordelijk meer) daarentegen is een onvermijdelijke uitstap. Trek er gerust een halve dag voor uit. Wanneer de Qinkeizers dergelijke grote meren lieten aanleggen, was dat in de eerste plaats om er zich in te ontspannen. Beihai is een van die keizerlijke tuinen (hij is niet alleen de grootste - 68 hectaren - maar ook de oudste van China). Tussen de 11de en begin 20ste eeuw vervulde hij louter die keizerlijke functie. Sinds 1925 is de tuin toegankelijk voor gewone stervelingen. Nu wordt er 's zomers vooral geroeid op de meren van Beihai. 's Winters komen de Chinezen hier samen om te ijsschaatsen (net als op alle meren in de grote steden overigens), te wandelen, te picknicken of de vlieger van hun kinderen op te laten. Een klassieke wandeling door Beihai verloopt van zuid naar noord en start aan Ronde Stad (Round Fort of Tuancheng, 1417), een soort rond platform van 4.500 m2 bedekt met paviljoenen en eeuwenoude bomen. Hier prijkt ook het boeddhabeeld in witte jade, een geschenk van Birma aan de keizerin Cixi (in de Cheng Guang Dian ofte Hal van de Verlichting). Vervolgens leidt het traject in de richting van het eilandje, waar de belangtijkste bezienswaardigheid de Witte Pagode (Bai Ta) is. Een mooie pagode in Tibetaanse stijl, gehouwd midden 17de eeuw voor het bezoek van de toenmalige Dalai Lama. In het noorden van Het Eiland van de Voortreffelijke Jade (Jade Islet of Qiong Hua Dao) tref je het Fangshan restaurant, zo goed als een instelling. Hier komt al sinds 1926 de elite van de stad dineren. Als je de geliefkoosde hapjes van keizerin Cixi wil proeven, moet je wel tijdig reserveren. Prachtig kader, niet bepaald democratische prijzen. Vlakbij neemt een overzetbootje je mee naar de noorderoever van het meer. Daar kan je het Paviljoen van de Vijf Draken (Wu Long Ting, 1651) bezoeken. De huisjes zijn met elkaar verbonden door bruggen, luxueuze vissersafdakjes steken boven het water uit. De keizer kwam hier vissen en naar de maan kijken. Iets verderop verrijst de Muur van de Negen Draken (Jiu Lon Gi), bijna een kopie van (maar iets minder lang dan) die in de Verboden Stad. Ooit deed hij dienst als toegangspoort tot een lamatempel die inmiddels verdwenen is. Ten oosten van de muur ligt een knappe tuin (Jingxinzhai). Een omweg meer dan waard. Cixi kwam hier wandelen en Pou-Yi, de laatste keizer, zou hier zjjn memoires geschreven hebben. In de omgeving van het Beihai Park moet je zeker langs de Residentie van Prins Gong (Gongwangfu) - volgens sommigen het mooiste prinselijk paleis van Beijing. Wat er ook van zij, prins Gong, beter gekend onder de naam Yinxin, broer van Qingkeizer Xianfeng en vader van Pou-Yi, had smaak. Je kan er, onder andere, een prachtig theater aanschouwen. Soms worden er voorstellingen van de opera van Peking opgevoerd: een typische mengeling van zang (een beetje schel voor onze westerse oren), acrobatie, dans en mime. Minstens even onvermijdelijk aIs op restaurant pekingeend eten!

DE HEMELTEMPEL

De Hemeltempel (Tian Tan) werd aangelegd in dezelfde periode als het keizerlijk paleis, maar onderging sindsdien meerdere vernieuwingen en werd merkelijk uitgebreid. Het is een van de meest indrukwekkende voorbeelden van Mingarchitectuur. De stadsgroei en de bouw van een afschuwelijk pretpark hebben de omgeving van de tempel een beetje verbrod en een flinke hap van zijn 270 hectaren ingepikt. Desondanks blijft de Hemeltempel ietwat geïsoleerd ten zuiden van de stad, omringd door een uitgestrekt groen domein. Hij wordt letterlijk ingenomen door Chinese en buitenlandse bezoekers. Op zonnige dagen komen de Chinezen er danslessen volgen, tai-chi beoefenen of schaken. In lang vervlogen tijden kwam de keizer de hemel hier om clementie verzoeken. En als er desondanks een storm opstak of zich een andere klimatologische ramp voordeed, kon de keizer daarvoor onttroond worden - hij had zijn opdracht immers niet tot een goed einde gebracht... Bovendien verliep zijn tweedaags bezoek aan deze plek volgens bepaalde rituelen. Hij trok van het ene paviljoen naar het andere. Van de Gebedshal voor de Goede Oogsten (een prachtig rond gebouw met een drielagig dak met zo'n 50.000 dakpannen boven een driedelig terras) ging hij, op midwinterdag. naar het Ronde Altaar van de Hemel. Daar vond de 'Dialoog tussen de Keizer en de Hemel' plaats. Onnodig te vermelden dat de terrassen, de omwalling rond het altaar en alle details van de tempels, overvloedig voorzien zijn van symboliek. Zo is er de kleur van de dakpannen (blauw, natuurlijk) en het aantal terrassen in marmer (3 of 9), het aantal tegels, daken, steunzuilen (vaak 12), cirkels, trappen en ballustrades. En als je je afvraagt waarom al die mensen tegen een muur staan te fluisteren, probeer het dan zelf ook eens: je hoort jezelf opnieuw, je woorden komen door een rare echo als een boomerang terug.

MAAR OOK…

DE LAMATEMPEL

De Lamatempel (Yonghegong) bevindt zich ten noordoosten van de Verboden Stad en is ongetwijfeld de mooiste van Beijing. Van 1723 tot 1735 deed hij dienst als paleis van Yongzheng, totdat die keizer werd. Daama werd hij omgevormd tot lamaklooster. Het klooster telde aan het einde van de 18de eeuw tot 1.200 monniken. De tempel werd bezet door Europese troepen en verloor zijn functie van klooster tot in 1980. Vandaag herbergt het Paleis van Harmonie en Vrede opnieuw een honderdtal monniken en een enorm Maitreya Boeddhabeeld. Dit bevindt zich in het grootste en meest indrukwekkende paviljoen van het gebouwencomplex: dat van het Tienduizendvoudige Geluk (Wanfunge). Van op de galerijen (25m hoog, een uitgehouwen plafond en talrijke schilderingen die de wanden versieren) op de tweede verdieping geniet je een goed uitzicht op het standbeeld. Doorheen je wandeling van tempel tot tempel, ontdek je nog meer boeddhabeelden, een pantheon van lamaïstische goden en heilige geschriften, gewikkeld in stukjes stof. Prachtig!

DE CONFUCIUSTEMPLE

De Confuciustempel werd opgericht vlakbij de Lamatempel. Zijn bouw ving aan in 1306, maar hij werd meermaals uitgebreid en heringericht. De Kongmiao moest dienen om de teksten van Confucius, die in stenen tabletten gebeiteld waren, te bewaren en zo te vermijden dat de hersenspinsels van deze grote meester ooit in vlammen zouden opgaan. Eigenlijk bestaat deze tempel uit verschillende paviljoenen en pleinen. In de eerste bleven zo'n 200 stèles bewaard, waarop 'slechts' een lijst van namen gegrift staat - het betreft de personen die geslaagd zijn voor de examens van de naburige Keizerlijke Academie. Er staan zomaar eventjes 51.624 namen gebeiteld! Een voorloper van onze valvas met examenuitslagen aan de universiteit. Verderop, op een binnenplein omringd door 11 paviljoenen, tref je nog meer stèles aan. Ze worden gedragen door grote schildpadden en verhalen de militaire expedities van de Ming- en Qingkeizers. De 13 'klassieke' Confuciaanse teksten staan gegrift op de 189 stèles van Dachengdian (Hal van de Belangrijke Successen) en omvatten de examenstof die de keizerlijke ambtenaren moeten beheersen.

HET KLOOSTER VAN DE WITTE WOLKEN

De Baiyunguan-tempel is het enige taoïstische klooster van Beijing. Niet zozeer omdat de hoofdstad niet veel aanhangers van het taoïsme zou teIlen, maar eerder omdat de taoïstische monniken rustigere en meer afgelegen plaatsjes verkiezen. Het gebouwencomplex werd opgericht onder de Tang, uitgebreid onder de Ming en gerestaureerd onder de Qing. Het strekt zich, net als de boeddhistische tempels, uit rond een zuid-noord-as. De vier achtereenvolgende binnenpleinen worden omringd door meerdere paviljoenen. Een van de bezienswaardigheden is de knappe collectie taoïstische manuscripten, waarvan sommige uit de Mingperiode dateren. Maar de meeste bezoekers zullen vooral gefascineerd zijn door de monniken met mandarijn-look - compleet anders dan de lama's, kaalgeschoren en met oranje- en auberginekleurige gewaden. Er wonen slechts een vijftigtal monniken in dit klooster, dat na de culturele revolutie omgebouwd werd tot fabriek en pas sinds de jaren 1980 opnieuw een godsdienstige functie vervult.

DE MOSKEE VAN NIUJIE

De 'straat van het rund' (Niujie) herbergt de oudste van de 60 moskee's van Beijing. Er wonen zo'n 200.000 muzelmannen in Beijing. De meesten hebben zich in deze levendige wijk gevestigd. Enkel de sluiers van de vrouwen en de menu's van de restaurants onderscheiden haar van de rest van de stad. Op de oriëntatie (naar het westen, richting Mekka) en enkele decoratieve Arabische details na, verschilt de moskee amper van de boeddhistische tempels. De zeshoekige Toren van de Contemplatie van de Maan op het eerste binnenplein is ronduit schitterend. Ook niette missen: de sobere, houten gebedszaal, met een apart gedeelte voor de vrouwen.

DE ZOO

De zoo van Beijing is niet meteen het meest inspirerende inspirerende plekje van de stad, tenzij je natuurlijk absoluut de bekende Chinese panda in actie wil zien. De zoo vervult eerder de functies van een park. Ondanks de bouw van een groot betonnen tentoonstellingspaleis en een planetarium, blijft deze voormalige keizerlijke tuin een van de geliefkoosde plekjes voor familie-uitstapjes.

DE TEMPEL VAN DE GROTE KLOK

De Tempel van de Grote Klok (Da Zhong Si) bevindt zich op de weg naar de zoo. Hij werd gebouwd in de 8ste eeuw en onderging inmiddels talloze renovatiewerken. Hij doet al lang geen dienst meer als tempel en herbergt een collectie klokken. De grootste dateert van 1406, is 6,7 meter hoog, weegt 43 ton en men hoort haar - naar het schijnt - in een cirkel van 50 kilometer. Let op dit detail: de Chinese klokken hebben geen klepel. Ze hangen omhoog, maar bewegen niet en worden eerder als een gong bespeeld - men slaat erop met een houten knots.

DE ‘STAD VAN HET ZUIDEN’ EN DE ANTIQUAIRSWIJK

Ten zuiden van het Tiananmenplein bevond zich vroeger de Chinese stad, door een omwalling gescheiden van de Tataarse stad. De Oianmenpoort is hier het enige overblijfsel van. Maar de adelijke Mantsjoes verlieten vaak hun domein: ze mengden zich onder de Chinese bevolking en zochten vermaak in de bordelen en de theehuizen. Vandaag getuigen enkel de hutongs nog van dit levendig stadsgedeelte. Als je de brede boulevards verlaat en de steegjes opzoekt, ontdek je marktjes, restaurants, kruidenierszaken, een barbier... De 'straat van de antiquairs' (Liulichang) werd - voor de toeristen weliswaar - compleet heraangelegd in de stijl van weleer. Maar iets verderop geeft de straat uit op de hutongs, waar jij al snel de attractie wordt...

DE GEZANTSCHAPSWIJK

Ten oosten van het Tiananmenplein strekte zich vroeger de gezantschapswijk uit. Halfweg de 19de eeuw vestigden zich hier ambassades en andere diplomatieke instellingen, die op hun beurt verhuisd zijn naar het noordoosten van de stad, vlakbij het Ritan Park. Vandaag heet 'Legation Street' (Dongjiaominxian Jie). Ze wordt doorkruist door de Taijichang Jie, waar het gebouw van de Franse diplomatieke afvaardiging tegenwoordig het National Guesthouse herbergt. De wijk heeft haar privileges verloren, maar de charme en mooie gebouwen, getuigen van lang vervlogen tijden, bleven bewaard. Op een boogscheut daarvandaan, verrijst, ten noordoosten, het oude observatorium (Guanxiangtai). Je kan er unieke instrumenten die door de astronomen uit de Ming- en Qingperiode gebruikt werden, bewonderen. Enkele ervan werden in de loop van de 17de eeuw ontworpen door een Belgische jezuïet. Een omweg waard, niet?

DE VOGELMARKT

Vlakbij de uitgang van de metrohalte Xizhimen kan je naar deze ietwat aparte markt: je treft er een ruime waaier aan vogels, het populairste huisdier van de Chinezen, of toch alleszins van de oude heren. De Pekinezen trekken er vooral op zondag heen, niet noodzakelijk om een nieuwe huisgezel te kopen, maar om hun vogel 'uit te laten' zodat hij - in zijn kooi weliswaar - kan communiceren met andere gevleugelde vriendjes. De baasjes blijven uren ter plekke en maken van de gelegenheid gebruik om graantjes en ander (niet altijd even appetijtelijk) vogelvoer te kopen. Nog meer niet bepaald aantrekkelijke koopwaar: spinnen, sprinkhanen en andere insecten. Ideetjes genoeg voor een origineel souvenir. Het is eens iets anders dan het traditionele kaligrafiesetje met inktpot, pennetjes en stempel...


BUITEN HET STADSCENTRUM

HET ZOMERPALEIS EN OMGEVING

Het Zomerpaleis (door de Pekinezen Yihe Yuan ofte Tuin van de Harmoniscbe Eenheid genoemd) ligt iets buiten de stad, ten noordwesten. Oorspronkelijk heette het Qing Yi Yuan (De Tuin van het Reine Water). Het werd opgericht in 1750. onder keizer Qian Long, naar aanleiding van de 60ste verjaardag van zijn moeder. In 1860 werd het in brand gestoken door de Britten en de Fransen. maar keizerin Cixi liet het een kwarteeuw later uit zijn as verrijzen en gaf het meteen ook zijn definitieve naam mee. Maar de 'tuin' werd in 1900 opnieuw dool' Enropeanen vernietigd. In 1924 werd hij heraangelegd en deed hij, onder de Chinese Republiek, offideel zijn deuren open voor het grote publiek. Neem je tijd om het Zomerpaleis te bezoeken. In de eerste plaats omdat het park bijna 3km2 groot is, maar ook omdat het talloze tempels. paviljoenen. bruggen, hallen en paleizen telt. Ze liggen verspreid over de hellingen van de Heuvel van het Lange Leven, langs het Kunming-meer, langs kanalen en andere waterplassen die overigens drie vierde van de oppervlakte innemen. Je wandelt door een decor doorspekt met intriges en tirannieke macht. Keizerin Cixi - het historische personage dat het meest zijn stempel drukte op dit domein - transformeerde dit keizerlijk buitenverblijf in een volwaardige residentie. Ze bracht er het grootste deel van haar tijd door. Ze legde de opvolger van haar overleden zoon (diens 4-jarig neefje Guangxu) huisarrest op, zodat ze tot aan haar dood de touwtjes in handen hield. Verstopt achter een kamerscherm fluisterde ze Guangxu in wat hij tegen zijn gasten, die hij in de Hal van de Welgezindheid en het Lange Leven ontving, moest zeggen. Ze liet de ramen van het Yu Lan Tang (Hal van de Jade Golven) dichtmetselen en sloot er de jonge vorst in op. En dit zo lang als nodig was om hem te temmen...

Hij leefde afgezonderd van zjjn vrouwen en concubines, die in het Yi Yun Guan (Hal van de Heerlijke Geur) woonden, halverwege tussen Guangxu's verblijfplaats en Cixïs appartementen. Deze bevinden zich in het Paviljoen van het Lange Leven (Le Shou Tang), waar je onder andere de rijkelijk versierde slaapkamer en de kamer waarin ze over het lot van de natie besliste, aantreft. Als je een idee wiJ hebben van hoe deze meesteres eruit zag, begeeft je dan naar het Huis van de Elegante Bloemen (Qinghuaxan), waar een portret van Cixi prijkt. Een ernstige én flaterende afbeelding, eigenlijk was ze al 71 jaar toen Hubert Vos dit portret schilderde. Naast het hoofdpaleis mag je vooral de het lange wandelpad (Changlang) niet missen: een overdekte galerij van 728 meter, onderverdeeld in vier paviljoenen die elk een seizoen symboliseren en die versierd werden door zo'n 10.000 schilders. Verder loont ook de Wolken Verdrijvende Hal (Pau Yun Dian) de moeite. Het is een van de grootste gebouwen in het park en combineert de grillen van het reliëf met een opmerkelijke symmetrie. Andere bezienswaardigheden: de overdadig versierde toren van de pagode van de Vrolijkheid, de marmeren boot, de Brug van de Jade Gordel, of de brug met 17 bogen (die naar het eiland ten zuiden van het meer leidt), de Suzhou-straat (een kanaal met langs weerszijden 60 paviljoenen die de dames moesten ontspannen en boetiekjes, theehuizen en banken herbergden). Als je een taxi voor een dag gehuurd hebt, maak dan van je bezoek aan Yihe Yuan gebruik om de overblijfselen van het voormalige Zomerhuis te bezoeken. Het werd opgetrokken in de 12de eeuwen in de 18de eeuw naar Europese normen in rococostijl vernieuwd. Tijdens de Opiumoorlog werd het zo goed als volledig vem.ield. Maar hetgeen ervan overblijft (enkele zuilen, een voorgevel. deeltjes van een fontein) is uiterst charmant. De ruïnes worden omgeven door immense tuinen - nog zo'n plekje waar de Pekinezen rust opzoeken tijdens hun familie-uit-stapjes. In de omgeving, op de westelijke heuvels, kan je nog een aantal interessante keizerlijke vakantieoorden bezoeken. Zo bijvoorbeeld de Welriekende Heuvels (Xiangshan) met hun tempels, paviljoenen en andere residenties en waar je via een kabelbaan de indrukwekkende Uitkijkpost van de Wierookbrander bereikt. Tenzij je een wandeling naar de (boeddhistische) Tempel van de Azuurblauwe Wolken (Bi Yun Si) en zijn pagode van de Diamanten Troon (Jingang Baozuo) (in Indische stijl) verkiest. De stoepa's werden opgetrokken op het hoogste platfonn en worden bewaakt door SOS standbeelden van volgelingen van Boeddha. Het panorama verdient op zich al een omweg. Dat kan niet hepaald gezegd worden van het gedenkteken voor Sun Yat Sen, wiens stoffelijk overschot overgebracht werd naar Nanking (en achteraf verast werd). Andere bezienswaardigheid in de omgeving: de Tempel van de Slapende Boeddha (Wofosi). Sinds de 14de eeuw staat er een bronzen (blootvoets) beeld omringd door 12 Luohan (discipelen) en... schoenen (offers van de pelgrims). Het complex telt eigenlijk meerdere gebouwen (waaronder de Trommeltoren en de Klokkentoren) en omvat nog andere Boeddhabeelden omringd door discipelen. Het Pad van de Kerselaren, dat ten oosten van de tempel vertrekt, maakt deze uistap helemaal af met een aangenanle wandeling - zeker in de lente, als de bomen in bloei staan.

DE MING-GRAVEN (MING SHISAN LING)

Dertien van de zestien Mingkeizers lieten zich begraven in een bergvallei - samen met hun vrouwen en concubines, die levend ingemetseld werden, totdat de zesde keizer deze gruwelpraktijken verhood. De huidige site, zo'n vijftig kilometer ten noordwesten van Beijing, omvat twee dergelijke tombes. De andere zijn nog niet helemaal opgegraven, laat staan gerestaureerd. De ‘pailou’ (ere-ingang) van de Grote Rode Poort geeft uit op de Weg van de Ziel, een processieweg die officieel 7km lang is (maar de toeristische versie neemt genoegen met een derde van het traject) en doet dienst als toegangspoort tot de dodenstad, vroeger omringd door een omwalling. De Weg van de Ziel (Shen dao) werd volledig gerestaureerd, van aan het Stèle-paviljoen (Bei Ting) - bovenop een gigantische schildpad - tot aan de Poort van de Draak en de Feniks. Door de tuin loopt een rechtlijnige baan, met aan weerszijden stenen standbeelden van twaalf paar dieren (bestaande of mythische), gevolgd door vier generaals en acht hoogwaardigheidsbekleders. De mooiste tombe (of eerder: de best gerestaureerde) is die van keizer Yongle, in Changling. Hij werd gebouwd volgens de klassieke regels van de geomantiek, t.t.z. in het verlengde van de processieweg. Ook hier volgen de paviljoenen elkaar op. bovenop terrassen, en leiden ze naar het graf van de keizer. Hij ligt begraven onder een enorme (tegenwoordig beboste) grafheuvel. Maar die grafkelder is niet toegankelijk voor het publiek en je zal je dus tevreden moeten stellen met het graf van Dingling om een idee te krijgen van de inwendige structuur ervan. In 1956 ontdekte men er vijf kamers en drie rood gelakte doodskisten. Ze bevatten het stoffelijk overschot van keizer Wanli en zijn twee eerste vrouwen, alsook juwelen, kleding en andere voorwerpen die hen in hun leven na de dood van pas moesten komen. De exemplaren die je hier ziet zijn slechts kopieën. De originelen bevinden zich in het museum van het keizerlijk paleis. Over de dodenstad en de vallen die opgezet werden om eventuele plunderaars te straffen, doen nogal wat verhalen de ronde. Zo zouden de architecten een systeem ontworpen hebben waarbij er zich, bij het openen van de toegangspoort, een dodelijk gas verspreidde. Waar of niet, die geruchten waren alleszins afschrikwekkend. De archeologen die de tombes blootgelegd hebben, vertrouwden het zaakje niet en ze stuurden een voorpost van kippen het graf in. Eenmaal de diertjes heelhuids terugkwamen, durfden de archeologen hen achterna. Op deze pittoreske details na, is een bezoek aan de graven nogal teleurstellend. Vooral als je er rekening mee houdt dat je langs de Chinese muur en in Chengde nog tal van pareltjes te wachten staan…

DE CHINESE MUUR

Over het algemeen wordt gesteld dat de eerste steen van de Chinese muur onder de Qindynastie gelegd werd, nu zo’n 22 eeuwen geleden. Sommigen beweren echter dat deze muren al veel eerder de landgrenzen aanduidden. De immense lange muur is met zijn 6.000 kilometer het enige menselijke bouwwerk dat zichtbaar is van op de maan. Eigenlijk betreft het een verzameling muren die opgericht warden door onafhankelijke staten. Ook zij wilden zich beschermen tegen aanvallen van stammen uit het noorden. Er waren honderdduizenden ‘arbeiders’ en meer dan tien jaar hard labour nodig om de wal aan de oostkust, ten noordoosten van Beijing, te verbinden met het gedeelte nabij Jiayugan, in de Gobiwoestijn. En zeggen dat de Chinese muur nooit zijn verdedegingsrol opgenomen heeft! Het ‘stenen pad’ met zijn duizenden uitkijktorens bleek wel een nuttige verbindingsweg tussen de afgelegen, bergachtige en dus moeilijk bereikbare regio’s van China. De muur werd gedeeltelijk verwaarloosd, maar onder de Ming werd hij gerestaureerd en vervolledigd. Ze introduceerden de bak-stenen muur en betegelden de uitkijkpaden, een gigantische onderneming die meer dan een eeuw duurde om uiteindelijk jaren later opnieuw te verbrokkelen. De stenen werden gebruikt voor de bouw van de huizen. De uitbreiding van de steden, de spoorwegen en het wegennetwerk tastten de muur verder aan. Onder invloed van het toerisme werd de Chinese muur hier en daar opnieuw verstevigd. En ook al blijft er op vele plaatsen niet veel meer over dan een ruïne, de muur doorkruist nog steeds het hele land. Door dat gebrek aan continuïteit is het zo goed als onmogelijk om aan een stuk door over de muur te wandelen – tenzij misschien voor ervaren wandelaars. Maar op minder dan 120 km van Beijing bevindt zich een gerestaureerd gedeelte waar je een paar uur zoet mee bent: stappen, klimmen en andere gymnastiek! Het meest toeristische stukje Chinese muur is dat van Badaling, op ongeveer 70 km ten noordwesten van Peking, niet zo heel ver van de Mingtombes. Tip: betreed de muur niet via de hoofdingang - parkings en ontelbare winkeltjes en fastfoodrestaurants geven hem de allures van een pretpark. Je kan dan ook beter een paar kilometer verder de kabelbaan naar het vertrekpunt nemen. De meeste bezoekers laten zich afschrikken door de prijs, maar op deze manier bereik je de hoogste torens - op zo'n 1000m - en kan je daarna de afdaling te voet aanvatten. Op 90 km ten noordoosten van de hoofdstad ligt het al even populaire deeltje muur van Mutianyu. Het werd gerestaureerd met de bedoeling om de toeristentoeloop naar Badaling een beetje te spreiden. De muur van Simatai daarentegen, heeft zijn authenticiteit beter bewaard. Je hoeft niet te drummen om de 18km zo goed als ononderbroken (maar niet altijd in even goede staat) muur te bestijgen. Op de 135 torens en op de zitjes van de kabelbaan heerst tevens minder drukte. Ook hier bereik je via de kabelbaan de hoogste torens en geniet je van een knap uitzicht op de stenen slang die tussen de bergen kronkelt. Badaling ligt ongeveer halfweg tussen Beijing en Chengde en vormt op die manier de ideale tussenstop op weg naar het voormalige zomervakantieoord van de Qing. Tip voor wandelaars: vlakbij het dorp Huanghua, op zo' n 60 kilometer van Simatai, bevindt zich nog een stukje 'verwilderde muur'. Je hebt niet alleen uitzicht over de omliggende heuvels, maar ook op een groot bekken dat aan de voet van de muur aanvangt en min of meer de weg volgt. Je wandelt van oost naar west en via enkele gehuchtjes bereik je opnieuw Huanghua.


CHENGDE

Iets meer dan 250 km, vier uur rijden of vijf uur treinen scheiden Beijing van Chengde, het Mantsjoe-oord van de Qingdynastie. Ze lieten er, ver van de Chinese muur, de intrigues van Peking en de Europese inmenging, een Zomerpaleis optrekken. De baan ernaartoe vertrekt in het noordoosten van Beijing. Al gauw verandert het droge landschap in een prachtig decor. Hoe verder je je van de hoofdstad verwijdert en hoe korter je bij de Chinese muur komt, des te rijker en heuvelachtiger wordt het landschap. Op het platteland leven de meeste dorpsbewoners van de landbouw. De veeteelt beperkt zich tot het kweken van kippen en eenden. Zuivelboerderijen zijn zeldzaam. Chinezen houden niet van kaas en koemelk – vooral niet van de geur. Ze verkiezen hun plantaardige tegenhangers op basis van soja. Op een zestigtal kilometre van Beijing, vlakbij het Miyunmeer (dat dienst doet als waterreservoir voor de hoofdstad), ontsieren spikssplinternieuwe fabrieken en bedrijven het lanschap. Er worden er steeds meer bijgebouwd en weldra zal men van een ware industriële zone kunnen spreken. Het gaat vooral om bedrijven uit biochemische en hoogtechnologische sectoren en ondernemingen die men – met het oog op de Olympische Spelen van 2008 – uit het centrum van de hoofdstad verwijdert. Peking moet tegen dan een propere, of alleszins een minder vervuilde, stad lijken. Wanneer je Chengde nadert, neemt het aantal serres toe. Onder de grote plastieken zeilen groeien tomaten en tal van andere groenten en fruit. Bergen geven de horizon wat animo. In de lente worden ze bedekt met een waar plantentapijt, in de winter liggen ze er droog en kaal bij. Chengde is een kleine, levendige provinciestad. Ze haalt haar inkomsten vooral uit de industrie en de mijnen. Maar ook het toerisme speelt een steeds grotere rol. Wagons vol steenkool doorkruisen het stadscentrum. Chengde wacht op subsidies om de spoorlijn buiten de stadskern om te leiden en op die manier komaf te maken met het lawaai en de vervuiling die dit transport met zich meebrengt. Bovendien doet de overlast afbreuk aan Chengde’s reputatie van ‘klein Chinees Versailles’. Maar die negatieve indruk vervaagt als je het Zomerpaleis (Bishu Shanzhuang) en enkele van de acht omliggende tempels (Waiba Miao) bezoekt. Vroeger leefde er in elk religieus complex (oorspronkelijk waren er het elf) minstens 300 monniken (in de Kleine Potala woonden er zelfs 800).

Vandaag is enkel de Tempel van de Universele Vrede (ofte Punigtempel of Pu Ning Si) nog actief - er leven een zestigtal Mongoolse lama's. De andere tempels zijn - bij gebrek aan kandidaat-monniken en geld voor restauratiewerken - gesloten of werden omgebouwd tot museum. Maar zelfs op deze vereerde plaats, waar Chinezen zich herbronnen, offers brengen en waarzeggers raadplegen, tiert de handel welig: aan kraampjes worden boeken, prentbriefkaarten, zogezegd oude juwelen en andere souvenirs verkocht. Een autochtone vrouw, gehuld in een kostuum uit de tijd van toen, stelt voor om - tegen betaling - te poseren voor een foto. De tempels zijn echte stadjes in de stad. Ze bevinden zich stuk voor stuk ten noorden en ten oosten van de muur om hel paleis en omvatten meerdere paviljoenen, verhlijfplaatsen voor de monniken. Ze werden op verschillende niveaus (en soms in verschillende architecturale stijlen) gebouwd en vormen een harmonieus geheel met het reliëf. De Tempel van de Universele Vrede herbergt het grootste (22m) standbeeld van Guanyin, de 'godin met de duizend armen en duizend ogen'. Een meesterwerk. Maar de echte parel is de Kleine Potala (Putuo Zongsheng Miao) - dit gebouw is op zich al een reis naar Chengde waard. Het diminutief' klein' houdt enkel verband met het origineel waarnaar het gebouwd werd: de Potala van Lhassa, in Tibet is ongeveer drie keer zo groot. Want op zich is dit kloostercomplex enorm (220 hectaren). De talrijke terrassen richten zich op naar de hemel en worden met elkaar verbonden door esplanades beplant met pijnbomen en acacia's. Aan stalletjes worden de bezoekers drankjes en souvenirs aangeboden. De beklimming van de 300 treden is lang - hier en daar staan bankjes voor een welkome pauze. Wie de moed niet heeft om tot aan het Rode Paleis te stappen, kan beroep doen op dragers: met z' n tweeën brengen ze je schijnbaar zonder enige moeite in een draagstoel naar boven. Ze zijn niet zo talrijk en lossen elkaar onderweg af.

Het Rode Paleis is de ster van de site. De voorgevel is sober maar indrukwekkend en omvat opvallende contrasten. Hij verbergt twee pagodes van negen verdiepingen en een binnenplein waar drie niveaus galerijen een Chinees paviljoen omringen. Van op het hovenste terras is het uitzicht adembenemend: je ziet de weidse omgeving met her en der tempels verspreid tussen de heuvels en de Club Rock, een uitgeholde rots. Het Zomerpaleis van de Qing werd gebouwd tussen 1703 en 1792 en kreeg de naam Bishu Shanzhuang mee (letterlijk betekent dit: bergslot waarin men de zomerhitte ontvluchten kan). Het is de tweede schat van Chengde, is iets minder 'keizerlijk' dan dat van Beijing, maar straalt des te meer charme en rust uit. Het domein wordt omringd door een 10 kilometer lange muur en strekt zich uit over meer dan 570 hectaren. Het telt tientallen paviljoenen die omgebouwd werden tot musea, binnentuinen met de meest poëtische namen, meerdere tempels en pagodes, beboste heuvels, een uitgestrekt park met lange wandelwegen en meren waarop je kan bootjevaren. De Pagode van de Zes Harmoniën is waarschijnlijk een van de mooiste gebouwen van het domein. De negen verdiepingen tellende toren is het enige overblijfsel van de tempel waarin de keizers hun voorouders vereerden. Bovenaan de nogal smalle trap beloont het panorama over het park en de acht tempels je voor de moeite. Het stadscentrum van Chengde heeft niet zo heel veel te bieden. Functionele, betonnen gebouwen bepalen het straatbeeld. Men gaat lustig door met bouwen. De buildings worden steeds hoger en duurder (koopprijs: ongeveer 500 euro/m2). Qua indeling is het in Chengde chaos troef: karaokebars, rustige families, tapijtenverkopers en kantoren - het zijn allemaal huren en ze leven en werken kriskras door elkaar. Te midden van die betonnen omgeving staan marktkraamtjes: groenten, gevogelte, keukengerief, traditionele (en bijna altijd zogezegd wonderlijke) middeltjes, restaurantjes, 'made in China' gadgets enz. Geuren en kleuren vermengen zich. Vlakbij raast het verkeer van auto's en fietsen door. Trek minstens twee dagen uit voor een bezoek aan Chengde. Of meer, als de pracht van dc twee belangrijkste tempels je zin doet krijgen naar nog meer mystick en architecturale schoonheid. In dat geval raden we je een bezoek aan de Tempel van de Gelukzaligheid en van het Lange Leven (Xumi Fushou Miao), de Tempel van de Verre Vrede of die van het 1Universele Vreugde (Pu Le Si) - de enige oostelijk gelegen tempel die toegankelijk is voor het publiek - aan.

Laatst aangepast op woensdag, 07 april 2010 12:06