Naam:
Email:
Artikels


Canada. Het Maritiem Quebec
PDF Afdrukken E-mailadres

REISROUTE

OP ONTDEKKING...

De Route des Navigateurs (of Route 132) start op de zuidelijke oever van de Saint-taurent, ter hoogte van Quebec. Het gehucht La Pacotière, aan het einde van de Bas-Saint-Laurent, markeert dan weer het begin van het "maritiem Quebec". De dorpjes liggen op een afstand van 5 à 10 kilometer en verschillen weinig van elkaar: lieftallige houten huisjes in witte of pastelverf, een paar boerderijen met uitgestrekte grasweilanden, een kerk, een reeks Bed & Breakfast en charmehotels... De weg slingert langs rivieren en kalkrotsen, die soms overgaan in vervaarlijke kliffen. Een eerste halte dringt zich op in Saint-Denis voor een bezoek aan het Maison Chapais. Het huis werd opgericht in 1834 voor een van de Stichters van de Confederatie en werd geklasseerd als historisch nonument. Het is een type-voorbeeld van een burgerwoning uit die tijd en vertoont bijna satirische details over de gebruiken en gewoonten van het huis. Een staaltje van de gelede hiërarchische structuur is de 'trap van de meesters', die verboden was aan slaven en kinderen, of de trap die naar de bovenverdieping en de vriendenkamer leidde, en voorbehouden was aan de +25-jarigen. De kinderen, die genoegen moesten nemen met een piepklein zolderkamertje, waren niet veel beter af dan de slaven, die opeengepakt zaten op zolder en bovendien geplaagd werden door een ondraaglijke hitte, die opsteeg uit een opening in de plankenvloer en de kleine ruimte al snel omvormde tot sauna. Zij moesten zich beredderen met en diensttrap (of eerder een opgekalfaterde ladder), die van de keler opklom tot de zolder en gewrongen zat tussen de muren van het huis en een griezelig tussenschot. Ook de kinderen moesten zich via deze smalle doorgang naar de keuken begeven, waar ze samen met de slaven aten. Het huis telde twee ingangen, één op de verdieping, die uitgaf op de appartementen, en een op het gelijkvloers, die voorbehouden was voor de mannen en het kantoor van de heer des huizes. U vindt er ook nog het bankje, een grote koffer met een koperen deksel, waar een dakloze op doortocht de nacht kon doorbrengen. Om te verhinderen dat parasieten en ander ongedierte het bankje aanvraten, werden de randen ervan ingesmeerd met honing en suikerstroop. Een trucje dat blijkbaar zijn effect niet miste...

Een verdere verkenning van het huis levert meer dergelijke anekdotes over het bourgeois-milieu op. Een paar kilometer verder komt u in Kamarouska, een pittoresk dorpje dat nog hoofdzakelijk van de visvangst leeft. De streekspecialiteit is paling. Vandaar de houten staken in de rivier. Ze ondersteunenen de netten en kooien, die enkel zichtbaar zijn bij laagtij. Een kleinschalige familieonderneming, die al meer dan 30 jaar op paling vist, heeft een ‘interpretatiecentrum' in het leven geroepen, een soort ecomuseum, waar u alles verneemt over deze specifieke en exportgerichte activiteit. Slechts 2% is bestemd voor eigen gebruik. De Canadezen hebben blijkbaar een grondige afkeer voor paling ontwikkeld. Nochtans is gerookte paling een echte delicatesse. Jammer genoeg is deze gezamenlijke aversie voelbaar in de werkgelegenheidssector. Vroeger verdiennen verschillende families hun brood met deze streekgebonden activiteit. Degene die de traditie tot op vandaag voortzetten, zijn genoodzaakt nevenactiviteiten te ontwikkelen om de eindjes aan elkaar te knopen. Bovendien neemt de vermindering van het palingbestand onrustwekkende proporties aan. Er is reeds een aanzet om net zoals bij zalm de paling stroomopwaarts te helpen, maar aangezien de palingvangst weinig lucratief is, blijven deze plannen in projectstadium hangen. Gertrude Madore, zelf ook visser, heeft het interpretatiecentrum opgericht. Ze is de eerste vrouw in Quebec met een toelating voor commerciële visvangst. Om de terugval van de palingvangst op te vangen, heeft ze een oplossing bedacht: zelf overgaan tot palingkweek, door de larven in te planten in een meer. De resultaten zullen pas na een aantal jaren duidelijk worden. Normaal gezien gebeurt de bevruchting immers in de zee waarna de palingen zoetwater opzoeken. Gemiddeld leeft een paling 10 à 20 jaar. Voor de visvangst is hij pas rijp na 5 jaar. Dankzij deze cultuur wordt het visseizoen (dat thans loopt tot de herfst, wanneer de paling de zoutwateren verlaat richting zee) verlengd, waardoor de sector opnieuw zou kunnen opbloeien...

Kamouraska is een heel mooi dorpje waar het aangenaam wandelen is. Vooral bij zonsondergang, als de zon haar gouden stralen laat vallen op de netten die op het droge liggen. Kenmerkend voor deze regio aan de zuidelijke oever van de Saint- Laurent, zijn ook de zoutmoerassen, die men aantreft bij het Parc du Bic of in de baai van Gaspé. Deze groene en slijkerige vlakten vormen een uitstekende voedingsbodem voor talrijke plantensoorten en lokken heel wat vogels. De moerassen bevatten tweemaal meer plantenextracten dan de omliggende velden. Tot in Rivière-du-Loup wisselen velden, weilanden en kleine huisjes elkaar af. In Rivière zelf kan u best het modern centrum vermijden en meteen richting plezierhaven aan de Saint-Laurent rijden. Hier, aan het Parc de la Pointe wisselen mooi geschilderde en fraai gedecoreerde optrekjes in alle mogelijke stijlen elkaar af. De toeristische dienst stelt zoals in vele andere naburige dorpjes een "patrimoniale" wandeling voor. Ter hoogte van het park liggen in de Saint-Laurent verschillende eilanden. Op sommige leven zeehonden en vogels. Ze staan onder hoge bescherming, reden waarom niemand hier aan wal mag. Een ervan is de Pèlerins-eilandengroep. Het île-aux-Lièvres en de drie eilandjes Pot-à-l'Eau-de-Vie zijn privé-eigendommen, verworven door de Société Duvetnor in het belang van het behoud van het historische patrimonium en de unieke fauna.

WALVISSENOBSERVATIE

Het waarnemen van walvissen is eveneens een belangrijke ecotoeristische activiteit van de streek. Kaartjes worden bijna in alle havens tussen Rivière-du-Loup en Trois-Pistoles verkocht. In tegenstelling tot Tadoussac waar de ene operator de andere verdringt, is de walvissenobservatie op deze oever niet uitgegroeid tot een groots opgezette industrie. De laatste tien jaar zijn de walvissen van Saint-Laurent een belangrijke bron van inkomsten geworden (hun aandeel wordt geschat op meer dan 40 miljoen Canadese dollar). Een 300.000-tal toeristen hebben reeds deelgenomen aan deze excursies. Op het Isle-Verte of in Trois-Pistoles zijn de aangeboden diensten iets primitiever gebleven. De Ecumeurs du Saint-Laurent vaart dagelijks uit naar het park aan boord van zijn 'Harfangs'. De excursie is elke dag verschillend, afhankelijk van de riviergetijden en de dieren die boven water komen en door de boot gevolgd worden. Op het programma: de middelgrote vinvis, 18 tot 21 meter lang en 45.000 kilo zwaar, de kleine vinvis, met bescheidenere afmetingen (van 6 tot 9m). Veel frequenter echter is de witte walvis, waar men nog niet zo lang geleden heel intensief op joeg (zo erg dat deze met uitsterven bedreigde vissoort beschermd wordt en slechts vanop grote afstand kan waargenomen worden), en de blauwe walvis, het grootste dier ter wereld en ongetwijfeld de ster van een indrukwekkend spektakel. Deze gigantische walvisachtige, met afmetingen van 26 meter en een gewicht van 80.000 tot 120.000 kilogram kan in het Maritiem Park van Saguenay dagelijks zo maar liefst 3 à 4 ton plankton verorberen!

HET PARC DU BIC

Het Parc du Bic is een van de mooiste sites op de kust van het maritiem Quebec. Het strekt zich over een lengte van 33km2 uit langs de kust tussen Montmagny en Saint-Anne-des-Monts. Net als het Parc Forillon belicht dit park het leven op en onder water. Wat meteen opvalt, is het indrukwekkende en wisselende landschap. De topattractie van het park zijn niet zozeer de walvissen, maar wel de grijze zeehonden. Volgens een legende zou deze betoverende omgeving en haar unieke ligging te danken zijn aan de slordigheid van een gemakzuchtige engel die, verantwoordelijk voor de verdeling van de bergen over de hele planeet, de resterende inhoud van zijn zak uitschudde over deze streek... Het park staat onder het beheer van een privé-orgaan (Sépac, in tegenstelling tot het Parc du Forillon, dat volledig gecontroleerd wordt door de Canadese Nationale Parken en dus door "Rangers", die dezelfde autoriteit hebben als staatsagenten), en is voorlopig nog vrij toegankelijk voor het publiek. Binnenkort zal de inkom, net zoals bij nationale parken, betalend zijn. Wel gratis zijn de activiteitenprogramma's met onder meer de observatie van de fauna, een pluk van weekdieren of wilde vruchten, al dan niet georganiseerde wandel- of fietstochten, conferenties, een mini "pedagogisch" theater, enz. U kunt er zelfs kajakken (betalend), picknicken en kamperen. Gelegen in een mooi natuurlijk kader, vormen de "historische" gebouwen, die gespaard zijn gebleven van de massale onteigening in de jaren '70, een interessante bezienswaardigheid.

Na Rimouski, het kloppend hart van Bas-Saint-Laurent, en ideale uitvalsbasis om te winkelen (in de Rue St-Germain), stappen we even af in Point-au-Père. Dit is onze laatste etappe langs de kust van Bas-Saint-Laurent vóór we een duik nemen in de vier regio's van Gaspésie: de Kust, la Pointe, de "Baie des Chaleurs" en de vallei. Het Musée de la Mer van Pointe-au-Père heeft opnieuw aan belangstelling gewonnen dankzij het overweldigend succes van de "Titanic" , die de nieuwsgierigheid van het publiek voor andere schipbreuken heeft opgewekt. De afloop van de ramp met de Empress of Ireland, in de nacht van 29 mei 1914, was bijna even tragisch. Er vielen 1.012 slachtoffers. Met een omvang van 172 bij 22 meter, kon de Empress 1.536 passagiers vervoeren, waarvan 310 in eerste klasse, 468 in tweede en 758 in derde, zonder de 420 bemanningsleden en de nog eens 130-koppige bezetting in de machinekamer te vergeten. Haar snelheid en comfort waren voor de immigranten uit Ierland een goede reden om voor de Empress te kiezen. De derdeklassers werden er trouwens veel beter behandeld dan op de Titanic. Men ging er immers van uit dat de immigrant van vandaag wel eens de eersteklasreiziger van morgen kon worden. Na de ramp met de Titanic, in april 1912, werden de veiligheidsmaatregelen op alle passagiersschepen verscherpt. De Empress werd uitgerust met 42 reddingssloepen, die een capaciteit van 1.965 personen aankonden en voorzien waren van 2.212 reddingsvesten. In geval van schipbreuk zouden in theorie alle passagiers en bemanningsleden kunnen geëvacueerd worden. De zaken verliepen echter niet zoals gepland. Nochtans had een oefensessie aangetoond dat alle reddingsboten in minder dan 4 minuten te water konden worden gelaten. Door een dikke mist kwam de Empress in aanvaring met een Noors kolenschip op de breedte van Pointe-au-Père, en zonk. Veel te snel echter om alle sloepen op te halen. Slechts 465 mensen (op 1.477, bemanning inbegrepen) werden gered. Zij klommen aan boord van het Noorse schip of van de twee boten die het noodsignaal hadden opgevangen. Eén ervan was reeds ingezet bij de ramp met de Titanic, twee jaar voordien... De tentoonstelling, die de herinnering aan de ramp levendig houdt, is ondergebracht in een loods en op de verdieping van een van de vier gebouwen van het Musée de la Mer. Een interessante videofilm laat de hele tragedie voor uw ogen afspelen en geeft wat meer uitleg over de gevolgen van de ramp. Het scheepswrak, dat echter nooit werd opgelicht, is thans uitgegroeid tot een mythisch duikersoord, dat al heel wat avonturiers en onderzoekers heeft gelokt. De eerste duikers troffen er een honderdtal lijken aan, naast een massa voorwerpen, waarvan enkele naar een museum, dat nog in aanbouw is en bedoeld is als definitieve herdenkingsplaats, zijn verhuisd. Ondanks de nog vrij naakte aanblik loont het Musée de la Mer beslist een bezoekje. U kunt er immers een heleboel informatie bijeensprokkelen over het beroep van loods, bijvoorbeeld, of over de functies van het loodswezen. Pointe-au-Père was immers lange tijd het belangrijkste hulpnavigatiecentrum in Canada.



Laatst aangepast op woensdag, 07 april 2010 12:43