Afdrukken
Tweet

BRAZILIË

Salvador de Bahia

Het is moeilijk om niet te vallen voor de charme van deze stad die doordrongen is van de Afro-Braziliaanse ziel en cultuur. Met twee en een half miljoen inwoners is Salvador prachtig gelegen op en onder de rotskusten aan de Atlantische Oceaan, aan goudgele stranden en een diepe baai bezaaid met tropische eilanden. Hier hebben meer dan waar ook in Brazilië de afstammelingen van de zwarte slaven de tradities en het geloof van hun Afrikaanse voorouders voortgezet: 80% van de huidige bevolking is zwart of halfbloed. Ondanks de vaak moeilijke levensomstandigheden gaat er van de inwoners van Bahia een aanstekelijke levensvreugde uit die elke dag tot uiting komt in straatfeesten en spektakels met carnaval als hoogtepunt. De meeste toeristische bezienswaardigheden zijn geconcentreerd in Pelourinho, dat door de Unesco beschermd is als werelderfgoed. Deze pittoreske volkswijk, hoog op de rotskust, wemelt van de architecturale schatten geërfd van de Portugese kolonisten. De wijk is omwille van haar rijkdommen en warme sfeer een bezoek aan Salvador waard.

Korte geschiedenis...

Het was Amerigo Vespucci die deze majestueuze baai ontdekte op 1 november 1501. Hij doopt haar Bahia de Todos os Santos (de Allerheiligenbaai). In 1549 wordt Salvador de eerste hoofdstad van Brazilië, wanneer de gouverneur-generaal Tomé de Sousa er een versterkte stad opricht bovenop de rotskust, een strategische plaats om de Portugese belangen te verdedigen tegen Hollandse invasies. De stad komt snel tot bloei dankzij de ontginning van hout, katoen, tabak en vooral de suikerrietplantages. De handel in zwarte slaven levert de nodige arbeidskracht voor de plantages. Zij worden na een opeengepakt verblijf in de scheepsruimen aangevoerd vanuit Benin, Nigeria en Angola. Tijdens deze gouden periode worden prachtige paleizen en weelderige kerken gebouwd. Het culturele en intellectuele leven bloeit. Deze dynamiek zet zich zelfs voort nadat de hoofdstad in 1763 wordt overgebracht naar Rio. Het is pas vanaf de tweede helft van de 19de eeuw dat het verval inzet, aangescherpt door de suikercrisis en de afschaffing van de slavernij. In de jaren 1970 worden aan de rand van de stad petrochemische en agro-voedingsindustrieën opgericht die de stad nieuw leven inblazen. In de benedenstad ontstaan nieuwe wijken met hoogbouw. Het culturele en vooral muzikale leven wordt opnieuw een van de rijkste van het land, net als het carnaval dat in Brazilië het belangrijkste volksfeest is en blijft.


Muziek in Bahia

Ver over de grenzen beroemde artiesten als Gilberto Gil, Caetano Veloso, Carlinhos Brown, Joao Gilberto, Maria Bethâni, om er maar enkele te noemen, zijn afkomstig uit Bahia. Met hun muziek verwijzen ze vaak naar Bahia, de inwoners, de landschappen, de tradities, de cultuur en de godsdienst, en onderstrepen ze vooral het belang van de zwarte cultuur in de Braziliaanse identiteit. Af en toe geven ze een optreden in Salvador, maar hun muziek is hoe dan ook alomtegenwoordig in de straten van de stad. Vrijwel dagelijks komen groepjes kinderen en jongeren van de Pelourinho bij het einde van de namiddag samen op straat met hun trommels. De wijk vult zich dan met hun meeslepende percussieklanken. De artiesten van Bahia putten hun inspiratie uit de ritmes van de Afrikaanse trommels, maar ook uit de religieuze rites van de Candomblé. Anderen spelen een fusie van samba en reggae en recenter ontstond de axe-music. De gemene deler van deze muziekstijlen is de nadruk op hun Afrikaanse roots.

Capoeira: dans of vechtkunst?

Een ander symbool van de Afrikaanse cultuur is de capoeira, die zijn oorsprong vindt in Angola. Deze vorm van vechtkunst, defensief en aanvallend, wordt sinds het einde van de 18de eeuw beoefend door de slaven. Hun meesters verboden het hen uit vrees dat een en ander zou uitmonden in een opstand. Pas na 1932 werd capoeira opnieuw toegelaten. Het doel van capoeira is de tegenstander te doen vallen door hem uit evenwicht te brengen, maar vandaag wordt er “gespeeld” met een combinatie van dans en gevecht waarbij de tegenstrever niet meer aangeraakt wordt. De benen maken brede, vloeiende en acrobatische bewegingen op het ritme van de percussies en de berimbau, een instrument met een snaar in de vorm van een boog met een resonantiekalebas. Capoeira wordt sinds 1973 erkend als competitiesport. Groepjes jongeren geven geregeld demonstraties op de Praça da Sé en achter de Mercado Modelo.

DE WIJKEN VAN SALVADOR

Tijdens een tochtje op zee wordt pas duidelijk hoe uitgestrekt deze stad is. Voor de buitenlandse reiziger bevinden de belangrijkste bezienswaardigheden zich in het centrum. Ten noorden strekken zich lange zandstranden uit, ten zuiden ligt de baai van Todos Os Santos. De historische wijken bevinden zich in de bovenstad, op een rots die 70 meter boven zeeniveau uitsteekt. Aan de voet van de rots bevindt zich de benedenstad met haar haven en commerciële gebouwen. Met een lift in een art-decostructuur kan je in enkele seconden de verbinding maken tussen de twee wijken.


Cidade Alta, de bovenstad

Rond het driehoekige en hellende plein van de Pelourinho ligt het oude centrum van Salvador volgens een typisch 16de-eeuws bouwplan. De barokkerken en hun kloosters, samen met de sobrados, de gekleurde herenhuizen van de kolonisten, zijn de meest opmerkelijke gebouwen. Vanaf het begin van de kolonisatie bouwden de Portugezen hier tal van kerken met imposante gevels en een weelderige decoratie. Voor de bouw gebruikten ze zwarte arbeidskrachten en de artistieke vaardigheden van de slaven voor houtbewerking en smeedkunst. Ze voerden ook de azulejos in, de typische beschilderde keramiektegels uit Portugal, om de muren van kloosters te bekleden met religieuze scènes of taferelen uit het dagelijks leven. In de wijk Pelourinho bevinden zich de meeste culturele bezienswaardigheden van Salvador en bijgevolg ook de meeste toeristen. De wijk wordt volop gerenoveerd maar er woont hier een zeer arme bevolking. Je zult merken dat zelfs de meest bouwvallige huizen, met door het vocht zwart uitgeslagen gevels, allemaal bewoond zijn. Deze woningen lijken meer op sloppenwijken dan op paleizen...

De fraai gerenoveerde gebouwen worden ingenomen door boetieks, restaurants of charmante hotels. Met de vernieuwing van de Pelourinho werd amper een vijftiental jaar geleden van start gegaan. In die tijd verkeerde de zone in een erbarmelijke toestand en de arme bevolking was er overgeleverd aan misdaad en drugshandel. Er werd enorm geïnvesteerd om de wijk te saneren en de politie staat vandaag op elke straathoek om misdaad te voorkomen en de toeristen te beschermen (zij zijn de belangrijkste inkomensbron van de stad). De miserie is niet verdwenen, maar een aantal plaatselijke initiatieven tracht opnieuw hoop te geven aan de kansarme kinderen. Die kinderen zie je in groepjes door de straten zwerven, spelend op hun trommels met een aanstekelijk enthousiasme. Hun muziek zorgt ervoor dat deze oude wijken opnieuw tot leven komen. Het is bijna onmogelijk om onbewogen te blijven bij hun meeslepende ritmes. Het Terreiro de Jesus telt niet minder dan 3 religieuze gebouwen. Het is een groot, bruisend plein rond de fontein Chafariz do Terreiro die de vier stromen van de staat Bahia uitbeeldt. ’s Avonds stellen de Baianas, vrouwen in schitterende witte jurken, er hun stalletjes op met Afro-Braziliaanse culinaire specialiteiten. De kathedraal Basilica da Sé is de oude kerk van het jezuïetencollege die in de 17de eeuw werd opgetrokken met het marmer dat diende als ballast voor de boten die leeg terugkeerden uit Portugal. De barokgevel is een klassiek voorbeeld van de Portugese koloniale stijl. De kathedraal werd heropgebouwd nadat hij begin 20ste eeuw zwaar beschadigd werd door een brand. Binnenin is de kathedraal enorm, maar het interieur is niet bepaald het meest charmante van Salvador, ondanks een hoofdaltaar van met goud bekleed hout. Let vooral op het plafond van de middenbeuk, dat versierd is met het symbool van de orde (een vergulde zon). Het mooiste deel van het bezoek is de sacristie omwille van de meubels en het houtsnijwerk in jacaranda en de portrettengalerij van de jezuïeten. Het oude jezuïetencollege was achtereenvolgens een ziekenhuis en een faculteit geneeskunde. Nu biedt het onderdak aan het Museu Afro-Brasileiro met collecties van houtsculpturen, aardewerk en andere ambachtskunsten. Een tentoonstelling illustreert enkele aspecten van de candomblé met foto’s, kostuums, sieraden en gewijde voorwerpen. Een deel van het museum is voorbehouden voor de spectaculaire sculpturen van de Argentijnse kunstenaar Carybé.

Aan de andere kant van het plein zijn de kerken São Pedro dos Clérigos en da Ordem Terceira de São Domingos enkel tijdens de erediensten geopend voor het publiek, wat de bezoeker niet verhindert om de fraaie rococo-gevels te bewonderen en eventueel de beschilderde plafonds voor wie de gelegenheid heeft binnen te glippen. Achteraan op het Largo do Cruzeiro (ook praça Anchieta genoemd) in het verlengde van het Terreiro de Jesus, staan het klooster en de kerk van Sao Francisco. De kerk verbergt achter haar 18de-eeuwse barokgevel adembenemende schatten met een overvloed van gouden versieringen. Op de muren beelden azulejos taferelen uit het leven van Franciscus van Assisi uit. Let op de standbeelden van engelen waarvan de lichamen en de grijnzende gezichten soms geïnterpreteerd worden als een wraak van de slaven die gedwongen werden om in de kerken te werken terwijl het hen zelf verboden was hun rites uit te oefenen. De wanden en de zalen van het klooster zijn eveneens gedecoreerd met grote scènes in azulejos, waarvan sommige getrouwe weergaven zijn van het leven in de 18de eeuw. Op sommige muren zijn kleine allegorieën te zien, op andere het huwelijk van de koning van Portugal met een Oostenrijkse prinses in een decor dat Lissabon kan zijn voor de aardbeving van 1755. Dit zou de enige getuige zijn van hoe de Portugese hoofdstad er in die tijd uitzag! De kerk van São Francisco wordt beschouwd als een van de mooiste en rijkste religieuze gebouwen van Brazilië. Onmiddellijk daarnaast bevindt zich de Igreja da Ordem Terceira de São Francisco die een merkwaardige geschiedenis heeft. Dit kerkje dateert van 1705 en heeft een gevel die volledig gedecoreerd is met stenen beeldjes, uniek in Brazilië. Gedurende onbepaalde tijd was de gevel echter volledig bekleed met een aantal pleisterlagen die deze ornamenten aan het zicht onttrokken. Het was pas in 1932 dat een arbeider ze toevallig ontdekte toen hij een gat boorde in de gevel om een elektriciteitskabel te bevestigen.

De binnenkant van de kerk is een stuk minder interessant dan die van São Francisco. Geplaveide steegjes leiden bergaf van het Terreiro de Jesus naar de Largo do Pelourinho, het plein waar zich tot 1835 de schandpaal bevond waaraan slaven werden vastgebonden en gegeseld. Vandaag is het de meest pittoreske plaats van de stad met een merkwaardige driehoekige vorm, huizen in pasteltinten en een schitterende helblauwe kerk. De kerk Nossa Senhora do Rosario dos Pretos werd in de 18de eeuw door slaven gebouwd die na hun werkdag een eigen kerk wilden omdat de toegang tot andere kerken hen ontzegd werd. Op de rococo gevel staan twee mooie klokkentorens. De binnenkant is harmonieus met fraai houtsnijwerk. Merk op dat alle heiligen hier zwart zijn! Bovenaan op het plein herbergt het Museu da Cidade standbeelden op ware grootte van de orixas en een bonte collectie van kunst en gewijde objecten. Daarnaast in het Casa de João Amado worden foto’s, boeken en persoonlijke bezittingen van de beroemde Braziliaanse auteur tentoongesteld. Aan de andere kant van het plein van de Pelourinho gaan we de straat bergop tot de Largo do Carmo. Onderweg zien we links de grote trap die naar de Igreja do Santissimo Sacramento do Passo (1737) leidt, een kerk met een sinister uitzicht, zwart uitgeslagen door de vochtigheid. Sinds mensenheugenis is ze gesloten voor renovatie. De kerk Ordem Terceira do Carmo werd in 1636 gebouwd en in 1828 in neoklassieke stijl heropgebouwd na een brand.

De binnenkant werd gedecoreerd door Francisco Xavier das Chagas, beter bekend als O Cabra (de mulat), een slaaf die geen enkele artistieke opleiding genoot. Op het barokke altaar verwijst het beeld van de Maagd volgens sommigen naar koningin Isabel II en ze kennen aan het kindje Jezus in haar armen de trekken van een mulat toe. O Cabra is ook de maker van een opmerkelijk Christusbeeld in de straat naast de kerk. Het bloed van het standbeeld werd verkregen door ossenbloed, walvisolie, hars van de bananenboom en 2.000 kleine robijntjes te mengen. Het klooster en de kerk van de karmelieten ernaast worden momenteel gerenoveerd en verbouwd tot een luxehotel. Verder in de rua do Carmo komen we in een wijk waar een aantal woningen werden gerenoveerd tot charmante hotels. Vanop de straat lijken de huizen met een of twee verdiepingen erg klein. Maar dat is in werkelijkheid, vooral aan de linkerkant, helemaal niet het geval. We bevinden ons op de rand van de rots tegenover de haven en de huizen zijn niet alleen erg diep, ze bezitten ook een of twee verdiepingen tegenover de oceaan en dus onder het niveau van de straat. De rua do Carmo geeft uit op de Praça de Santo Antônio met het oude Portugese fort van 1703 en de kerk Santo Antonio Além do Carmo die een van haar klokkentorens verloor tijdens een storm (de toren werd vervangen door een standbeeld van Sint-Antonius). We keren terug naar de kathedraal, waar links de Praça da Sé begint. Het is een gerenoveerd plein met een fontein, rondwandelende koffieverkopers en capoeiradansers. Verder bevindt zich op het Praça Municipal (of Praça Tomé de Souza) het fraaie Palacio Rio Branc, gebouwd in 1549 om er het kantoor van Tomé de Souza in onder te brengen, de eerste gouverneur-generaal van Brazilië. Het paleis werd in 1919 na een brand heropgebouwd. De esplanade biedt een schitterend uitzicht over de haven, de Mercado Modelo en de benedenstad, die in enkele seconden bereikbaar is met de Elevador Lacerda, een indrukwekkende lift in art-decostijl.

Van de Praça Municipal naar de Porto da Barra

De weg daalt af naar het noorden tot in Barra, aan de rand van de oceaan. We doorkruisen diverse wijken zonder belangrijke bezienswaardigheden. Campo Grande en Vitoria zijn vrij chique, residentiële wijken met zowel moderne gebouwen als mooie oude panden. In dit stadsdeel bevinden zich ook enkele musea: het Museu Costa Pinto stelt in een schitterend pand de privé-collectie van Carlos Costa Pinto tentoon met oude meubels, schilderijen, juwelen, porselein en objecten van ivoor en Chinees lakwerk. Het Museu de Arte da Bahia biedt een interessant overzicht van Braziliaanse artiesten van de 18de eeuw tot begin 20ste eeuw. De kleine stranden van Porto da Barra zitten tijdens het weekend overvol, maar een wandeling langs de avenida Oceânica loont de moeite. Niet zelden zie je hier jongeren op zoek naar de ultieme kick van de dijk in het water duiken. Op de drie rotsen van Barra bevinden zich oude forten. Het grootste is het Forte de Santo Antônio, gebouwd in 1590 precies op de plaats waar Amerigo Vespucci in 1501 aanlegde, daar waar de baai van Todos os Santos versmelt met de Atlantische Oceaan. In het fort bevindt zich het Museu Hidrografico en ook de elegante vuurtoren Farol da Barra. Vanuit Barra is het zicht op de zonsondergang indrukwekkend. Verder naar de noordelijke buitenwijken van Salvador strekken zich mooiere stranden uit.


Cidade Baixa, de benedenstad

De Mercado Modelo bevindt zich in het gebouw van de vroegere douane (1861) dat in 1986 door een brand werd beschadigd. Het werd heropgebouwd om er een overdekte markt van ambachtskunst en souvenirs voor toeristen in onder te brengen. De eerste functie van dit neoklassieke gebouw was minder sympathiek. Hier werden immers de slaven “gelost” en opgesloten in de vochtige kelders in afwachting van hun verkoop per opbod. De markt is erg levendig, maar de handelaars zijn ietwat opdringerig tegenover de klanten. Bovendien zijn ook de prijzen vaak ronduit overdreven. Aarzel niet om af te dingen. Je vindt er objecten van exotische houtsoorten, kantwerk van Bahia, capoeirabroeken, hangmatten, juwelen van hout of amazoniet, traditionele muziekinstrumenten, maar al bij al is de markt eerder teleurstellend. De stalletjes in openlucht voor de overdekte markt lijken interessanter. Achteraan vinden er in de capoeirascholen geregeld demonstraties plaats, maar om foto’s te maken moet je betalen! Vanuit het restaurant op de eerste verdieping, heb je een mooi uitzicht over de kleine haven. Een eindje verder staat het sinistere cirkelvormige Forte de São Marcelo, gebouwd tussen 1650 en 1728. Hierin werden politieke gevangenen opgesloten. Voor de markt stoppen de bussen die naar het noorden van de stad rijden en met name naar Bonfim op het schiereiland Itapagipe waar zich de Nosso Senhor de Bonfim bevindt, de meeste populaire kerk van Salvador die werd gebouwd ter ere van de patroonheilige van Bahia. Het gaat uiteraard om een katholieke kerk, maar met sterke candomblé-verwijzingen. Jezus-Christus wordt er geassocieerd met Oxala, de oppergod onder de orixas. Vrijdag is de dag van Oxala en er vinden tussen 6 uur ’s morgens en 18 uur in de namiddag om het uur erediensten plaats. De mis van 6 uur op de eerste vrijdag van de maand is de belangrijkste. Ze wordt bijgewoond door een massa in het wit geklede gelovigen. De Sala dos Milagres, de mirakelzaal rechts van het koor, bevat een indrukwekkende collectie van wassen offerbeelden die lichaamsdelen van zieken voorstellen. De kerk heeft namelijk de reputatie voor wonderbaarlijke genezingen te zorgen, wat het algemene succes verklaart. ’s Avonds wordt de gevel verlicht met slingers, waardoor de kerk van ver te zien is. Ter plaatse worden fitas verkocht, gekleurde lintjes die geluk brengen. Ze worden met 3 knopen rond de pols gebonden en bij elke knoop moet je een wens doen die zal uitkomen wanneer het versleten lintje breekt. Tegen Driekoningen vindt in NS de Bonfim het grootste religieuze feest van Bahia plaats. Neem bij het verlaten van de kerk de weg die de heuvel opgaat. Van daar heb je een prachtig uitzicht over de volledige stad Salvador.

Enkele dagen aan het strand…

ILHA ITAPARICA

De boten om de Allerheiligenbaai te verkennen, vertrekken vanuit het haventje achter de Mercado Modelo. Voor de kust ligt een vijftigtal tropische eilandjes, waarvan het grootste (29 km lang en 12 km breed) het makkelijkst bereikbaar is: Itaparica aan de andere kant van de baai. Zodra de boot zich van de oever verwijdert, is het panoramisch zicht op Salvador adembenemend, een geheel van nieuwe haveninstallaties, moderne gebouwen, huisjes als legoblokjes en de oude klokkentorens die bovenaan op de rotskust uitsteken. De overtocht duurt ongeveer 40 minuten en kan nogal woelig zijn. We meren aan in Mar Grande, een aangenaam dorp, maar waar de kust niet echt schitterend is. Je trekt beter naar het noorden, waarbij je groene landschappen doorkruist in de richting van het grote witte zandstrand Ponta de Areia. Het water is er helder en buiten het toeristische hoogseizoen is het er niet te druk. Itaparica is een van de favoriete bestemmingen van de Salvadoranen tijdens het weekend en de rijkere burgers hebben er een buitenverblijf. De aankomst in de hoofdstad van het eiland, eveneens Itaparica genaamd, is verrassend. Het grote dorpsplein doet denken aan dat van een oude western, ingedommeld, onder een verschroeiende zon waar je alleen het rumoer van de gesprekken in de bars hoort. Het is een charmant stadje, met veel bomen en bloemen, enkele oude koloniale huizen en een beroemde mineraalwaterfontein, Fonte da Bica (1842). In het uiterste noorden van het eiland werd het Forte de São Loureço (1711) gebouwd door de Hollandse indringers. Een leuke manier om Itaparica te bezoeken is een fiets huren.

PRAIA DO FORTE: FIJN ZAND, SCHILPADDEN EN KOKOSBOMEN

De stranden ten noorden van Salvador zijn de mooiste. Praia do Forte, 80 km verderop, is een bijzonder fraai badstadje. De naam komt van het fort dat hier in 1556 werd gebouwd door Garcia D’Avila als bescherming tegen buitenlandse invasies. De kolonist kreeg van de Koning van Portugal een enorm grondgebied toegewezen, waar hij de eerste boerderij van Brazilië installeerde. Hij voerde vee in en plantte kokos- en mangobomen nadat hij een uitgestrekt woud had gerooid. De ruïnes van zijn kasteel zijn nog zichtbaar op een kaap vlakbij het strand. Tot voor enkele jaren was Praia do Forte een rustig vissersdorpje. Dat bestaat nog steeds, maar het kreeg wel het gezelschap van een toeristisch dorp dat gelukkig vrij charmant en volledig autovrij is. Het is ontwikkeld volgens een ecologisch concept en gelegen aan de rand van het om zijn vogelfauna vermaarde natuurreservaat Sapiringa. Langs de hoofdlaan met bomen en bloemen bevinden zich de restaurants en mooie boetieks. Ze leidt naar het witte kerkje van São Francisco aan de rand van de oceaan. De toeristen logeren in pousadas en grote hotelcomplexen zijn hier gelukkig niet te zien. Het fijne zandstrand en het lint van kokosbomen is tientallen kilometer lang en wordt steeds ongerepter naarmate men zich van de stad verwijdert. De inwoners zijn trots op hun “natuurlijke zwembaden” van Papa-Gente op een tiental minuten van de vuurtoren. Het gaat om bekkens in de zandbodem omgeven door koraal en rots. Bij laag water komen die net boven het zeeniveau en kan je de veelkleurige visjes en andere zeedieren als in natuurlijke aquaria bewonderen. De zee is er glashelder en kalm, terwijl iets verderop surfers op de rollende golven aan hun trekken komen. Een andere attractie van Praia do Forte is Projeto Tamar aan de voet van de vuurtoren. Dit project wil de zeeschildpadden beschermen die na een uitputtende reis hun eieren op de Braziliaanse kust komen leggen. In een tiental bassins zie je hier een aantal schildpadsoorten (sommigen wel 2 meter groot) en andere merkwaardige zeedieren. In het legseizoen van september tot maart kan je de couveuses bekijken. Zodra de eieren uitkomen worden de babyschildpadden in zee gezet. Het museum biedt ook een informatievideo over het project. Langs de Braziliaanse kusten bevinden zich nog een twintigtal gelijkaardige centra. Van juli tot oktober komen er walvissen naar de wateren voor Praia do Forte. Plaatselijke reisbureaus organiseren dan boottochten om ze te gaan bekijken.


Avontuurlijker…

In de 16de eeuw was het achterland van Salvador, de Recôncavo, de belangrijkste regio voor de suikerriet- en tabaksteelt. De 120 km tussen Salvador en Cachoeira is heuvelachtig en zeer groen. De weg leidt langs het wat mistroostige dorp Santo Amaro, vanwaar de zangeres Maria Bethânia en haar broer Caetano Veloso, de vaste muzikant in de films van Almodovar, afkomstig zijn.

CACHOEIRA EN SAO FELIX

Deze twee stadjes liggen tegenover elkaar aan weerszijden van de Rio Paraguaçu. Het zijn schilderachtige, ietwat afgeleefde, maar bijzonder rustige plekken op 120 km van Salvador. De oorsprong van Cachoeira is merkwaardig. De legende gaat terug naar de enige overlevende van een schipbreuk in 1510 nabij Salvador. Diego Alvares werd gered door de Indianen met wie hij jarenlang samenleefde. Hij huwde de dochter van een machtige Tupinamba-chef. Hun twee zonen roeiden de Indianen uit, stichtten Cachoeira en organiseerden de eerste suikerrietplantage. De volgende eeuwen verwierf de tabak uit de regio internationale faam. Het stadje speelde een belangrijke rol in de onafhankelijkheid van Brazilië. Het is gebouwd op kleine heuvels, net als de overbuur São Felix. Een wandeling langs de rivier is op zich al de excursie waard: de lichtjes van São Felix die in de stilte van de avond weerspiegelen in het water zijn een zeer poëtisch schouwspel. Cachoeira bezit enkele vestingen uit de koloniale periode, die momenteel gerenoveerd worden. Zoals gebruikelijk in Brazilië staan er tal van fraaie kerken. De belangrijkste is de Igreja Matriz NS do Rosario die de grootste azulejosfresco’s van Brazilië bezit (5 m hoog met bijbelse scènes). In de straten Ana Nery en Benjamin Constant staan een reeks oude huizen met gevels in pasteltinten uit de 18de en 19de eeuw. Enkele kleine musea belichten het culturele verleden van de stad: het Museu Hansen Bahia stelt de etsen en schilderijen van deze Duitse kunstenaar tentoon die zich in de jaren 1950 in de Recôncavo vestigde. Zijn figuren illustreren vooral het lijden van de mens geïncarneerd door Christus en prostituees. Het Museu da Boa Morte is gewijd aan zwarte vrouwen, die na hun bevrijding ijverden om andere vrouwen uit de slavernij te bevrijden en hen binnen te leiden in de vrije wereld zonder hun Afrikaanse tradities op te geven. Enkele tientallen vrouwen zetten het genootschap van de zusters da Boa Morte (de zusters van de goede dood) voort en rond 15 augustus organiseren zij plechtigheden ter ere van Nossa Senhora da Boa Morte, die geassocieerd wordt met Lya, de geest van de doden. Alles begint met een processie waarbij het standbeeld door de straten wordt gedragen. De religieuze feestelijkheden duren meerdere dagen en worden gevolgd door een feest waarbij de zusters de Samba de Roda dansen in hun schitterende gekleurde jurken. Een oude ijzeren brug verbindt Cachoeira met São Felix. Over de brug wandelen, is een ervaring op zich (niets voor mensen met hoogtevrees). Het is ook uitkijken waar je je voeten zet, want de oude planken zijn hier en daar wat wankel. De belangrijkste bezienswaardigheid in São Felix is de sigarenfabriek van Dannemann, waar de in het wit geklede arbeidsters de charutos met de hand rollen. Het gebouw is mooi ingericht en er worden oud materiaal voor de productie van sigaren, evenals foto’s en informatie over deze nijverheid tentoongesteld. Er is ook een tentoonstelling van hedendaagse kunst. De sigaren van Dannemann worden sinds 1873 geproduceerd en genieten internationale faam bij de liefhebbers.

CANDOMBLE, DE BREZILIAANSE VOODOO

Een religieuze versmelting waarin rites van Afrikaanse voorouders, geloof van de autochtone indiaanse bevolking en het christendom van de Portugese kolonisten terug te vinden zijn. Candomblé was lange tijd verboden door de overheid en de kerk, maar bleef in het geheim steeds beoefend, ook na de afschaffing van de slavernij in 1888. Vandaag is het erkend en zelfs beschermd door de Braziliaanse regering. In de tijd van de slavenhandel doopte de katholieke kerk de Afrikaanse slaven bij hun aankomst in de nieuwe wereld om het welzijn van hun ziel te verzekeren. Of was het om het eigen geweten te sussen? Hoe dan ook, de slaven werden verplicht om het christendom van hun meesters over te nemen, wat niet verhinderde dat ze in het geheim hun eigen geloof en rites behielden. In de candomblé vereren de gelovigen de orixas (spreek uit “orisha”), de goden van het Afrikaanse pantheon. Om ze te verbergen voor de christelijke kerk, associeerden ze hun goden met de katholieke heiligen: Oxala, de orixa van de schepping en vrucht van de oppergod Olorum, werd Jezus-Christus, Iemanja, de orixa van de vruchtbaarheid en de zee werd Onze-Lieve-Vrouw van de Onbevlekte Ontvangenis, Oxossi, god van de jacht werd Sint-Sebastiaan, Ogum, de god van de oorlog werd Sint-Gregorius, enz. De orixas vertegenwoordigen de krachten die de natuur beheersen zoals het water, de wind, de bliksem, de bossen, enz. Elke orixa wordt geassocieerd met een kleur, een kledingstuk, een offer (meestal een vrucht). Hun feest stemt overeen met dat van de heilige waarmee ze geassocieerd worden. De erediensten vinden plaats in tempels, de zogenaamde terreiros (in Salvador zijn er duizenden en “slechts” 300 katholieke kerken). Het ritueel begint ’s ochtends met het offer van een dier. Alleen de ingewijden mogen daarbij aanwezig zijn. De offers worden uitgestald voor Exu, de boodschapper tussen de orixas en de mensen. ’s Avonds komen de gelovigen samen in de terreiro, terwijl de vrouwen in prachtige jurken op de klanken van trommels bezwerende gezangen inzetten en dansen met trage en repetitieve bewegingen om Exu op te roepen en zo de orixas op aarde te laten neerdalen. Na enkele uren van deze koortsachtige sfeer verschijnen de orixas bij de dansers die stilaan in een trance geraken. Buitenlanders mogen ceremonieën van de candomblé bijwonen. Er wordt hen gevraagd lichte kleding te dragen (zwart roept de duivel op) en zich op de aangeduide plaatsen te installeren (mannen en vrouwen gescheiden), het gebeuren niet op te nemen of te fotograferen. De toeristische dienst van Pelourinho beschikt over de datums en plaatsen van de candomblés en de dag voor een ceremonie worden de buitenlandse toeristen aangesproken door inwoners die hen voorstellen het gebeuren bij te wonen. Zelfs wanneer je er met een vijftigtal andere toeristen bij bent, is de ceremonie authentiek en duurt ze urenlang, wat de toeschouwer misschien kan vervelen. Voor de liefhebbers dus...

Salvador praktisch

Zich verplaatsen

Discipline in het verkeer is de Brazilianen vreemd en een auto huren, is dan ook niet zonder risico’s. Overal in Brazilië rijden voldoende bussen en de uurregelingen zijn over het algemeen betrouwbaar. De afstanden kunnen zeer lang zijn. Vandaar dat het voordelig kan zijn om een vliegtuigpas te kopen. Bij voorbeeld: een pas voor 4 vluchten, ongeacht de afstand, kost ongeveer €400. Die pas kan je niet ter plaatse kopen. Je koopt hem best in België, samen met het internationale ticket. Wel moet je de datums vooraf vastleggen, wijzigingen achteraf brengen kosten met zich mee.

Wanneer gaan?

Naar Salvador reizen, kan het hele jaar. Van december tot maart is het er zomer en kan het behoorlijk heet zijn. Regen is het hele jaar mogelijk, maar van april tot begin augustus zijn de regens het meest overvloedig, hoewel zonnige periodes niet zijn uitgesloten. Het toeristische hoogseizoen loopt van december tot eind februari. De prijzen stijgen dan en op sommige plaatsen is het tijdens de carnavalperiode moeilijk om een verblijfplaats te vinden.

Overnachten

- In Salvador: Wie van alles wil beleven, kan in de oude stad logeren. De hotels van de Pelourinho zijn niet bepaald aanraders, maar iets verderop in de wijk Carmo en Santo Antônio bevinden zich tal van charmante pousadas. Het zijn gerenoveerde oude huizen met veel karakter.

• Pousada Villa Carmo : een huis dat smaakvol werd ingericht door een Italiaans-Braziliaans koppel. Sommige kamers hebben een uitzicht over de haven. Tweepersoonskamer: ±250 real, ontbijt inbegrepen. Rua do Carmo, 58, Centro Historico. Website: www.pousadavillacarmo.com.br

• Pousada Beija-Flôr: eveneens zeer charmant en iets goedkoper dan het vorige. Rua Direita de Santo Antônio, 259 Website: www.beijaflorpousada.com.br

• Pousada das Flores: een aanrader met bougainvilles tegen de gevel, terrassen en oude parketvloeren. Tweepersoonskamer vanaf 180 real. Rua Direita do Santo Antônio, 442. Website: www.pflores.com.br

• Pousada Colonial: schitterend koloniaal paleis zoals de naam zegt. Prijs: tweepersoonskamer: vanaf 160 real. Rua Direita do Santo Antônio, 368. Website: www.colonialpousada.com

- In Ponta de Areia • Pousada Canto da Praia: een beetje buiten het centrum, vlakbij het strand. Mooie comfortabele kamers met terras, sommige met zicht op zee. Restaurant in de tuin alleen ’s middags geopend. Prijs voor een tweepersoonskamer met airco: ±120 real. Website: www.pousadadacantodapraia.c... - In Praia do Forte Tal van pousadas op verschillende plaatsen in het toeristische dorp.

Twee aanraders: • Pousada dos Artistas: voor een charmant verblijf in mooie kamertjes rond een tropische tuin. De prijs varieert sterk naargelang het seizoen: vanaf 120 real voor een tweepersoonskamer met ontbijt. Website: www.pousadadosartistas.tur.br

• Pousada Ogum Marinho: naast het vorige, 100 meter van het strand. Mooie, comfortabele kamers. Prijzen in het laagseizoen vanaf 160 real voor een tweepersoonskamer met ontbijt. Website: www.ogummarinho.com.br - In Cachoeira

• Pousada do Convento do Carmo: het oude klooster van de kerk Ordem Terceira do Carmo dateert van de 18de eeuw, maar werd een twintigtal jaar geleden omgebouwd tot hotel. De ietwat sobere kamers bevinden zich rond een aangename kloostergang. Het restaurant is ingericht onder de bogen. Een plek met bijzonder veel charme! Rua Inocencia Bonaventura, vlak achter de Praça Aclamação. Tel./fax: (75) 3425 1716.

Money, money… Gebruik zoveel mogelijk je kredietkaart. Geld kan afgehaald worden in automaten in alle grote steden en in de luchthavens. Sommige banken wisselen euro’s. De real is de Braziliaanse munt. 1 real = €0,37. De wisselkoers schommelt vrij sterk. Veiligheid Bepaalde wijken van de grote steden kan je vooral ’s avonds beter vermijden. Luister naar de Brazilianen wanneer ze aanraden ergens niet te gaan. De verschillen tussen arm en rijk zijn enorm en de armen hebben soms niet veel te verliezen. Diefstal is dus een grote verleiding en er zijn veel bedelaars. Wie een beetje voorzichtig is, loopt als toerist geen gevaar. In het historische centrum van Salvador is de politie op elke straathoek aanwezig en het is er voor toeristen volkomen veilig.

Telefoneren

Telefoneren naar het buitenland is duur, maar werkt goed. Voor telefooncabines zijn er internationale kaarten verkrijgbaar. Om vanuit België naar Brazilië te telefoneren, vorm je 00 + 55 gevolgd door het zonenummer en het nummer van de correspondent. Om vanuit Brazilië naar België te bellen, vorm je 00 + 32 gevolgd door het nummer. Taal De Brazilianen zijn zeer gastvrij, maar spreken meestal geen Engels, zelfs niet op plaatsen waar veel toeristen komen. Communiceren is soms een probleem. Leer alvast een woordje Portugees!

Formaliteiten

Een paspoort dat zes maanden geldig is na je terugkeer, maar een visum is niet nodig. Wel kan een certificaat van vaccinatie tegen gele koorts gevraagd worden.

Gezondheid

Een preventieve behandeling tegen malaria is enkel nodig als je naar de Amazone of het regenwoud reist. Aan de kusten is er geen enkel gevaar. Het leidingwater is niet drinkbaar, maar overal zijn flessen mineraalwater te koop.

Laatst aangepast op woensdag, 07 april 2010 21:04