Afdrukken
Tweet

Authentiek TUNESIË

Tochten door Tunesië vanuit Monastir

Monastir staat in zowat alle reisbrochures, met een hele reeks hotels aan fijne zandstranden, en doet onvermijdelijk dromen van zonovergoten vakanties aan zee, met een veelkleurige en vaak aangeschoten toeristenmassa. Het ontbreekt dit stadje nochtans niet aan charme en het is bovenal een ideale uitvalsbasis voor een alternatieve verkenning van deze kant van Tunesië, die rijk is aan culturele bezienswaardigheden.

Het circuit dat we je voorstellen keert het massatoerisme resoluut de rug toe. We gaan op verkenning in een nog grotendeels authentiek Tunesië, dat je het hele jaar door kunt bezoeken. Het volstaat je een paar kilometer van de badplaatsen te verwijderen en het achterland in te trekken, met zijn dorpen en oude medina’s, die gespaard bleven van de toeristische invasie en waar het dagelijks leven nog verloopt op het vredige, traditionele ritme. Tunesië is het product van een grote etnische en culturele vermenging, die prachtige historische overblijfselen heeft nagelaten, tot grote vreugde van cultuurliefhebbers. Aanvankelijk woonden er Berbers, maar Tunesië werd achtereenvolgens gekoloniseerd door Feniciërs, Romeinen, Arabieren, Andalusiërs, Turken en Fransen, voordat het in 1956 onafhankelijk werd. Allemaal lieten ze er sporen na en droegen allemaal bij tot het karakter van het land. Tunesië bezit mooie traditionele woningen die dar worden genoemd. De afgelopen jaren werden enkele ervan op privé-initiatief opengesteld voor bezoekers, in de vorm van musea, restaurants of gastenverblijven. Een verblijf in deze doorgaans eenvoudig en smaakvol ingerichte charmehotels verleent je reis naar Tunesië alvast een gezellige sfeer.


Monastir, geboortestad van Bourguiba

Dit stadje heeft een lange voorgeschiedenis: het was vanouds een militair bastion aan de Middellandse Zee, dat in de 10de eeuw v. Chr. door de Carthagers werd gesticht als ‘Rous Penna’. Toen de Romeinen het veroverden, verbasterden ze de naam tot ‘Ruspina’. Zij bouwden een drievoudige omwalling waarvan je nog enkele ruwe overblijfselen ziet. In 46 v. Chr. maakte Julius Caesar er een vlootbasis van voor zijn Afrikaanse veldtocht. De huidige naam is afgeleid van een klooster dat in de Byzantijnse periode het kloppende hart van het stadje was. De Ribat, religieuze burcht en intellectuele smeltkroes Aan het einde van de 8ste eeuw werd de stad ingenomen door de Arabieren, die er vlak bij de zee een eerste ribat oprichtten, een soort van kloosterburcht. Die zou model staan voor andere soortgelijke gebouwen die tot de 11de eeuw zowat overal aan de Afrikaanse kust van de Middellandse Zee werden opgetrokken. Door op hoge wachttorens vuren aan te steken, konden de ribats elkaar boodschappen doorgeven. Ze werden bewoond door monniksoldaten en dienden om de stad te verdedigen, maar er konden ook pelgrims verblijven die op weg waren naar Mekka. De Ribat van Monastir herbergde een universiteit waar mannen en misschien ook vrouwen studeerden en doceerden. Die vrouwen verbleven wel in een aparte vleugel uit de 9de eeuw. Historici zijn het echter nog niet eens over de vermeende aanwezigheid van vrouwen in de ribat. Deze intellectuele activiteiten werden in stand gehouden tot de 16de eeuw, toen Monastir na te zijn belegerd door de Spanjaarden in handen viel van de Ottomanen. De eerste ribat, uit 796, werd in de 10de en 11de eeuw omgeven door een tweede omwalling, zodat de indrukwekkende Ribat van Monastir in feite bestaat uit een ribat in een andere ribat. De binnenplaats is aan drie kanten omgeven door cellen op verscheidene verdiepingen.

Een klein museum met islamitische kunst is tegenwoordig ondergebracht in een gebedsruimte die volgens sommige hypothesen deel zou hebben uitgemaakt van de ‘vrouwenribat’. Vanaf de hoge muren en de wachttoren, de Nadortoren, geniet je van een aardig uitzicht op het haventje en de stad. In de late middag krijgt de okerkleurige steen een warme tint, waardoor het silhouet van de Ribat nog majestueuzer wordt. De Grote Moskee De eenvoudige, sobere Grote Moskee staat vlak naast de Ribat. Ze dateert van de 9de eeuw, maar werd in de 11de eeuw herbouwd en uitgebreid. Voor de Grote Moskee heeft het stadsbestuur een grote esplanade met hoge palmbomen aangelegd en officiële gebouwen opgetrokken. In Monastir werd Habib Bourguiba geboren, die in 1957 de eerste president van het onafhankelijke Tunesië werd. Zijn geboortestad werd grondig gemoderniseerd: er werden grote pleinen en brede lanen aangelegd, jammer genoeg ten koste van de oude medina, waarvan nu niet veel meer overblijft, behalve enkele steegjes met toeristenwinkeltjes. Een deel van de omwalling van de oude stad werd afgebroken om in 1963 de elegante Moskee Bourguiba op te trekken, in traditionele stijl. De grote gebedsruimte, die tot 1000 mensen kan herbergen, steunt op 86 zuilen van roze marmer. Je bereikt ze via grote poorten van bewerkt hout die het werk zijn van ambachtslui uit Kairouan. De binnenversiering van de moskee is bijzonder verfijnd, maar helaas niet toegankelijk voor niet-moslims. Ten westen van de esplanade rusten de gewezen president en zijn echtgenote in het Bourguibamausoleum. Het is een harmonieus gebouw met een zuilengang, een vergulde koepel en twee minaretten. Het staat aan het uiteinde van de zeebegraafplaats, vol bescheiden witte graven. Achter de begraafplaats vind je het aardige haventje van Monastir, met zomerverblijven, winkelcentrum en restaurants.

Mahdia: een charmante stad met een bewogen verleden

Mahdia is volgens ons het meest pittoreske plekje van dit deel van de Tunesische kust. Haar buitengewone geschiedenis en geografische ligging hebben daar wellicht veel mee te maken. In 912 verliet kalief Obeid Allah El Mahdi de stad Kairouan en ging op zoek naar een plaats voor de hoofdstad van de nieuwe dynastie van de Fatimiden. Die beweerden dat ze afstamden van Fatima, de dochter van de Profeet. El Mahdi vond een smal, rotsachtig schiereiland – een gewezen Fenicische factorij – en wachtte het juiste ogenblik af om zich daar te vestigen. Toen zijn astrologen het sterrenbeeld van de Leeuw, dat symbool staat voor macht, zagen verschijnen, besloot hij Mahdia te stichten en de stad te beschermen met stevige vestingwerken. Op de smalste plaats van het schiereiland liet hij een monumentale poort optrekken, die eventuele indringers de weg moest versperren. Ze wordt Skifa el Kahla genoemd, ‘het sombere portaal’. Achter de poort bevonden zich het paleis van de kalief, zijn fort en zijn naaste medewerkers, maar ook de Grote Moskee en de ateliers van smeden en wevers. Die ambachtslui moesten echter, net zoals de rest van de bevolking na het werk terugkeren naar hun woonsten aan de andere kant van de poort. Mahdia bleef de hoofdstad van de Fatimiden tot 948, toen ze terugkeerden naar de omgeving van Kairouan. Later veroverden ze Egypte, waar ze in 969 hun nieuwe hoofdstad Cairo stichtten.

In Mahdia was de gouden tijd toen voorbij. De stad viel ten prooi aan een opeenvolging van aanvallen en invasies. In de 16de eeuw verwoestten de Spanjaarden de omwalling en de Grote Moskee. Mahdia kwam weer bij haar positieven onder het bestuur van de Ottomanen, die de stad opnieuw bevolkten. Immigranten uit Albanië, Anatolië, Griekenland en Andalusië vermengden zich toen met de plaatselijke bevolking. Omstreeks 1870 kwamen de Sicilianen op sardines vissen ter hoogte van Mahdia. Ze leerden de bevolking vissen met de lamp, een techniek die ook nu nog veel wordt gebruikt. Mahdia is tegenwoordig de belangrijkste vissershaven van Tunesië en een charmant stadje waar niet te veel toeristen komen. De inwoners zijn er nog steeds trots op dat ze afstammen van de Fatimiden. De charme van Mahdia De bezienswaardigheden zijn niet zeer talrijk, maar het stadje is wel zeer charmant en lieflijk. Het is aangenaam verdwalen in de witte steegjes, waar men leeft op het rustige ritme van de Middellandse Zee. Een tochtje langs het strand tot aan Cap Africa biedt je de kans om te genieten van de aanblik van kleurrijke bootjes op het heldere water en van de vissers die geduldig hun netten boeten op de rotsen aan de oever. De Medina strekt zich uit op het smalle schiereiland dat nauwelijks langer is dan een kilometer. Aan de weg die boven de zee uitstijgt, staan traditionele witte huizen waarvan de grote blauwe deuren soms uitkomen op een patio met bloemen en muren die bedekt zijn met tegels van veelkleurige keramiek. Mahdia heeft verscheidene dars, grote, tegenwoordig beschermde verblijven waarvan de mooie plafonds beschilderd zijn met bloemmotieven en de muren versierd zijn met faience of borduurwerk. In de Rue Mohammed-Abdessalem, in de richting van het fort, kun je een bezoek brengen aan de Dar Sghir. Het is een traditioneel ingericht huis aan een centrale patio. De verschillende vertrekken bevatten oude kunstvoorwerpen, meubels en keukengerei. Je kunt er ook een bruidsjurk met zwaar goudborduurwerk bewonderen. Wanneer je het uiteinde van Cap Africa nadert, maken de woningen plaats voor de grote zeebegraafplaats, met tot aan het strand duizenden kleine witte graven.

Al sinds de 16de eeuw laten de inwoners van Mahdia zich begraven op deze vredige plek, met een weids uitzicht op de zee. Een pad leidt naar de eeuwenoude, in de rots uitgegraven Fenicische haven, waar vissersbootjes dobberen op het water. Er blijft maar weinig over van de oude vestingwerken en van de antieke boog van de Zeepoort, die met een grote ijzeren ketting de toegang tot de haven afsloot. Boven de zeebegraafplaats verrijst het massieve silhouet van de vierkante burcht van Borj el Kébir. Die herinnert eraan dat de stad af te rekenen had met buitenlandse indringers. Ze werd aan het einde van de 16de eeuw gebouwd door de Turken. Vanaf haar muren krijg je in een oogopslag een beeld van de stad, de haven, de begraafplaats en de Grote Moskee. Die werd in de jaren 1960 gebouwd naar het grondplan van de Fatimidenmoskee die Obeid Allah el Mahdi in de 10de eeuw liet verrijzen. Gun jezelf enige verpozing op het aangenaamste plekje van de stad en drink een muntthee. Café Sidi Salem heeft namelijk het mooiste terras van de stad, hoog op een rots vlak aan de zee, onder de weg, ongeveer halfweg tussen de moskee en het fort. Vervolgens keren we terug naar de Medina, die je binnenloopt door de enorme stadspoort, de Skifa el Kahla. Ze werd in de 10de eeuw gebouwd door de Fatimiden en maakte deel uit van de omwalling die in de 16de eeuw werd verwoest door de Spanjaarden. Na hun vertrek werd de poort gerestaureerd. Met haar dikte van 10,8 meter had ze de aanvallen trouwens vrij goed doorstaan. In deze donkere doorgang wordt op vrijdag een markt gehouden. Vrouwen verkopen er juwelen en traditionele rijke bruidsjurken die met gouddraad bestikt zijn. De zijde en het goud- en zilverborduurwerk van Mahdia genieten in Tunesië grote faam. Je kunt voorbeelden ervan bewonderen in het kleine Regionaal Museum van Mahdia, vlak naast de poort. De Skifa el Kahla komt uit in de hoofdstraat van de medina, waar je enkele zijdeateliers en de gebruikelijke toeristenwinkeltjes vindt. Het Cairoplein wordt aangenaam beschaduwd door dikke oude bomen die de klanten op het caféterras ’s zomers aangename verkoeling bieden.

Op een hoek staat de kleine Moskee van Haj Mustapha Hamza (18de eeuw), met een aardige achthoekige minaret in Ottomaanse stijl. Mis wat verderop in geen geval de blauwe loggia’s met hun houten traliewerk op de bovenverdiepingen van enkele mooie gebouwen. De badplaats van Mahdia bevindt zich een paar kilometer van de stad. Hopelijk breidt ze niet te veel uit, zodat dit aardige stadje zijn charme en authenticiteit kan bewaren! De schat van Mahdia In 1907 ontdekten sponsvissers voor de kust de lading van een schip dat in 81 v. Chr. zou zijn gezonken. Men is erin geslaagd enkele kunstwerken van onschatbare waarde boven te halen, waaronder enkele zuilen en kapitelen, en marmeren en bronzen beelden. Aangenomen wordt dat het schip auit Athene kwam en dat de kost-bare lading bestemd was voor de versiering van rijke Romeinse villa’s. De meeste kunstwerken zijn overgebracht naar het Bardomuseum in Tunis. Résidence Dar Sidi Aan de weg naar de zee, 5 km ten zuiden van Mahdia, vonden we vlak bij een zandstrand dit charmante hotel met 10 bungalows in traditionele stijl. De originele kamers zijn allemaal anders ingericht. De eigenares heeft oude en ambachtelijke materialen en decoratie-elementen verzameld: faiencetegels, smeedwerk, omlijstingen van beschilderd hout en keramieken kruiken. De tapijten zijn kilims die typisch zijn voor de omgeving van Kairouan. Alle kamers hebben airco en een eigen badkamer. Een van de amusante en originele details: als douchekop worden oude theepotten gebruikt! Alle kamers zijn leuk, maar sommige zijn nauwgezetter ingericht dan andere. Onze voorkeur ging uit naar de turkooizen suite, die geschikt is voor een gezin van 4 personen, en naar de blauwe kamer. In het restaurant staan lage tafeltjes die eruitzien als kindermeubelen. Sommige bungalows bieden uitzicht op een zanderige, nogal wilde tuin die naar het strand leidt. In de zomer kun je eten op het terras naast het minizwembad. Dar Sidi ligt niet in een toeristisch gebied, waardoor het er vrij rustig is, zelfs in het hoogseizoen. Door zijn isolement is deze residentie echter niet geschikt voor een verblijf buiten het seizoen, zeker niet als je geen eigen vervoer hebt, want in de omgeving valt hoegenaamd niets te bezoeken.


Het Romeinse amfitheater van El Jem

De aankomst in dit dorpje heeft een flinke verrassing in petto: aan het einde van de hoofdstraat verrijst een reusachtig Romeins amfitheater, dat vooral bovensporig groot is in vergelijking met de bescheiden huizen die rondom staan. Met zijn lengte van 148 meter, breedte van 122 meter en hoogte van 36 meter is het het grootste nog bestaande Romeinse amfitheater van Noord-Afrika en het derde ter wereld, na het Colosseum in Rome en het amfitheater van Capua. Er konden bijna 30.000 personen in terecht, terwijl El Jem tegenwoordig nauwelijks 10.000 inwoners telt, maar in de 2de en 3de eeuw was Thysdrus een bloeiende stad. Ze dankte haar welvaart aan keizer Hadrianus, die interesse betoonde voor de lucratieve handel in olijfolie en in de omringende vlakte 15.000 hectare met olijfbomen had laten beplanten. Aangezien Thysdrus bovendien aan een belang-rijk wegenknooppunt lag, een veertigtal kilometer van verscheidene belangrijke zeehavens, beschikte het over alle troeven om een belangrijk handelscentrum te worden. Deze rijkdom wekte evenwel ook afgunst en leidde tot de ondergang van Thysdrus. Omstreeks 235 na Chr. legde keizer Maximinus Thrax handelaars torenhoge belastingen op om de lege staatskas te vullen. Die belastingdruk deed grondbezitters en handelaars in opstand komen. In 238 kwamen ze samen in het amfitheater en vermoordden eenvoudigweg de belastingontvanger. Ze kondigden af dat Maximinus was afgezet en riepen in zijn plaats proconsul Gordianus tot keizer uit. De reactie van Maximinus liet niet op zich wachten: hij liet de stad verwoesten en de olijfbomen in brand steken. Later diende het amfitheater nog herhaaldelijk als toevluchtsoord tijdens diverse opstanden, maar El Jem zou nooit meer de glans van Thysdrus kennen. De Arabische verovering betekende de genadeslag voor de stad. Het ellipsvormige amfitheater werd aan het einde van de 2de en het begin van de 3de eeuw gebouwd. De gevel bestaat uit drie verdiepingen met rondbogen. De banken werden gedeeltelijk gerecon-strueerd, want ze waren volledig verdwenen. Eeuwenlang kwamen de inwoners hier immers stenen weghalen als bouwmateriaal voor hun huizen. De 65 meter lange arena is goed bewaard doordat er grond in was verzameld. IJzeren hekken beschermden de notabelen en toeschouwers op de eerste rijen tegen opspringende wilde dieren.

Twee grote poorten aan de uiteinden van de centrale as verleenden toegang tot de arena. Twaalf dienstpoorten kwamen uit op een rondgang. Onder de grond bevonden zich de coulissen. Twee onderaardse gangen, die van buitenaf toegankelijk waren, kruisten elkaar onder de arena en leidden naar de kooien van de wilde dieren. Het midden van de kelders was blootgesteld aan de open lucht, zodat ze werden verlicht en verlucht. Wanneer de spelen begonnen, werd deze opening afgesloten. Met een ingenieus kanalensysteem werd het regenwater opgevangen in grote ondergrondse reservoirs. El Jem heeft ook een klein Archeologisch Museum, aan de rand van de stad, aan de weg naar Sfax. Het bezit zeer mooie mozaïeken die in de omgeving werden teruggevonden. Achter het museum, in het Africahuis, werd een deel van een Romeinse villa gerecon-strueerd. De mooiste stukken uit de opgravingen in El Jem zijn er tentoongesteld. Ook hier zie je opmerkelijke mozaïeken.

Van El Jem naar Kairouan: olijfgaarden in de Sahel

Met ‘Sahel’ wordt hier de vlakte bedoeld ten westen van het kustgebied in Midden-Tunesië. Het is een vlakke en eentonige streek die uit grazige en dorre steppe bestaat. De Romeinen hadden echter reeds begrepen dat ze perfect geschikt is voor olijfplantages. Die zijn intussen nog veel verder uitgebreid, tot 1,5 miljoen hectare. Meer dan een kwart van de Tunesische olijfolie wordt er geproduceerd. De meeste van deze miljoenen olijfbomen werden aangeplant ten tijde van de Franse kolonisatie. De olijven die bestemd zijn voor olie worden in de winter geplukt. De inwoners spannen een doek op de grond, rond de boom, en doen de olijven er met behulp van een soort van kam met lange tanden op vallen. Aan het einde van de dag worden de olijven gescheiden van de afgevallen bladeren en twijgjes, en in grote zakken gestopt die worden verkocht aan de olieslagerijen. Van de olijven gaat niets verloren: de landbouwers nemen de afgevallen bladeren en takken mee om thuis het vuur aan te maken. De Sahel is het terrein van de herders en hun schapen. Ook grote dromedariskudden grazen in deze desolate vlakte. Wanneer je de weg van de kust naar Kairouan volgt, beland je – zodra je de toeristische centra achter je laat – in een rurale omgeving waar nog op de traditionele, manuele manier wordt gewerkt. Het meest courante vervoermiddel is er nog steeds een houten ezelskar. Hier ben je mijlenver verwijderd van het aircocomfort van de badsteden!


Kairouan: kunst- en islamstad

In 670, ten tijde van de Arabische verovering van Afrika, bouwde Oqba Ibn Nafa hier een versterkt kamp, dat als basis zou dienen voor de verdere expansie van de islam naar het westen en een heilige stad zou worden. Hij liet er een paleis en aangrenzend de Grote Moskee bouwen. Daarvoor gebruikte hij bouwmateriaal dat afkomstig was van de talrijke Romeinse ruïnes in de buurt. Vervolgens omgaf hij de stad met een stevige omwalling om ze te beschermen tegen aanvallen van de Berbers. Niettemin vernietigden die in 689 het leger van Oqba en namen de stad in. Onder de dynastie van de Aghlabiden, van 800 tot 973, beleefde Kairouan zijn gouden tijdperk en verspreidde de faam van de stad zich over de hele Arabische wereld. Vanhier veroverde Tarak Ibn Zied Spanje. Kairouan kende niet alleen economische welvaart, maar werd ook een religieus en cultureel centrum. De Aghlabiden lieten talrijke prestigieuze gebouwen optrekken. Om het gebrek aan water op te lossen, lieten ze grote bassins aanleggen die de watervoorziening van de stad ook tijdens droogte moesten verzekeren. Ze verbouwden ook de Grote Moskee. In de 10de eeuw kwamen de Fatimiden aan de macht, maar ze slaagden er niet in zich door de bevolking als machthebbers te laten erkennen. Daarom verlieten ze de hoofdstad en trokken naar Mahdia. Voor Kairouan betekende dit het begin van de ondergang. De stad zou de vele eeuwen van conflicten die erop volgden nooit echt te boven komen. Toch bleef ze de belangrijkste heilige stad van Noord-Afrika en een belangrijk pelgrimsoord. Jamaa Sidi Oqba: de Grote Moskee De Grote Moskee van Kairouan, het eerste islamitische heiligdom in het westen, werd opgericht in 670, enkele jaren later verwoest en meteen weer opgebouwd. Ze werd in de loop der eeuwen herhaaldelijk opgeknapt, verbouwd en verfraaid. De moskee heeft een sobere buitenkant, met massieve muren, en getuigt ook binnen van een sobere elegantie. De grote, trapeziumvormige binnenplaats is betegeld met wit marmer en omgeven door bogen. In het midden zorgt een lichte helling ervoor dat het regenwater naar de ondergrondse reservoirs stroomt. In het marmer zijn kleine hindernisjes aangebracht om het vuil dat door het water wordt meegevoerd tegen te houden. De putranden bestaan uit de sokkels van antieke marmeren zuilen. De touwen waarmee het water wordt geput, hebben in de loop der eeuwen diepe groeven in de stenen uitgesleten. Op een kleine, stralend witte verhoging, kun je op een ingenieuze zonnewijzer het precieze uur van de vijf dagelijkse gebedsstonden aflezen.

Boven de binnenplaats verrijst een 35 meter hoge minaret met drie gekanteelde verdiepingen die ook dienstdeed als wachttoren. Bovenaan is een koepel aangebracht. De minaret dateert waarschijnlijk van de 8ste eeuw. De dorpels boven de deuren onder aan de toren zijn antieke friezen. Je ziet op sommige stenen trouwens nog Latijnse inscripties. Het zijn slechts enkele voorbeelden van het hergebruik van Romeins bouwmateriaal in Kairouan. Aan de zuidkant van de binnenplaats, onder de bogen, verlenen prachtige grote deuren van bewerkt Syrisch hout toegang tot de gebedsruimte. Je mag er niet in, maar door de deuropening krijg je een duidelijk beeld van de vele marmeren, granieten en porfieren zuilen die de rondbogen van de 17 beuken ondersteunen. Ze zijn allemaal verschillend en afkomstig van Romeinse en Byzantijnse monumenten. Op het antieke kapiteel van elke zuil is een plaat van olijfhout aangebracht om trillingen te absorberen. De hoofdbeuk, die wordt verlicht door een reeks indrukwekkende luchters, leidt naar de Mihrab, de nis die de richting van Mekka aangeeft en versierd is met panelen van geciseleerd marmer. De Minbar, de preekstoel van bewerkt hout naast de Mihrab, is het oudste exemplaar van de islamitische wereld (9de eeuw). De Grote Moskee is voor niet-moslims alleen toegankelijk van 8 tot 14 u (op vrijdag, de gebedsdag, tot 12 u). De Bassins van de Aghlabiden Deze ovale openluchtreservoirs werden in de 9de eeuw aangelegd door de eerste dynastie van Kairouan. Ze werden gevoed door een 35 km lang aquaduct en voorzagen de stad van water. Van de oor-spronkelijke vijftien bassins blijven er nog slechts twee over. Het kleinste was een bezinkbak. In het midden van het grote bassin kwam de emir uitblazen op een klein paviljoen waarvan alleen nog het stenen voetstuk overblijft. Een overzicht van de twee reservoirs krijg je vanaf het terras van het infokantoor. De Zaouia van Sidi Sahab: de Moskee van de Barbier Kairouan heeft drie Zaouia’s of mausolea waar heilige mannen rusten. Het mooiste is ongetwijfeld de Zaouia van Sidi Sahab, een van de gezellen van Mohammed. Die Abou Zama el Balaoui had altijd drie haren van de baard van zijn vriend de Profeet bij zich, wat hem de bijnaam van ‘Barbier’ opleverde. Sidi Sahab kwam in 642 om tijdens een veldslag een paar kilometer van Kairouan. Zijn lichaam werd op deze rustige, charmante plek begraven, al dateert de moskee pas van de 17de eeuw. Het mausoleum omvat een opeenvolging van binnenplaatsen en patio’s met een mooie versiering van keramiektegels met verfijnde motieven en fijn bewerkte stucpanelen. Je komt er via een vierkante binnenplaats waarboven de minaret uitsteekt. Het gebouw herbergt een medersa, een koranschool waarvan de patio omgeven is door bogen met een mooie afwisseling van witte en zwarte banden. De ruimte waar de heilige rust, is alleen toegankelijk voor moslims, maar de binnenplaats is best charmant. Als je nog wat tijd overhebt, kun je nog twee zaouia’s bezoeken: de Zaouia Sidi Abid el Ghariani (14de eeuw) en de Zaouia Sidi Amor Abbada (19de eeuw).

Bir Barouta Bir betekent ‘put’. Deze put dateert van de 18de eeuw en bevindt zich op de eerste verdieping van een op het eerste gezicht banaal huis. Boven aan de trap zie je evenwel een noria (emmerladder) die wordt aangedreven door een dromedaris. Het grote dier dat in deze kleine ruimte staat, loopt rondjes en brengt zo een houten rad in beweging dat kruiken gevuld met water naar boven brengt. De traditie wil dat bezoekers een slok van dit ‘wijwater’ drinken. Volgens de overlevering staat de put immers in verbinding met het heilige water van Mekka. Ernaast kun je in een vrij pittoreske moorse kroeg een glaasje thee drinken voordat je naar de handelaars van deze wijk trekt. Er zijn namelijk een hele reeks toeristenwinkeltjes in de buurt! Ook de soeks zijn niet veraf. De soeks De meeste soeks van Kairouan zijn zeer oud: ze dateren van de 17de en 18de eeuw. De verschillende ambachten zijn er gegroepeerd per wijk, in een doolhof van smalle steegjes waar je het beste lukraak rondloopt. Je ziet de ambachtslui aan het werk in hun piepkleine winkeltjes en kunt er alle typische geuren en technieken in je opnemen die hier al generaties lang worden doorgegeven, maar die in onze geïndustrialiseerde wereld allang in onbruik zijn geraakt. Je komt voorbij de soek van de schoenmakers, die van de kleermakers, de wevers, de wol- en stofhandelaars, de parfumeurs, de leerbewerkers en de tapijtverkopers. Achter de bescheiden gevels gaan soms echte paleizen van duizend-en-een-nacht schuil met prachtige tentoonstellingszalen van rijke tapijtverkopers. De tapijten van Kairouan Ze waren reeds vermaard in de 9de eeuw en zijn inderdaad zeer mooi. In die tijd betaalden de Aghlabiden een deel van hun jaarlijkse belastingen aan Bagdad in de vorm van tapijten. Deze gesofisticeerde kunstvorm wordt van moeder op dochter doorgegeven. Ze bevestigen wol op een verticaal weefgetouw op gespannen katoen. De kwaliteit van een tapijt wordt bepaald door het aantal steken per vierkante meter en door de geometrische perfectie van de motieven. Het ONAT (Office National de l’Artisanat Tunesien) evalueert en controleert de kwaliteit van de tapijten en reikt een officieel label uit voor elk exemplaar dat aan de normen beantwoordt. De mergoum of kilim, het kortpolige geborduurde tapijt, is het oudste, dat al sinds vele eeuwen in Kairouan wordt geproduceerd. De repetitieve geometrische motieven worden vervaardigd in een eindeloze variatie van tinten, met rood als dominante kleur. De techniek van de geknoopte Gördes-tapijten werd in de 19de eeuw ingevoerd uit Turkije. In Kairouan heten de geknoopte tapijten zerbia. De rode, blauwe en groene bloemmotieven ervan zijn oosters geïnspireerd. In het begin van de 20ste eeuw kwam daarbij nog de alloucha. Het is eveneens een geknoopt tapijt, maar in natuurlijke woltinten, van ecru tot zwart via alle varianten van bruin en beige.

Andere bezoeken

• Centre des Traditions et des Métiers d’Art

Dit centrum bevindt zich vlak bij Bir Barouta en omvat ateliers van alle ambachten. Je ziet er ambachtslui aan het werk en kunt tentoonstellingen bezoeken.

• Musée du Tapis (Avenue Ali Zouaoui)

In de verschillende zalen van dit museum zijn zowel oude tapijten als hedendaagse creaties te bewonderen. Je verneemt er alles over deze fascinerende kunst. Als je overweegt een tapijt te kopen, moet je zeker een bezoekje brengen aan dit museum!

•Hotel La Kasbah

Als je graag in het middeleeuwse centrum van de stad logeert, wordt een overnachting in dit prachtige hotel het hoogtepunt van je bezoek aan Kairouan. Het is ingericht binnen de muren van de oude kasbah (citadel) van Kairouan, in een beschermd gebouw vlak bij de Grote Moskee. Dit oude fort is ingrijpend gerestaureerd en het resultaat mag zeer geslaagd worden genoemd. De kamers werden ingericht met traditionele materialen: houtwerk, keramiektegels en mergoums. In het midden van de binnenplaats, die prachtig is onder de heldere sterrenhemel, bevindt zich een zwembad. Oude gewelfde ruimten werden sober gerestaureerd, met blote stenen muren. Er werden een restaurant, een moors café, een hamam en vergaderzalen in ondergebracht. Een minpuntje: de restaurantruimte, met uitzicht op het zwembad, ontbeert karakter en is in verhouding met de mooie omgeving nogal banaal ingericht. Zo zouden ook de grote neplederen fauteuils in de hall misschien beter worden vervangen door traditioneel meubilair.

SOUSSE

Deze grote stad, de derde van het land na Tunis en Sfax, werd in de 9de eeuw v. Chr. gesticht door de Feniciërs. Ze heette toen Hadrumetum. De stad bleef drie eeuwen lang onafhankelijk en kwam daarna onder controle van Carthago, die haar meesleurde in de Punische oorlogen. Na de val van Carthago maakte keizer Trajanus er in de 2de eeuw na Chr. een Romeinse kolonie van. Hadrumetum werd in het keizerrijk een welvarende stad met rijke monumenten. Daarvan blijft nu nauwelijks nog iets over, omdat de bouwstenen later werden gebruikt voor andere doel-einden. De stad werd ook een belangrijk christelijk centrum. Na de verovering door de Vandalen kwam er vanaf 535, onder Byzantijns gezag, opnieuw vrede en welvaart. De stad werd herdoopt tot Justinianopolis en bood twee maanden lang weerstand tegen de Arabische veroveraars onder leiding van Oqba Ibn Nafa, die uit weerwraak het grootste gedeelte van de stad verwoestte. Haar huidige naam dankt ze aan de Arabieren. Onder de dynastie van de Aghlabiden was Sousse de zeehaven van Kairouan en opnieuw een belangrijk handelscentrum. Dat betekende echter niet het einde van haar bewogen geschiedenis: Sousse werd achtereenvolgens belegerd door de Siciliaanse Noormannen in de 12de eeuw, de Spanjaarden in de 16de, de Fransen in de 18de en ten slotte de geallieerden in de Tweede Wereldoorlog. De moderne stad ontwikkelde zich onder het Franse protectoraat.

De Medina: klein maar interessant

De oude stad beschikt nog steeds over haar stadswallen, die werden opgetrokken in 859 en gerestaureerd in 1205. De bombardementen van 1943 veroorzaakten een bres op de plaats waar de Zeepoort (Bab el Bahar) stond. Ten tijde van de Aghlabiden konden schepen door deze poort naar de binnenhaven varen, die zich tussen de Ribat en de Grote Moskee bevond. De medina van Sousse ligt tegen een heuvel aan en is bijzonder goed bewaard. Het is er heel aangenaam wandelen door de steile steegjes, stralend wit in de zon. Als je je eventjes verwijdert van de tourist trap-winkeltjes, beland je in de sfeer van het echte Tunesië. Door de halfopen deuren en blauwe luiken vang je flarden van gesprekken op en ruik je de typische kruiden van de mediterrane keuken. Je krijgt meteen zin om bij te schuiven…

De Grote Moskee

Ze werd in 851 gesticht door Aghlabidenemir Abou Abbas. Met haar gekanteelde muren ziet ze er meer uit als een burcht dan als een moskee. De binnenplaats is van een mooie eenvoud. De moskee heeft geen minaret, wat kenmerkend was voor de eerste islamitische tempels, die werden gebouwd naar het voorbeeld van het gebedshuis van de Profeet. De twee grote, ronde torens versterken daarentegen nog de gelijkenis met een fort. De gebedsruimte, die verboden terrein is voor toeristen, omvat twee reeksen van drie gewelfde traveeën. De eerste is oorspronkelijk, de tweede werd in de 11de eeuw toegevoegd. Aan de andere kant van het gezellige grote plein, waar een fontein verkoeling brengt, zie je het hoge silhouet van de Ribat.

De Ribat

De Ribat van Sousse is nog een zeer mooi voorbeeld Arabisch-islamitische architectuur. Hij werd bewaakt door mourabitouns, monniksoldaten die de kust in het oog hielden, reizigers onderdak boden en religieuze teksten onderwezen. Deze grote vierkante burcht, met zijden van 40 meter, dateert van de 8ste eeuw. De toegangspoort is interessant vanwege de Romeinse zuilen en kapitelen die erin werden verwerkt. De cellen van de monniken bevonden zich rond de binnenplaats, op de gelijkvloerse en eerste verdieping. Op iedere hoek van de Ribat staat een ronde toren. Vanaf de nador, de wachttoren, heb je een mooi uitzicht op de medina en de haven. Dar Essid Via de weg naar de noordelijke omwalling kom je bij een grote traditionele burgerwoning uit de 15de eeuw. Ze werd omgevormd tot museum en is echt een bezoekje waard. Alle vertrekken van dit huis met grillige architectuur zijn versierd met gebruiksvoorwerpen en oud meubilair. Een kleine hall brengt je naar de patio, die versierd is met veelkleurige faiences en waarop drie kamers uitkomen: links de kamer van de tweede echtgenote, rechts de kamer van de eerste echtgenote en in het midden de kamer van de kinderen die ouder waren dan 10 jaar (de jongere kinderen sliepen in de kamer van hun moeder). De kamers en alkoven vertonen diverse leuke details, zoals de huwelijkscontracten die aan de muur hangen en de aardige olielamp in een vitrine naast het bed in de rechterkamer. Een trap leidt naar de eveneens interessante keukens. Het terras op de bovenverdieping biedt je een uitzicht op de lagergelegen medina.

De Kasbah en het Archeologisch Museum

Van de kasbah blijft alleen de Kahleftoren (859) over, vanwaar je een weids uitzicht hebt op de stad, de kust en de zee, maar het museum zelf is zeker een bezoek waard. Het is een aangenaam gebouw, met bloemrijke patio’s tussen de zalen en vooral een opmerkelijke collectie Romeinse mozaïeken. Sommige zijn uiterst verfijnd. Je moet je inbeelden dat de kunstenaars omgekeerd te werk gingen: de kant van het mozaïek die zichtbaar zou zijn wanneer het werk eenmaal was voltooid, was tijdens het uitvoeren naar beneden gericht. Grote kunst! Sommige mozaïeksteentjes zijn kleiner dan 1 centimeter. Enkele van de mooiste stukken van het museum vind je in de eerste patio: het portret van de god Oceanus, waarop de kunstenaar het met schaaldieren gevulde haar van de god en het uit zijn mond stromende water zeer realistisch heeft weergegeven. Deze mozaïek sierde het bad van een Romeinse villa in Hadrumetum.

De grote zaal links van de patio bevat enkele meesterwerken:

• de Triomf van Bacchus, met de nog jonge god op zijn door vier tijgerinnen getrokken wagen;

• taferelen over de verschillende vistechnieken; de vissen zijn zo nauwkeurig afgebeeld dat verschillende soorten kunnen worden geïdentificeerd;

• een tafereel met acteurs die een komedie opvoeren. In een zaal achter de tweede tuin zie je op de vloer een T-vormige tafel met daarop verschillende gerechten. Ze is afkomstig uit een triclinium (eetkamer). Op de zijkant zijn de overblijfselen van een maaltijd afgebeeld: die waren bestemd voor de zielen van de doden. Aan de muur van een aangrenzende zaal zie je een groot verticaal mozaïek dat de seizoenen en de maanden voorstelt. Dit bijzonder mooie museum bevat ook nog andere kunstvoorwerpen, beelden, keramiek en aardewerk.


Port El Kantaoui

Port El Kantaoui ligt 6 km ten noorden van Sousse en is het eerste toeristencomplex van Tunesië. Het werd in 1977 aangelegd rond een grote jachthaven. De architectuur is geïnspireerd door de stijl van de traditionele woningen. Er zijn verschillende verblijfsmogelijkheden: hotels, apparthotels, studio’s en appartementen. Aan de kaden beconcurreren winkels, bars en restaurants elkaar. Vanuit esthetisch oogpunt is het geheel behoorlijk geslaagd, maar je moet wel een liefhebber zijn van dit soort van volledig kunstmatige ‘toeristendorpen’ en jachthavens. Het is in ieder geval een halte waard, al was het maar om het eens gezien te hebben of om aan de haven heerlijk verse vis te eten.

Laatst aangepast op donderdag, 01 april 2010 08:04