Afdrukken
Tweet

CANADA

HET MARITIEM QUEBEC. Op ontdekking door Bas-Saint-Laurent en Gaspésie, langsheen de “Route des Navigateurs”...

Het Maritiem Quebec, dat Bas-Saint-Laurent en Gaspésie omvat, vormt een wereld op zich. Met landschappen die al het moois van de “Belle Province” verenigen en een bevolking die de Quebecse gastvrijheid alle eer aandoet. Het toeristisch seizoen is in deze streek zeer kort. Het loopt van eind mei tot begin augustus, en valt samen met de grote trek van de walvissen naar de wateren van de Saint-Laurent. Dit deel van Quebec is als het ware een groot natuurreservaat dat zich perfect leent tot het ecotoerisme. Walvissenobservatie, bergtochten, langlaufen, tochten met sneeuwschoenen of sneeuwscooters,... zijn slechts een greep uit een brede waaier aan activiteiten. Wij nemen u graag mee op sleeptouw door dit 100% natuurlijke attractiepark, op slechts 7u vliegen en 5u rijden van ons vlakke land!

GESCHIEDENIS. Een kort overzicht

Dit groot schiereiland, begrensd door de Saint-Laurent en New Brunswick, was vroeger bewoond door de Micmac-indianen. Deze indianen van Algonkin-origine deelden het grondgebied met andere Noord-Amerikaanse stammen en kwedech Irokezen, wat regelmatig tot conflicten leidde. De Micmacs, die hier permanent verbleven, leefden, naargelang het seizoen, van de visvangst en de jacht op kuddes kariboes. Maar aan deze relatieve rust kwam een bruusk einde, toen Jacques Cartier, na een gewaagde overtocht van de Atlantische Oceaan, in 1534 de Saint-Laurent monding bereikte. Op 24 juli plantte hij een kruis in de baai van Gaspé en was de officiële inlijving van de gebieden in naam van de Franse koning een feit. De indianen werden echter meer dan een halve eeuw met rust gelaten door hun bezetters, die andere bekommernissen aan hun hoofd hadden zoals godsdienstoorlogen en de strijd tegen Spanje. Het waren trouwens vissers, afkomstig uit Bretagne en Baskenland die zich als eerste kwamen vestigen in deze provincie, aangetrokken door de kabeljauwbanken. Champlain volgde, stichtte de stad Quebec en richtte een handelspost op, die door een lucratieve pelshandel de verdere kolonisatie stimuleerde. Hij werd op de voet gevolgd door missionarissen die, gedreven door een radicale bekeringszin, de 'wilden' kwamen kerstenen. Het duurde nochtans meer dan een eeuw vooraleer deze eerste vestigingen uitgroeiden tot een volwaardige kolonie. Het barre klimaat en de Engelse overheersingsdrang maakten deze kolonie bovendien weinig populair bij kandidaat-kolonisten. We gaan hier niet dieper in op de strijd tussen Frankrijk en Engeland om de verovering van de Nieuwe Wereld, maar vermelden nog wel even de overwinning van de Engelsen, waardoor factorijen en grootgrondbezit in Britse handen kwamen, De handel spitste zich volledig toe op kabeljauwvangst. Een handvol gewiekste ondernemers, afkomstig uit Jersey, vergaarden een fortuin met de ontginning van gedroogde en gepekelde vis. µ

Een zekere Robin, afkomstig uit Jersey, veroverde zelfs een monopoliepositie, waardoor menig kleine ondernemer de boeken moest neerleggen. De geïsoleerde ligging van het schiereiland, dat men enkel met de boot kon bereiken na het smelten van de sneeuw, betekende bovendien een belemmering in de ontwikkeling van de streek. Pas met de opening van de militaire verbindingsweg tussen Métis (langs de kant van de rivier) en de Baie des Chaleurs (kant van New Brunswick) langs de visrijke vallei van Matapédia, startte een weliswaar nog bescheiden demografische groei. De Micmacs moesten helaas het onderspit delven. Aanzienlijk in aantal teruggelopen, zagen ze hulpeloos toe hoe ze uit hun eigendommen werden ontzet en verbannen werden naar afgebakende zones. De Acadiërs die, na hun gedwongen vertrek uit Acadië (later door de veroveraars omgedoopt tot New-Scotland) , hier in 1755 hun toevlucht hadden gezocht, vestigden zich voornamelijk op de zuidoostkust en langs de Baie des Chaleurs. Ook Loyalisten, die de onafhankelijke Verenigde Staten ontvluchtten, kwamen zich hier vestigen. Ze vermengden zich echter niet met de plaatselijke bevolking, die toen, halfweg de 19de eeuw, amper 10.000 zielen telde. Gaspésie bleef miskend tot aan het industriële tijdperk. De vooruitgang in het transport, te beginnen bij de stoomboot en de spoorwegen, haalde uiteindelijk het schiereiland uit zijn isolement. De handel in kabeljauw, daarentegen, kon de pas niet houden met de toenemende modernisering en geraakte in verval. De smaken (verse of diepgevroren vis hadden voortaan meer succes) en ook de methodes veranderden, waardoor Robin's bedrijven een tweederangsrol kregen toebedeeld. De visvangst werd verscheidener en de landbouw, die tot dan toe verwaarloosbaar was, breidde zich uit naar het binnenland en palmde vooral de oevers van de Saint- Laurent in. Het houthakken trok zagerijen, en later papierverwerkende industrieën aan, waarvan sommige, St-Anne bijvoorbeeld, nog steeds voor de grootste werkgelegenheid in de regio zorgen.

Het bevolkingsaantal steeg pijlsnel, te meer daar Gaspésie niet ontsnapte aan de "wiegenrevolutie", die de Franstaligen aanspoorde 10 à 14 kinderen voort te brengen. Hiermee hoopten ze de Engelsen in aantal te overtreffen en zo hun eigen taal en cultuur op te leggen. Dit initatief kon rekenen op de steun van de Kerk. De alomtegenwoordigheid van kerkjes laat zich tot op vandaag gelden: de meeste (om niet te zeggen meer dan 90%) hebben een verzilverd dak en klokkentoren, die lange tijd in grootsheid gewedijverd hebben met de vuurtorens. Vandaag heeft Gaspésie, met zijn 150.000 inwoners, te kampen met eenzelfde leegloop als de kerken. De sluiting van een aantal fabrieken, de teloorgang van de visvangst, het korte toeristisch seizoen, de aanleg van nationale parken (die een eind maakten aan de bosontginningen en tegelijk ook aan de zagerijen en papierindustrie) hebben de werkgelegendheid aanzienlijk teruggeschroefd. Jongeren die voor hun studies noodgedwongen naar Rimouski, Quebec of Montreal uitweken, keerden maar zelden naar hun geboorteland terug. Gaspésie is dus aan het vergrijzen, en stilletjes aan het leeglopen. Alle hoop is nu gevestigd op het ecotoerisme. In het spoor van de Quebeckenaars, gingen wij op pad door het ongerepte landschap, en, geloof ons, het loont de moeite! De Micmacs vandaag Indianenstammen bevolkten lang vóór de Europeanen het Amerikaans continent. Helaas werd de komst van de kolonisten voor veel van deze volkeren fataal.

De eetste contacten tussen de Micmac-indianen van Gaspésie en de pioniers waren eerder vriendschappelijk en commercieel. Maar deze goede verstandhouding was slechts van korte duur. Want al snel trachtten de pioniers de indianen te onderwerpen. De Engelsen gingen zelfs zo ver om een massale uitroeiing te bekostigen waarbij 10 pond werd uitgeloofd voor elke dode Micmac-indiaan. Na honderd jaar Europese bezetting, was de indianenbevolking herleid tot een klein duizendtal (oorspronkelijk 10.000!). De huidige bevolking telt nog ongeveer 2.200 Micmac-indianen, waarvan de grootste groep zich geconcentreerd heeft in Restigouche (1.500 indianen) en in Maria (500), in de Baie des Chaleurs. Een kleine 200 leven verspreid in de streek van Gaspé. Hoewel hun kledij niets over hun afkomst doet vermoeden, hebben zij hun eigen identiteit weten te bewaren. Deze komt tot uiting in hun tradities, hun activiteiten, die vooral gericht zijn op handwerk (en vooral het vervaardigen van manden), de visvangst en uiteraard in hun uiterlijke trekken. Het Engels, dat hun eertijds was opgelegd door de Britten, is nog steeds de voertaal en ook het beste middel om met de "grote indiaanse natie", verspreid over Canada en de Verenigde Staten, te communiceren. Ze houden hun gebruiken in ere en hebben bet recht verworven hun taal en tradities te onderrichten. De integratie verloopt echter stroef. Waar de blanken de indianen beschuldigen van slechte wil en automarginalisatie, beschouwen de Micmacs zich als slachtoffers van een gedwongen afzondering in moerasgebieden en de daaruit groeiende werkloosheid. Hun Engelstaligheid zorgt trouwens voor een bijkomend probleem. Sinds de botsingen van de jaren '80, waarmee ze in de internationale belangstelling kwamen, beschikken de Micmacs over een eigen politie, die permanent in hun regio patrouilleert. De omgeving wordt namelijk vaak geplaagd door sociale problemen. Criminaliteit, geweld, maar ook georganiseerde maffia-groeperingen zijn een doorn in het oog van de plaatselijke instanties. Anderen beweren dat deze maffiosi een kleine minderheid vormen en "dat men de indianen bijgevolg niet allemaal over dezelfde kam moet scheren" .


REISROUTE

OP ONTDEKKING...

De Route des Navigateurs (of Route 132) start op de zuidelijke oever van de Saint-taurent, ter hoogte van Quebec. Het gehucht La Pacotière, aan het einde van de Bas-Saint-Laurent, markeert dan weer het begin van het "maritiem Quebec". De dorpjes liggen op een afstand van 5 à 10 kilometer en verschillen weinig van elkaar: lieftallige houten huisjes in witte of pastelverf, een paar boerderijen met uitgestrekte grasweilanden, een kerk, een reeks Bed & Breakfast en charmehotels... De weg slingert langs rivieren en kalkrotsen, die soms overgaan in vervaarlijke kliffen. Een eerste halte dringt zich op in Saint-Denis voor een bezoek aan het Maison Chapais. Het huis werd opgericht in 1834 voor een van de Stichters van de Confederatie en werd geklasseerd als historisch nonument. Het is een type-voorbeeld van een burgerwoning uit die tijd en vertoont bijna satirische details over de gebruiken en gewoonten van het huis. Een staaltje van de gelede hiërarchische structuur is de 'trap van de meesters', die verboden was aan slaven en kinderen, of de trap die naar de bovenverdieping en de vriendenkamer leidde, en voorbehouden was aan de +25-jarigen. De kinderen, die genoegen moesten nemen met een piepklein zolderkamertje, waren niet veel beter af dan de slaven, die opeengepakt zaten op zolder en bovendien geplaagd werden door een ondraaglijke hitte, die opsteeg uit een opening in de plankenvloer en de kleine ruimte al snel omvormde tot sauna. Zij moesten zich beredderen met en diensttrap (of eerder een opgekalfaterde ladder), die van de keler opklom tot de zolder en gewrongen zat tussen de muren van het huis en een griezelig tussenschot. Ook de kinderen moesten zich via deze smalle doorgang naar de keuken begeven, waar ze samen met de slaven aten. Het huis telde twee ingangen, één op de verdieping, die uitgaf op de appartementen, en een op het gelijkvloers, die voorbehouden was voor de mannen en het kantoor van de heer des huizes. U vindt er ook nog het bankje, een grote koffer met een koperen deksel, waar een dakloze op doortocht de nacht kon doorbrengen. Om te verhinderen dat parasieten en ander ongedierte het bankje aanvraten, werden de randen ervan ingesmeerd met honing en suikerstroop. Een trucje dat blijkbaar zijn effect niet miste...

Een verdere verkenning van het huis levert meer dergelijke anekdotes over het bourgeois-milieu op. Een paar kilometer verder komt u in Kamarouska, een pittoresk dorpje dat nog hoofdzakelijk van de visvangst leeft. De streekspecialiteit is paling. Vandaar de houten staken in de rivier. Ze ondersteunenen de netten en kooien, die enkel zichtbaar zijn bij laagtij. Een kleinschalige familieonderneming, die al meer dan 30 jaar op paling vist, heeft een ‘interpretatiecentrum' in het leven geroepen, een soort ecomuseum, waar u alles verneemt over deze specifieke en exportgerichte activiteit. Slechts 2% is bestemd voor eigen gebruik. De Canadezen hebben blijkbaar een grondige afkeer voor paling ontwikkeld. Nochtans is gerookte paling een echte delicatesse. Jammer genoeg is deze gezamenlijke aversie voelbaar in de werkgelegenheidssector. Vroeger verdiennen verschillende families hun brood met deze streekgebonden activiteit. Degene die de traditie tot op vandaag voortzetten, zijn genoodzaakt nevenactiviteiten te ontwikkelen om de eindjes aan elkaar te knopen. Bovendien neemt de vermindering van het palingbestand onrustwekkende proporties aan. Er is reeds een aanzet om net zoals bij zalm de paling stroomopwaarts te helpen, maar aangezien de palingvangst weinig lucratief is, blijven deze plannen in projectstadium hangen. Gertrude Madore, zelf ook visser, heeft het interpretatiecentrum opgericht. Ze is de eerste vrouw in Quebec met een toelating voor commerciële visvangst. Om de terugval van de palingvangst op te vangen, heeft ze een oplossing bedacht: zelf overgaan tot palingkweek, door de larven in te planten in een meer. De resultaten zullen pas na een aantal jaren duidelijk worden. Normaal gezien gebeurt de bevruchting immers in de zee waarna de palingen zoetwater opzoeken. Gemiddeld leeft een paling 10 à 20 jaar. Voor de visvangst is hij pas rijp na 5 jaar. Dankzij deze cultuur wordt het visseizoen (dat thans loopt tot de herfst, wanneer de paling de zoutwateren verlaat richting zee) verlengd, waardoor de sector opnieuw zou kunnen opbloeien...

Kamouraska is een heel mooi dorpje waar het aangenaam wandelen is. Vooral bij zonsondergang, als de zon haar gouden stralen laat vallen op de netten die op het droge liggen. Kenmerkend voor deze regio aan de zuidelijke oever van de Saint- Laurent, zijn ook de zoutmoerassen, die men aantreft bij het Parc du Bic of in de baai van Gaspé. Deze groene en slijkerige vlakten vormen een uitstekende voedingsbodem voor talrijke plantensoorten en lokken heel wat vogels. De moerassen bevatten tweemaal meer plantenextracten dan de omliggende velden. Tot in Rivière-du-Loup wisselen velden, weilanden en kleine huisjes elkaar af. In Rivière zelf kan u best het modern centrum vermijden en meteen richting plezierhaven aan de Saint-Laurent rijden. Hier, aan het Parc de la Pointe wisselen mooi geschilderde en fraai gedecoreerde optrekjes in alle mogelijke stijlen elkaar af. De toeristische dienst stelt zoals in vele andere naburige dorpjes een "patrimoniale" wandeling voor. Ter hoogte van het park liggen in de Saint-Laurent verschillende eilanden. Op sommige leven zeehonden en vogels. Ze staan onder hoge bescherming, reden waarom niemand hier aan wal mag. Een ervan is de Pèlerins-eilandengroep. Het île-aux-Lièvres en de drie eilandjes Pot-à-l'Eau-de-Vie zijn privé-eigendommen, verworven door de Société Duvetnor in het belang van het behoud van het historische patrimonium en de unieke fauna.

WALVISSENOBSERVATIE

Het waarnemen van walvissen is eveneens een belangrijke ecotoeristische activiteit van de streek. Kaartjes worden bijna in alle havens tussen Rivière-du-Loup en Trois-Pistoles verkocht. In tegenstelling tot Tadoussac waar de ene operator de andere verdringt, is de walvissenobservatie op deze oever niet uitgegroeid tot een groots opgezette industrie. De laatste tien jaar zijn de walvissen van Saint-Laurent een belangrijke bron van inkomsten geworden (hun aandeel wordt geschat op meer dan 40 miljoen Canadese dollar). Een 300.000-tal toeristen hebben reeds deelgenomen aan deze excursies. Op het Isle-Verte of in Trois-Pistoles zijn de aangeboden diensten iets primitiever gebleven. De Ecumeurs du Saint-Laurent vaart dagelijks uit naar het park aan boord van zijn 'Harfangs'. De excursie is elke dag verschillend, afhankelijk van de riviergetijden en de dieren die boven water komen en door de boot gevolgd worden. Op het programma: de middelgrote vinvis, 18 tot 21 meter lang en 45.000 kilo zwaar, de kleine vinvis, met bescheidenere afmetingen (van 6 tot 9m). Veel frequenter echter is de witte walvis, waar men nog niet zo lang geleden heel intensief op joeg (zo erg dat deze met uitsterven bedreigde vissoort beschermd wordt en slechts vanop grote afstand kan waargenomen worden), en de blauwe walvis, het grootste dier ter wereld en ongetwijfeld de ster van een indrukwekkend spektakel. Deze gigantische walvisachtige, met afmetingen van 26 meter en een gewicht van 80.000 tot 120.000 kilogram kan in het Maritiem Park van Saguenay dagelijks zo maar liefst 3 à 4 ton plankton verorberen!

HET PARC DU BIC

Het Parc du Bic is een van de mooiste sites op de kust van het maritiem Quebec. Het strekt zich over een lengte van 33km2 uit langs de kust tussen Montmagny en Saint-Anne-des-Monts. Net als het Parc Forillon belicht dit park het leven op en onder water. Wat meteen opvalt, is het indrukwekkende en wisselende landschap. De topattractie van het park zijn niet zozeer de walvissen, maar wel de grijze zeehonden. Volgens een legende zou deze betoverende omgeving en haar unieke ligging te danken zijn aan de slordigheid van een gemakzuchtige engel die, verantwoordelijk voor de verdeling van de bergen over de hele planeet, de resterende inhoud van zijn zak uitschudde over deze streek... Het park staat onder het beheer van een privé-orgaan (Sépac, in tegenstelling tot het Parc du Forillon, dat volledig gecontroleerd wordt door de Canadese Nationale Parken en dus door "Rangers", die dezelfde autoriteit hebben als staatsagenten), en is voorlopig nog vrij toegankelijk voor het publiek. Binnenkort zal de inkom, net zoals bij nationale parken, betalend zijn. Wel gratis zijn de activiteitenprogramma's met onder meer de observatie van de fauna, een pluk van weekdieren of wilde vruchten, al dan niet georganiseerde wandel- of fietstochten, conferenties, een mini "pedagogisch" theater, enz. U kunt er zelfs kajakken (betalend), picknicken en kamperen. Gelegen in een mooi natuurlijk kader, vormen de "historische" gebouwen, die gespaard zijn gebleven van de massale onteigening in de jaren '70, een interessante bezienswaardigheid.

Na Rimouski, het kloppend hart van Bas-Saint-Laurent, en ideale uitvalsbasis om te winkelen (in de Rue St-Germain), stappen we even af in Point-au-Père. Dit is onze laatste etappe langs de kust van Bas-Saint-Laurent vóór we een duik nemen in de vier regio's van Gaspésie: de Kust, la Pointe, de "Baie des Chaleurs" en de vallei. Het Musée de la Mer van Pointe-au-Père heeft opnieuw aan belangstelling gewonnen dankzij het overweldigend succes van de "Titanic" , die de nieuwsgierigheid van het publiek voor andere schipbreuken heeft opgewekt. De afloop van de ramp met de Empress of Ireland, in de nacht van 29 mei 1914, was bijna even tragisch. Er vielen 1.012 slachtoffers. Met een omvang van 172 bij 22 meter, kon de Empress 1.536 passagiers vervoeren, waarvan 310 in eerste klasse, 468 in tweede en 758 in derde, zonder de 420 bemanningsleden en de nog eens 130-koppige bezetting in de machinekamer te vergeten. Haar snelheid en comfort waren voor de immigranten uit Ierland een goede reden om voor de Empress te kiezen. De derdeklassers werden er trouwens veel beter behandeld dan op de Titanic. Men ging er immers van uit dat de immigrant van vandaag wel eens de eersteklasreiziger van morgen kon worden. Na de ramp met de Titanic, in april 1912, werden de veiligheidsmaatregelen op alle passagiersschepen verscherpt. De Empress werd uitgerust met 42 reddingssloepen, die een capaciteit van 1.965 personen aankonden en voorzien waren van 2.212 reddingsvesten. In geval van schipbreuk zouden in theorie alle passagiers en bemanningsleden kunnen geëvacueerd worden. De zaken verliepen echter niet zoals gepland. Nochtans had een oefensessie aangetoond dat alle reddingsboten in minder dan 4 minuten te water konden worden gelaten. Door een dikke mist kwam de Empress in aanvaring met een Noors kolenschip op de breedte van Pointe-au-Père, en zonk. Veel te snel echter om alle sloepen op te halen. Slechts 465 mensen (op 1.477, bemanning inbegrepen) werden gered. Zij klommen aan boord van het Noorse schip of van de twee boten die het noodsignaal hadden opgevangen. Eén ervan was reeds ingezet bij de ramp met de Titanic, twee jaar voordien... De tentoonstelling, die de herinnering aan de ramp levendig houdt, is ondergebracht in een loods en op de verdieping van een van de vier gebouwen van het Musée de la Mer. Een interessante videofilm laat de hele tragedie voor uw ogen afspelen en geeft wat meer uitleg over de gevolgen van de ramp. Het scheepswrak, dat echter nooit werd opgelicht, is thans uitgegroeid tot een mythisch duikersoord, dat al heel wat avonturiers en onderzoekers heeft gelokt. De eerste duikers troffen er een honderdtal lijken aan, naast een massa voorwerpen, waarvan enkele naar een museum, dat nog in aanbouw is en bedoeld is als definitieve herdenkingsplaats, zijn verhuisd. Ondanks de nog vrij naakte aanblik loont het Musée de la Mer beslist een bezoekje. U kunt er immers een heleboel informatie bijeensprokkelen over het beroep van loods, bijvoorbeeld, of over de functies van het loodswezen. Pointe-au-Père was immers lange tijd het belangrijkste hulpnavigatiecentrum in Canada.


GASPESIE

DE KUST

Het plaatsje Sainte-Flavie, dat de ingangspoort vormt tot Gaspésie, stelt op zich niet zoveel voor, maar is wel interessant omwille van zijn CISA (Centre d'Interprétation du Saumon atlantique). U leert er onder andere meer over het ontstaan en de ontwikkeling van de "roze vis". Na 2 à 3 jaar in de rivier zoekt de jonge zalm verdere oorden op. Hij onderneemt een 3.000 kilometerslange tocht naar de Atlantische Oceaan, vanwaar hij ongeveer 3 jaar later, in de zomer, terugkeert naar de rivier. Dankzij zijn uitstekend reukorgaan, dat 1000 keer beter ontwikkeld is dan het onze, en de stand van de sterren kan hij zich gemakkelijk oriënteren. Het vrouwtje kiest de paaiplaats uit en graaft het "nest" voor de eitjes. Slechts 3% van de jongen overleeft. De andere worden meegepikt en opgepeuzeld door de roofdieren. Gaspésie alleen al telt 17 zalmrivieren. Een geliefkoosde bestemming dus voor de vissers die zich de toegang tot de Nationale Parken ontzegd zien. Helaas hebben stuwdammen het zalmbestand aanzienlijk ingedijkt. Om aan de situatie te verhelpen, zijn in Canada zes stations gebouwd, waarlangs de zalmen voorbij een dam geloodst worden en opnieuw de rivier in kunnen zwemmen. Tijdens het seizoen, dat loopt van eind juni tot half augustus, organiseert de CISA excursies naar de 'zalmlift' , aan de hydro-elektrische dam van de Métis, waar men elk jaar meer dan 800 zalmen naar boven haalt. De rivier mondt uit in de Saint-Laurent net vóór de Jardin de Métis. De tuinen zijn gelegen rondom de Villa Reford en nemen ongeveer 20% in van het volledige domein dat 90 hectaren groot is. De "villa", die in 1887 tot stand kwam door Lord Mount Stephen, voormalig voorzitter van de Canadian Pacific en groot hengelsportliefhebber, was aanvankelijk een luxueus "visvangstkamp". Toen haar eigenaar echter besloot naar Engeland uit te wijken, kwam het hele terrein in handen van zijn nichtje, Elsie Reford, die een grote passie koesterde voor tuinen. Ze ontwierp prachtige tuinen, die thans tot de mooiste van Canada behoren, en waarvan de lanen, de perkjes en de meer dan 2.000 bloemen- en struikensoorten bewaard zijn gebleven. Het hele project nam meer dan dertig jaar van haar leven in beslag. De villa met 37 kamers en de tuinen werden vervolgens eigendom van haar nu reeds gepcnsioneerde zoon. Tuinieren was helaas niet aan hem besteed en hij verkocht het hele familiebezit. De regering kocht het met het oog op het behoud van het familiedomein, maar al snel bleek het eerder een toeristische voltreffer, met een toeloop van 100.000 bezoekers per jaar. De inkomsten zijn echter nog steeds ontoereikend voor het volledige onderhoud. In 1994 werd het domein opgekocht door een vzw, die wordt beheerd door Alexander Reford, de achterkleinzoon van Elsie. Deze 32-jarige Engelstalige jongeman, aanvankelijk even onhandig in de tuin als zijn overgrootmoeder, verliet de universiteit van Toronto om aan het domein de glorie van weleer terug te geven. En daar is hij aardig in gelukt. Hij trok de grootste landschapsschilders aan en stelde hun werken tentoon in het park, dat tussen mei en oktober open staat voor het publiek. De villa herbergt een museum, een restaurant en een winkeltje. Het huis is sinds 1996 opgenomen op de lijst van historische monumenten en fungeert regelmatig als decor voor culturele evenementen.

De 'Route des Navigateurs' loopt verder in de richting van Matane, waar sparrenbossen en weilanden het landelijk karakter benadrukken. Enkele fraaie houtschuren, de knusse chalets van het Motel Bel Azur aan de waterkant, de Saint-Laurent, die meer dan 40 km de 132 volgt, breken het monotone landschap. De gemeenten liggen er zo goed als verlaten bij. De woningen zijn nog schaars bezaaid. De bevolking vergrijst door een nijpend tekort aan werkgelegenheid. De visvangst kan de plaatselijke economie niet meer op peil houden en ook in de landbouw kunnen de jongeren niet meer aan de slag. Saint-Ulric heeft geen enkele toeristische troef in handen, maar is een staaltje van de eenvoudige charme, die zo typisch is voor de kleine dorpjes in de streek. Matane, op zijn beurt, is een industriestadje met een transporthaven, die voor de grootste werkgelegenheid zorgt, maar tegelijk het landschap verpest. Eens buiten de stad komt u in een oase van rust terecht. De glooiende halfbeboste valleien en bebouwde percelen bieden een verrassend mooi landschap. Boven Sainte-Anne-des-Monts steken de hoge kliffen uit en tekenen zich tegen de horizon lange rotsige bergkammen af. In Sainte-Félicité, loopt de Route des Navigateurs omhoog door het steile beboste Chic-Chocgebergte. Het ‘Réserve Faunique’ van Matane, en het ‘Parc de Conservation’ liggen vlak naast elkaar. Achter de blanke houten huisjes strekt zich, voor zover het oog reikt, een windmolenveld uit. U kunt het domein bezoeken en tegelijk een kijkje nemen in het interpretatiecentrum, dat gewijd is aan de geschiedenis en het dagelijkse leven van Cap-Chat en zijn inwoners, en tevens aan de werking van de windmolens. Opvallend is de windmolen met een verticale as van meer dan 110 meter, de grootste ter wereld. Vanaf Sainte-Anne-des-Monts brengt de Route 299 u tot bij het Parc de la Gaspésie. De Gîte du Mont Albert, op 30 kilometer van Ste-Anne, is een ideaal vertrekpunt voor een bezoek aan de streek of een wandeling in de bergen. De weg erheen slingert zich langs een eindeloos woud met dichte bosjes dennen, espen, en berken. Her en der duikt uit het groene loof een huis op, dat veel weg heeft van een Zwitserse chalet. Aan de ingang van het park komt u in een verrassend nieuw landschap, dat veel gelijkenissen vertoont met de Auvergne-streek. Dit landschap beantwoordt eveneens aan het beeld dat vele mensen van Canada hebben: lage beboste bergen met meren en bergriviertjes...

Wanneer u even halt houdt aan de "Grande Fosse", vindt u al deze natuurlijke ingrediënten bijeengebracht. Een perfecte inleiding op een bezoek aan het park, waarvoor u minstens twee dagen moet uittrekken. Een andere wandeling (niveau 1, gemakkelijk) die wij aanbevelen omwille van het prachtige landschap is het 'Lac des Américains' (ongeveer 3 uur), dat trouwens meestal de cover van de promotiebrochures siert. Een andere, moeilijkere wandeling is die tot aan de top van Mont Albert (1.151 meter). Dit weids plateau, dat zich over 20 km2 uitstrekt, is bezaaid met brede valleien en kommen, waarover u een prachtig uitzicht heeft vanaf de spectaculaire uitkijktoren van Ruisseau du Castor, langs de Route 16. Zelfs als u geen geoefende wandelaar bent, komt u hier beslist aan uw trekken. Naast de drie uitkijkpunten die naast de Route 219 werden ingericht, kunt u via een baantje met de wagen tot bij schitterende hoogtemeren. De musts van deze "gemotoriseerde" wandeling zijn de Grande-Fosse en zijn observatorium voor zalmen, aan de oever van de Sainte-Anne rivier, het Cascapédiameer (heel geschikt voor kanovaren), en vooral het Paulmeer, waar men met wat geluk de Canadese eland tegenkomt. Deze hertachtige kan tot 635 kilogram wegen en om en bij de 2 meter groot worden, gewij niet meegerekend. De levensduur bedraagt ongeveer 20 jaar en de paartijd valt tussen half september en half oktober. Na 240 à 246 wordt het jong geworpen. De Canadese eland is geen vleeseter en voedt zich voornamelijk met waterplanten (wat zijn aanwezigheid in de omgeving van het Paul-meer verklaart). Men treft er soms 4 tot 5 elanden aan, knabbelend aan het loof en de wortels van de waterlelies, de bladeren en twijgjes van de berken, esdoorns, populieren, wilgen en hazelaars, waarvan ze dagelijks 25 kilo kunnen verslinden! In tegenstelling tot de kariboe, is de eland een eenzaam dier, wat de kans om hem op te merken kleiner maakt. Buiten de meren en waterrijke omgevingen, leven ze overal verspreid. In het Parc dc la Gaspésic zijn er een duizendtal genoteerd. Schrik niet als ze plots uit het niets opduiken... U bent gewaarschuwd!

Terug op de Route des Navigateurs, vervolgen we onze weg naar het noorden en La Pointe, tot aan de poorten van het 'Parc Forillon'. Voorbij Sainte-Anne-des-Monts wordt de kust veel wilder. De 312 wringt zich een weg tussen de zee en de steile rotswanden. Elke 6 à 10 kilometer doemt aan de monding van een rivier een klein pittoresk dorpje op. Deze plaatsjes bezitten geen noemenswaardige attracties, buiten misschien een vuurtoren (Le Martre), een migratiekanaal van zalmen (Grand-Sault, aan de uitrit van Madeleine-Centre), en de beeldige St-Maurice-de-l'Echoueriekerk, vanwaar u een onmetelijk uitzicht heeft over de noordelijke oever. U kunt verblijven in B&B of motels voor minder dan €30 (aan de uitrit van Rivière-à-Claude, langs het strand van Mont-Louis, bij de ingang van het Madeleine-Centre, net vóór Grande Vallée, in Pointe-à-la-Frégate, enz.). Tussen twee indrukwekkende gebergtes ligt de baai van Mont-St-Pierre met een mooi kiezelstrand. Andere mooie badplaatsen zijn Mont-Louis, Gros-Morne, Manche-d'épée, Madeleine-Centre of Rivière-la-Madeleine. Een 15-tal kilometer vóór Anse-à-Valleau, ligt een schitterend plekje aan de voet van een reusachtig rotsgebergte. Een ideale plek om uw camera's boven te halen! De Route des Navigateurs loopt er uit in een beboste vallei, die ze volgt tot in het volgende kustdorpje en, verder, tot in het 'Parc Forillon'. De route die u rond de Pointe leidt, is langer, maar beslist de mooiste.

PARC FORILLON

In tegenstelling tot de voorgaande parken,valt het Parc Forillon niet onder de bevoegdheid van Sépaq, maar behoort het tot de Nationale Parken Van Canada. Beperk uw snelheid en leef de voorschriften na, want de "Rangers" schrijven heel gemakkelijk boetes uit. Net zoals he Parc du Bic, is Forillon een zeeparadijs. Het landschap biedt weliswaar een totaal nieuw aanblik: hoge, gekartelde kliffen met aan de voet enkele kreken en kiezelstranden. Forillon is duidelijk het rijk van het ecotoerisme. De wandelingen leiden langs duizelingwekkende kliffen. U ontsnapt echter niet aan een aantal stevige klimpartijen. Het 'Internationaal pad' van de Appalachen' (SIA) loopt trouwens ten eindc aan de Cap-Gaspé. Het project werd in 1996 opgevat door een jonge Amerikaan, afkomstig uit Key West, in Florida. Het pad is ongeveer 1000 kilometer lang en doorkruist, vertrekkend vanuit Mont Katadhin, in Maine (en niet aan de andere kant van de Appalachen, in Alabama), New Brunswick, de Matapéddia-vallei, het reservaat van Matane, en tenslotte het regionaal park van Gaspésie. Twee andere wandelpaden (waaronder de indrukwekkende tocht langs de bergkam) doorkruisen eveneens het park van west naar oost over een afstand van 45 kilometer. Met een beetje geluk ontwaart u Canadese elanden of zelfs zwarte beren. Toegankelijk voor iedereen is het 13 kilometerslange pad van het schiereiland dat tevens het meest spectaculaire is. Een korte wandeling brengt u aan de voet van een waterval, waar het water vanop 17 meter hoogte naar beneden klotst (1 km, gemakkelijk niveau), of voert u langs het kiezelstrand van Fruing en de meeste historische gebouwen ("Tournée dans les parages", 3 km, gemakkelijk niveau). Andere tochten leiden u naar het observatorium van Mont-Saint-Alban (ongeveer 9 km, gemiddelde moeilijkheidsgraad), of in de richting van Cap-Gaspé, waar u zeehonden en soms ook walvissen kunt observeren ("Les Graves”, 7,8 km, middelmatig niveau). Andere activiteiten die het park aanbiedt, zijn fietstochten, wandelingen te paard, een ontdekkingscruise aan boord van de Félix-Leclerc, een walvisvaart, diepzeeduiken en kajakken op zee. Van eind juni tot eind augustus organiseert het ontvangst- en interpretatiecentrum gratis conferenties en andere pedagogische spreekbeurten, soms ook met toetsing op het terrein. Van ontzettend groot belang in het park zijn de twee historische gebouwen van Grande-Grave, die ooit toebehoorden aan het Magasin Hyman, een bedrijf dat vroeger het monopolie bezat over de gedroogde zoute zalm, die ter plaatse gevist en behandeld werd. De winkel op het gelijkvloers van de residentie van de "baas" werd gereconstrueerd en is zowel interessant als pittoresk. Iets verder illustreert een klein huisje, dat de Anse Blanchette overschouwt, het dagelijks leven van een van de weinige onafhankelijke vissers, die erin geslaagd waren te ontsnappen aan de voogdij van Hyman. Animatoren ontvangen er u met open armen voor een interactief bezoek aan een van de mooiste natuurlijke decors van Gaspésie. Andere bezienswaardigheid in Forillon is het Fort Péninsule, met zijn lang betonnen loopgraf en zijn twee kanonnen, die sinds de Tweede Wereldoorlog gericht zijn op de baai van Gaspé, en het langgerekte schiereiland van Penouille, met zijn uitnodigend strand en uitgestrekte zandduinen aan het warme water, waar u tot eind augsutus kunt baden (al veel frisser dan hier...)

PERCE EN HET 'PARC DE L'ÎLE DE BONAVENTURE'

Aan de uitgang van het 'Parc Forillon', vervoegt de Route des Navigateurs het dorpje Gaspé, genesteld in de gelijknamige lange baai. Gaspé is een sympathiek gehucht, dat vroeger zijn faam te danken had aan de economisch welvarende kabeljauwvangst. Het visbestand is thans zeer sterk uitgedund en de enkele vissers die u er nog aantreft, vissen voortaan op krab. Het stilvallen van de vishandel is enerzijds te wijten aan de smeltende sneeuw die van de gletsjer naar beneden schoof en het water afkoelde, en anderzijds aan de intensieve visvangst. Gaspé leeft tegenwoordig voornamelijk van industrie, maar enkele fabrieken hebben reeds hun deuren moeten sluiten. De werkloosheid stijgt en de jongeren, die hun studies vervolmaken in Rimouski, Montréal of Quebec keren maar zelden terug. Net zoals in Sainte-Anne-des-Monts en in andere Gaspesiaanse gemeenten, is de bevolking vergrijsd en conservatief. In Gaspé snijdt een "snelweg" het schiereiland ten zuiden van de baai. De Route des Navigateurs volgt de oevers en doorkruist een taïga-landschap, waar bossen dennen, espen en papierberken elkaar afwisselen. Fabuleus is het uitzicht over de baai van Percé. In Belle-Anse, waar houten huisjes verspreid langs de oever staan, is de Rocher Percé het visitekaartje van de streek. Eenzelfde rotsformatie vindt u terug in Barachois of Bridgeville. De grootste bron van inkomsten in Percé is het toerisme: herbergen, motels, restaurants en souvenirwinkeltjes verdringen elkaar langs de Route 132 tot aan de kliffen, tegenover het Bonaventure-eiland en de Rocher Percé, die u bij laag water te voet kunt bereiken. Tussen juni en september viert Percé zijn hoogseizoen met jaarlijks meer dan 200.000 bezoekers. Grootste trekpleister is de kolonie jan-van-genten, die zich komen nestelen op de kliffen, ten noorden van het Bonaventure-eiland. Vanaf de haven vertrekken boten voor één uur-durende rondvaarten om het eiland. In oktober keert de rust terug. Vanaf dan is er geen vogel meer te bespeuren en vallen alle activiteiten stil. Het dorpje lijkt in een diepe winterslaap gedommeld. Het nationaal park en de meeste herbergen sluiten in die periode hun deuren. Buiten de historische gebouwen, telt Percé nog 29 andere geklasseerde monumenten. Ideaal vertrektpunt voor een ontdekking door het architecturaal erfgoed is het Musée Le Chafaud, op een boogscheut van de kade. Het plaatsje is overigens een lieftallig badoord met mooie stranden, die zich vanaf het centrum uitstrekken naar het noorden en het zuiden (Cap d'Espoir). Het harde beroep van "beheerder"...

Het museum van het Bonaventure-eiland is beslist een bezoek waard. De 'Vereniging van David Le Boutillier', een maatschappij uit Jersey gespecialiseerd in de handel van gedroogde vis, richtte in 1845 het woonhuis op. Het werd bewoond door de beheerder van de maatschappij. Als enige op het eiland vermengt deze woning op meesterlijke wijze Quebecse en Anglo-Normandische stijlen en heeft het de architecturale accenten van de verschillende eigenaars weten bewaren. Het leven van de bewoner was echter niet zo rooskleurig. Om tot directeur benoemd te worden, moest men ongehuwd, protestants en afkomstig uit Jersey zijn. Men moest ook de verschillende treden op de sociale ladder doorlopen hebben. Want de functie van directeur was zeer veelzijdig: hij stond in voor administratie, boekhouding, personeelsmanagement, de 'General Store' en de opvolging van een vernuftig leningsysteem dat hem geen windeieren legde. De eigenaar was verbolgen over zijn leven tussen de bedienden en vrachten kabeljauw die op de kiezelstranden te drogen lagen, en over het feit dat hij zich tweejaarlijks naar Jersey moest begeven om rekenschap af te leggen aan de eigenaars. Nochtans hadden laatstgenoemde hun eigen filiaal in Paspébiac, het zenuwecentrum van de kabeljauwhandel in Quebec. De maatschappij verbleef 84 jaar op het eiland. Door de daling van de marktprijzen, de massale uittocht van de jongeren en bijgevolg van mankracht, het gebrek aan modernisering en vooral het bankroet van de filialen in Jersey in het begin van de 20de eeuw, was de vereniging ten dode opgeschreven.

Na een bloeiperiode van 1850 tot 1870, werd de vereniging verkocht aan een Quebecse handelaar die in 1926, bij gebrek aan middelen, het hoofd niet boven water kon houden. Het huis kwam tenslotte voor 100$ toe aan Arthur Manger. Hij liet het ombouwen tot familiewoning en ontving een aantal bezoekers, waaraan hij kamers verhuurde, zonder te beseffen dat hij zo het toerisme in de streek op gang bracht. De jan-van-gent De jan-van-gent (Morus of Sula bassanus) is uiteraard niet de enige seizoenvogel die Bonaventure bevolkt, maar wel de vogel waarvan de kolonie het sterkst is toegenomen, sinds de oprichting, van dit vogelreservaat in 1919. Eind maart verlaat de jan-van-gent de zuidoostkust van de Verenigde Staten om over te vliegen naar de eilanden en dé gotf van Saint-Laurent. Van 8000 in 1914 is hun aantal opgelopen tot 70.000 in 1999. Het is een lust om ze op de kliffen te zien samenzwermen en hun gekibbel en speelsheid gade te slaan. De jan-van-gent is een grote en fraaie watervogel. Op volwassen leeftijd weegt hij om en bij de 3 kilo en hebben zijn vleugels een spanwijdte van bijna twee meter. Zij gevederte is maagdelijk wit, met een spikkeltje zwart op de vleugel. De kop en hals zijn saffraangeel. De jongen worden geboren met wit en bruin gespikkelde veren. Pas na 5 à 6 jaar krijgt hun maijtel een egalere witte kleur. De broedtijd loopt van eind mei tot begin juli. Het rudimentaire nest wordt een vaste familiestek en elk jaar opnieuw zoekt het vogelkoppel hetzelfde nest op. Op de begane grond voelt de jan-van-gent zich niet echt op zijn gemak en beweegt hij zich aan een kwakkelend gangetje voort. Maar, eenmaal in de lucht, schijnt hij met het grootste gemak lange afstanden af te leggen en haasje-over te spelen met de golven. Ook toont hij zich een meester in het vangen van vis. Eerst zweeft hij een tijdje boven de golven, op zo'n 18 à 30 meter hoogte. In een verticale vlucht duikt hij plots met de vleugels half ingetrokken en aan een razende snelheid ‘onder’ zijn prooi, pikt met zijn snavel naar de vis en verschijnt, geholpen door de zwemvliezen aan zijn poten, opnieuw aan het wateroppervlak. De luchtzakjes onder de huid van de hals en de vleugels dempen de schok bij de harde landing in het water. Maar het kan ook anders. Wanneer de vissen aan de oppervlakte drijven, vangt de jan-van-gent ze in zijn vlucht zonder zich al te nat te maken...

 • DE 'BAIE DES CHALEURS'

Voorbij Percé wordt het landschap minder fraai. Verzorgde grasvelden met her en der enkele bungalows reiken tot aan de kliffen: een groen lappendeken van velden wisselt af met meren, braakliggende gronden en bossen; in Port-Daniel werd een 'faunareservaat' opgericht. De weg dringt door tot de Baie des Chaleurs met als eerste noemenswaardige halte Paspébiac, het voormalige zenuwcentrum van de kabeljauwhandel. Hier moet u de weg verlaten en afdalen tot aan het water en de lange zandbank, waar de maatschappijen uit Jersey, Robin en Le Boutillier, hun visserscentrum neerplantten. Meer dan de moeite loont de historische site Banc-de-Paspébiac. In een geheel van 11 prachtig gerestaureerde gebouwen wordt door gidsen-animatoren het werk in de fabrieken van vorige eeuw opnieuw tot leven gebracht. De Baie des Chaleurs was de eerste vestigingsplaats van de Acadiërs na de Grote Verstoring van de 18e eeuw. Daarnaast telt de baai een aantal Engelstalige gemeenschappen, erfgenamen van de Loyalisten, die op de vlucht waren voor de Amerikaanse Revolutie. New Carlisle bijvoorbeeld telt, net zoals Paspébiac, heel wat fraaie woningen. Komisch detail: de brandkranen zijn verfraaid met soldaatjes zoals Porcinet, Winnie the Pooh en andere "cartoon"helden... Twintig kilometer verderop ligt het historische en ecotoeristische plaatsje Bonaventure. In het Bioparc de Gaspésie kunt u kennismaken met de belangrijkste vertegenwoordigers van de Gaspesiaanse fauna, waaronder de kariboes, die enkel voorkomen in de toendra op de toppen van het Chic-Chocgebergte. Andere lokale attractie is het ‘Musée acadien du Quebec’, dat aan de hand van een didactische tentoonstelling de lange zwerftocht van de Acadiërs langs de westkust van de Verenigde Staten tot in Louisiana verhaalt, zonder de kleine minderheid die zich in Venezuela of Honduras kwam vestigen, te vergeten. Van eind juni tot half augustus, is zijn esplanade het decor voor gratis concerten en dansvoorstellingen.

Op weg naar de Vallei van Matapedia, de laatste van de 4 Gaspesiaanse regio's die wordt doorkruist door de Route des Navigateurs, lassen we nog 3 tussenstops in: in Maria, een van de twee Micmac-reservaten van Gaspésie, in Carleton, een andere Acadische thuisbasis, die op zijn beurt omgevormd is tot badplaats en in het hoogseizoen overspoeld wordt door toeristen, en in het dichtbeboste Miguasha. Buiten de coöperatieve vereniging die duidelijk zichtbaar is vanop de weg en een verzameling indiaanse voorwerpen presenteert, en de kerk in de vorm van een reusachtige wigwam, is er niets dat erop wijst dat we hier op Micmac-grondgebied vertoeven (hun grondgebied beperkt zich tot het oosten van de stad, aan de monding van de rivier). In feite vormt deze kerk de enige noemenswaardige bezienswaardigheid in Maria. Uiteindelijk vraagt men zich af wie nu de grootste belangstelling wekt: de indiaan of de toerist? Om meer te weten te komen over de indiaanse cultuur en tradities, moet u wachten tot in Ristigouche, een 70-tal kilometer verderop. Het Parc de Miguasha staat volledig los van de natuurreservaten, die we reeds bezocht hebben, ook al behoort het tot het netwerk van Quebecse parken. Dit park is volledig gewijd aan de geologische geschiedenis van de streek, en meer bepaald aan de vele fossielen, die hier ontdekt werden. In totaal werden hier 23 soorten vissen, 4 soorten ongewervelden, 9 plantensoorten en een 66-tal soorten kiemcellen gevonden. Tijdens een geleid bezoek kunt u even rondneuzen in de tentoonstellingszaal en de laboratoria, en kunt u op het strand meer vernemen over de verschillende opgravingstechnieken. De Route des Navigateurs dringt vervolgens het mondingsgebied van de Matapédia binnen. Een paar kilometer voorbij Pointe-à-la-Croix, waar de weg versmalt, is er duidelijk een omslag in het landschap te bespeuren. Lieftallige groene eilandjes liggen verspreid in de wateren aan weerszijden van de oever tegen de achtergrond van bosrijke heuvels. Pal tegenover het park ligt New Brunswick. Als men hier het water oversteekt, verlaat men dus Quebec. In Ristigouche leeft naast het Fort de Listuguj een andere indiaanse gemeenschap. Het gebouw herbergt een soort 'interpretatiecentrum', dat aandacht besteedt aan de levenswijze en tradities van de Micmacs. Op een interactieve manier en in het bijzijn van gidsen-animatoren, die voor de gelegenheid in typische kostuums zijn uitgedost, verneemt u meer over de levendige geschiedenis en cultuur. Op aanvraag kunt u zelfs logeren in een wigwam!

DE VALLEI

De 132 verlaat wat verder New Brunswick en vervoegt de oevers van de Saint-Laurent. Zij slingert zich verder langs de vallei en de zalmrijke Matapédiarivier. De visvangst is trouwens de grootste aantrekkingspool voor de bezoekers. Maar ook het magnifieke frisgroene landschap, dat de streek tot in Causapscal domineert, is zeer aanlokkelijk. Causapscal, dat zich midden in een dicht woud bevindt, is een sympathiek gehucht, gelegen tegen een heuvelflank op de kruising van twee rivieren (Matapédia en Causapscal). Het is bovendien een populair visserscentrum. Getuige hiervan is onder andere de historische site van Matamajaw, genesteld aan de rand van de rivier die het dorpje doorkruist. De plaatselijke "ster" is niet Richard Adams, die al twee generaties lang een grote bekende is in het vissersmilieu en van wie een beeld prijkt in het museum, maar wel de zalm. Precies omwille van deze prestigieuze vis werd dit oude vissers"kamp", of eerder select "clubje" opgericht. De inrichting heeft inderdaad meer weg van een 5-sterrenhotel dan van een bivak: overdekte veranda's, parket, een uniek uitzicht op de Matapédia, gelakt houtwerk, een indrukwekkende schouw (geschonken door een koninklijke prinses en "geleverd" uit Engeland), zilveren bestek gedekt op een acajouhoutentafel,...

Voor een zeer fortuinlijk Amerikaans publiek was een bijdrage van liefst 4.000$ een peulschil natuurlijk! Zonder het zelf goed te beseffen, gaven deze rijkelui de economische (en later demografische) ontwikkeling een nieuwe impuls. De grootste bron van inkomsten in deze streek bestaat tegenwoordig nog steeds uit dit soort zomertoerisme, dat in de winter plaats maakt voor langlauf, sneeuwscooteren en trektochten met sneeuwschoenen. In het hoogseizoen kunt u vanop een hangbrug de vissers observeren, die het voortaan moeten stellen met 'gewone' herbergen. We passeren een of twee overdekte bruggen en komen toe in agrarisch gebied. Voorbij Amqui maken de velden plaats voor uitgestrekte wouden. In de winter is deze vallei een uitgelezen skigebied. De skipistes behoren omwille van hun uitstekende sneeuwkwaliteit tot de beste van Gaspésie. Op ongeveer 15 kilometer daarvandaan ligt het belangrijkste skistation van het maritiem Quebec: het regionaal park Val-d'Irène. In de zomer valt er naast zeilen en kanovaren niet veel te beleven. De rondrit in Gaspésie, die iets meer dan 900 kilometer bedraagt, eindigt bij Saint-Joli, aan de oever van de Saint-Laurent. U kunt de Route des Navigateurs vervolgen tot in Rivière-du-Loup, in Bas-Saint-Laurent, en Quebec. Goede reis!


PRAKTISCHE INFO

FORMALITEITEN

Een geldig paspoort (minimum 3 maanden). Om een auto te huren, volstaat een nationaal rijsbewijs. Vergeet ook uw kredietkaart niet. Voorzie een taks te betalen aan de luchthaven vóór uw vertrek.

WANEER? .

Hotels en activiteiten kunt u enkel boeken tussen mei (soms juni) en half oktober (sommige stoppen, bij gebrek aan klanten, hun activiteiten reeds eind augustus). Het hoogseizoen situeert zich in juli (en soms nog in de eerste week van augustus), de warmste en tegelijk de drukste maand. In de winter zijn, omwille van het sneeuwtoerisme, enkele herbergen open, maar ze zijn schaars. De plaatselijke toerismekantoren kunnen u een adressenlijst bezorgen.

ZICH VERPLAATSEN

Naast bus of trein, is de wagen het beste middel om een tocht te maken langs de Route des Navigateurs en halt te houden in de natuurparken. Voor een huurwagen kunt u terecht in de luchthaven van Montréal zelf. U kunt ook een wagen reserveren vanuit België, wat soms voordeliger uitkomt.

WAAR LOGEREN?

Het Maritiem Quebec telt een ongelooflijk aantal herbergen, B&B, ‘gîtes’, motels en hotels, zonder de jeugdherbergen en de vele campings te vergeten. De prijzen vallen bovendien goedkoper uit dan in Europa en de prijs voor een comfortabele herberg bedraagt maximum 150$ (ongeveer 100€) voor twee personen, taksen inbegrepen.

• Campings: Alle natuurparken, vermeld in dit dossier, hebben speciale voorzieningen voor kampeerders. De campings zijn in het algemeen goed gelegen en vrij groot. Vooral in het 'Parc Forillon' is dit het geval: iedere kampeerder beschikt over een eigen afgebakend terrein. De camping is zo goed als verlaten vanaf half augustus, maar in juli is het drummen voor een plaatsje. Voor die maand is het dus aangeraden te reserveren. Een greep uit de mooiste plekjes: - Parc du Bic: www.sepac.com OF parcdubic.com - Parc de la Gaspésie: www.sepac.com - Parc Forillon: www.pc.gc.ca/pn-np/qc/forillon - Percé: www.rocherperce.qc.ca

• “Gîtes du Passant”: In een gîte krijgt u een gastenkamer en ontbijt bij de bewoner. www.giteetaubergedupassant.com/gites_bed_breakfasts_auberges_hebergement_gaspesie.html

•Herbergen, motels, hotels: Kamouraska -Auberge sur mer (ND du Portage, 363 Route du Fleuve). Tel: 001-418-862-0642. -Auberge Foin de Mer (vanaf 95 CA$ voor 2 pers.). www.aubergefoindemer.com -Auberge La Solaillerie (112, Route 132, St-André de Kamouraska). Vanaf 80-115 CA$ voor 2 pers. Tel: 001-418-493-2914. www.aubergedelasolaillerie.com -Domaine seigneurial Taché (4, avenue Morel, Katnouraska). Tel: 001-418-492-3768. www.kamouraska.ca -Auberge Les Aboiteaux (‘Gîte du Passant’, 280 Route 132, à St-André de Kamouraska). Vanaf 104 CA$ (taksen inbegrepen). Tel: 493-2495. www.aubergedesaboiteaux.com Rivière-du-Loup/ Ile-aux-Lièvres en Iles du Pot-à-I'eau-de-vie: Société Duvetnor: tel: 001-418-867-1660. www.duvetnor.com Vertrek: marina van Rivièredu-Loup. Stelt unieke verblijven voor (vernoemd in het artikel) op het île-aux-Lièvres, een 13 km lang eiland. Een paradijs voor wandelaars en ornithologen: camping (minimum 2 en maximum 4 dagen), verhuur van een chalet (voor 2 à 6 personen, van 2 dagen tot een week) of van een paviljoen met 3 kamers (7 tot 12 personen. Min. 2 dagen). Nog exclusiever: overnachting in een historische vuurtoren op het île-au-Phare (max: 3x2 personen), gastronomisch diner inbegrepen. Vanaf 200$ per pers.

• Parc du Bic -Auberge de Mange-Grenouille (148, rue Sainte-Cécile, Le Bic. Tel: 001-418-736-5656. Open van 1 mei tot oktober. Deze charmante herberg is beslist het beste adres in de streek, zowel voor haar mooie kamers als voor haar gastronomische en originele keuken. Prijs: 75 tot 160$ (voor 2 personen), afhankelijk van de kamer, ontbijt en taksen inbegrepen. www.aubergedumangegrenouille.qc.ca

• Parc de la Gaspésie - Herberg ‘Le Gîte du Mont-Albert’ Tel: 001-418-763-2288. Prijs: vanaf 123$ per kamer/chalet/per nacht + taksen. www.sepaq.com www.info-gaspesie.com/villa... -Chalets (4 in totaal) van het Cascapédia-meer: Tel: 001-418-763-5435. Dit e-mailadres is beschermd tegen spambots. U heeft Javascript nodig om het te kunnen zien.

• Forillon .Hotel-motel Le pharillon (net vóór de noordelijke ingang van het park): 1293, bld Cap-des-Rosiers. Tel: 001-418-892-5200. (40-85$). E-mail: Dit e-mailadres is beschermd tegen spambots. U heeft Javascript nodig om het te kunnen zien. Percé . La Normandie (3* met standing, met zicht op zee): 221, Route 132. Tel: 001-418-782-2112. (vanaf 89$ + taksen). www.normandieperce.com . Herberg Les Trois Soeurs (motel-hotel 3* standing, met zicht op zee): 77, Route 132. Tel: 001-418-782-2183. www.gaspesie.com/les3soeurs . Motel Le Mirage (3* met zicht op de Rocher): tel: 001-418-782-5151. www.hotellemirage.com . Motel L'Eglantier (tegenover de Rocher): 193 Route 132 Ouest. Tel: 001-418-782-2606. www.aubergelatablearoland.com . Au Pic de l'Aurore (in de hoogte gebouwd, schitterend uitzicht over Percé, de Rocher en het Bonaventure-eiland): 1, Route 132 Ouest. Tel: 001-782-2166. Vanaf 55$ per kamer of chalet voor 2 personen). www.percechalet.com . Fleur de Lys: 248, Route 132, tel: 001-782-5380. (Vanaf 60$). www.gaspesie.com/fleurdelys Zie ook: www.rocherperce.com

• Bonaventure -Riotel Château Blanc: 98 avenue Port-Royal (R 132). Tel: 001-418-5343 36. www.riotel.com

• Causapscal (Vallei van Matapédia) -La Coulée Douce (21, rue Boudreau): deze charme-herberg, die boven de Matapédia-rivier ligt en uitkijkt over de historische site van Matamajaw, is vast en zeker de nummer 1 in de streek. Ze is vooral befaamd voor haar keuken en het warme onthaal. Naast tennis (in de zomer) en visvangst, is de herberg eveneens een ideaal verblijfsoord voor de skiërs en de scooters, die hier in de winter langskomen. Vanaf 68$/kamer (2 pers.) en vanaf 129$/chalet. Tel: 001-418-756-5270. www.lacouleedouce.com

GEZONDHEID

Verzorging en andere medische kosten zijn even duur als in de Verenigde Staten. Voorzie dus een bijstandsverzekering, met een voldoende medische dekking. Qua preventie hoeft u niets te vrezen. Behoed u alleen voor muggenbeten...

MONEY, MONEY...

De nationale munteenheid is de Canadese dollar (CAN$ of eenvoudigweg $), waarvan de waarde schommelt rond de 0,65€. Het leven is er goedkoper dan in België (benzine, restaurants, hotels), te meer daar de taksen U na thuiskomst terugbetaald worden (behalve voor restaurants en hotels). Houd uw aankoopbewijzen zorgvuldig bij en voeg ze bij het document dat u in de luchthavens vindt.

TELEFONEREN .

In het Maritiem Quebec : 001-418 + het zonenummer (3 cijfers) + het oproep nummer van uw correspondent (4 cijfers). . In België: 011-32 + zonaal nummer, zonder "0" + oproepnummer van uw correspondent.

DE BESTE SMULADRESJES

In de meeste restaurants wordt u een 4-of 5-gangenmenu aangeboden dat tienmaal beter smaakt dan de "poutine" (frieten met barbecue-saus en gesmolten kaas), hapjes, "cantines" (kleine snacks) of de huisgemaakte "paté chinois" (vleesgratin met maispurée). De prijs varieert in functie van de hoofdschotel, tussen 20$ en 50$, in de goede restaurants (taksen en bediening, ongeveer 30%, niet meegerekend). Hieronder volgt een lijst van de gerenommeerde restaurants in de streek, meestal ondergebracht in charmante oude herbergen. (Adressen en tel: zie "Waar logeren?"): Bas-St-Laurent: .Herberg La Solaillerie, in St-André de Kamouraska (Route 132). .Auberge du Mange-Grenouille, in Bic. Gaspésie: .Gîte du Mont-Albert, Route 299 (Parc de la Gaspésie) .La Maison du Pêcheur, op de kaaien, in Percé (tel: 418-7825331). .Hotel La Normandie, Route 132, in Percé. .La Coulée Douce, in Causapscal (Vallei van de Matapédia).

VOOR MEER INFO

• «Tourisme Quebec»: www.tourisme.gouv.qc.ca

• «Tourisme Kamouraska» (La Pocatière): www.kamouraska.com

• Rimouski en Gaspésie: www.quebecmaritime.qc.ca OF www.tourisme-gaspesie.com

• Bas-St-Laurent (Rivière-du-Loup): www.tourismebas-st-laurent.com

• Het ‘Parc du Bic’: http://parcdubic.com

• Het ‘Parc de la Gaspésie’ (Sainte-Anne-des-Monts): www.sepaq.com

• Het ‘Parc Forillon’ (Gaspé): www.pc.gc.ca/pn-np/qc/forillon

• Percé: www.rocherperce.qc.ca OF www.rocherperce.com

• Het ‘Parc de l’île de Bonaventure et du Rocher Percé’ (Percé): www.sepaq.com

• Bonaventure: www.ville.bonaventure.qc.ca


Laatst aangepast op woensdag, 07 april 2010 12:43