Naam:
Email:
Artikels


BELGIË, Wandeling in Brugge
PDF Afdrukken E-mailadres

Stad op het water...

Vroeger kwamen de schepen tot in Brugge, waar de Reien het vervoer van mensen en koopwaar verder overnamen. De naam ‘Venetië van het Noorden’ kreeg Brugge door de 80 stenen, vroeger houten bruggen over zijn waterwegen. De brugjes zouden een uiterst romantische manier kunnen zijn om de stad ontdekken, ware het niet dat het er voortdurend drummen is tussen de toeristen. Het gezang van de ‘gondeliers’ is ook al vervangen door het blikkerige geluid van audiogidsen… Wie geen tijd heeft om alle tachtig brugjes te bezoeken, moet zeker de stokoude Sint-Bonifatiusbrug aandoen, verstopt achter de kathedraal en het Paleis van de heren van Gruuthuse. Van hieruit heb je uitzicht op één van de oudste houten voorgevels van Brugge. Ook het Dijverkanaal dat langs de Hallen loopt, is de moeite waard: op de oevers is er elk weekend een vlooienmarkt (in het seizoen), en de bocht die de Dijver achter het Huidevettersplein maakt, is één van de charmantste plekjes van de stad. Niet te missen!

Begijnhoven, kloosters en godshuizen

Vanaf de middeleeuwen trok de rijkdom van de stad allerlei religieuze congregaties aan, die de zorg voor de behoeftigen op zich namen. Het bekendste en meest fotogenieke gebouwengeheel is wellicht het begijnhof Ten Wijngaarde naast het Minnewater (waar vroeger een middeleeuwse poort was). Het begijnhof is gesticht in 1215 en lijkt wel een dorp in de stad: het is beschermd door een omwalling die op haar beurt gedeeltelijk omgeven is door Reien. Om de zware ingangspoort te bereiken, moet je dus de prachtige brug oversteken. De poort staat open van zonsopgang tot zonsondergang. De witte huisjes, waarvan sommige al uit de 15de eeuw dateren, liggen rond een grasveld met populieren. De periode rond Pasen is de mooiste tijd van het jaar voor foto’s, want dan staan de narcissen hier allemaal in bloei. Een van de huisjes werd omgevormd tot (betalend) museum, waar bezoekers zich een beeld kunnen vormen van het dagelijkse leven van de begijntjes. Vandaag de dag wonen er trouwens Benedictijnenzusters in het begijnhof: de laatste begijntjes (die geen kloosterzusters waren maar religieuze burgervrouwen) zijn hier al weggetrokken in 1930. Binnen de stadswallen blijven nog 13 godshuiscomplexen overeind, gebouwd tussen de 15de en de 17de eeuw. Ze zijn allemaal opgericht door rijke families die de armen wilden helpen of door de gilden, voor hun gepensioneerde ambachtslieden. Nu worden ze veelal bewoond door particulieren, meestal studenten of gepensioneerden (het merendeel van de huisjes is eigendom van het OCMW). Daardoor zijn ze niet toegankelijk voor bezoekers, maar men heeft op deze manier wel een belangrijk deel van het architecturaal patrimonium kunnen bewaren. In de Katelijnestraat (Rooms Convent, Spanooghe) dichtbij het Sint-Janshospitaal en in de Sint-Annawijk (zie hieronder) kan u nog verschillende voorbeelden zien. Van de kloosters en abdijen zijn er veel minder getuigen overgebleven: die zijn vaak verwoest door revolutionairen. Een mooi voorbeeld om te bezoeken in de Sint-Annawijk is het Engels Klooster, waar sinds de 17de eeuw vrouwelijke kanunniken van de Augustijnenorde verblijven. Iets noordelijker vind je de kerk van Onze-Lieve-Vrouw-ter-Potterie, het enige nog te bezichtigen gedeelte van een historisch hospitaalcomplex.



Laatst aangepast op donderdag, 01 april 2010 14:59